1 Inleiding (werkgroep 1)
Vraag 1.1
Leg uit wat met de volgende stellingen wordt bedoeld:
a. De omzetbelasting is een algemene, indirecte verbruiksbelasting.
BTW wordt geheven over consumptie/verbruik. Het is algemeen omdat het alle bestedingen
(consumpties) belast. Het heft over alle consumenten evenveel en heeft daarom algemene
aard. Het is indirect omdat de laatste ondernemer in de schakel de btw int voor de fiscus. De
laatste verbruiker wordt dus indirect belast.
b. De omzetbelasting is een indirecte belasting in economische zin.
Het is indirect, omdat het geheven wordt bij de presterende partij en niet de consument zelf.
Ook al voelt/betaalt deze wel de belastingdruk in economische zin.
c. Ook na het opheffen van de grenscontroles in 1993 zijn fiscale grenzen blijven
bestaan.
Ja, de buitengrenzen van de EU/Douane-grondgebied bestaat gewoon nog. Anders zouden
bijvoorbeeld Chinese goederen zonder btw op de EU-markt kunnen komen. Ook binnen de
EU zijn fiscale landgrenzen voor de btw nog zichtbaar. Ter voorbeeld: een brood gekocht
door een Duitser in Arnhem wordt nou eenmaal door Nederland wordt belast. Nederland
heeft dus een fiscale grens met Duitsland.
d. Het BTW-systeem versluiert de belastingdruk.
Ja, want de btw treedt pas op bij bestedingen van netto-vermogen (waarover dus al een
andere belasting is afgedragen).
e. De BTW is een complementaire belasting ten opzichte van de IB.
Ja, de btw vult de IB inderdaad aan. De btw is weliswaar een vlak-taks maar treft sterkere
schouders nominaal (niet relatief) gezien meer, omdat deze nou eenmaal meer besteden en
dús meer btw betalen. De vermogensherverdeling wordt door btw dus verder aangevuld.
f. De BTW dient intern en extern neutraal te zijn.
Laat er geen misverstand over intern en extern bestaan. Het zijn niet elkaars tegenpolen ook
al lijkt dat door de terminologie.
Intern betekent in de btw dat soortgelijke prestaties hetzelfde behandeld moeten
worden. Een fiscaal neutraliteitsbeginsel dus.
Extern betekent dat inkomende én uitgaande grensoverschrijdende handelingen
dezelfde belastingdruk moeten voelen als die op plaats van bestemming heerst.
o Dat kan dus heffing betekenen op inkomende prestaties, omdat een lokale
producent anders benadeeld wordt van een Chinees of een Duitser.
o Spiegelbeeldig betekent het ontlasting van heffing naar bestemmingen waar
geen EU-btw bestaat. Een Italiaans modehuis kan niet concurreren met een
Amerikaans modehuis in New York als alle Italiaanse goederen bij het verlaten
nog btw-belast zijn.
,g. De huidige BTW kent een subtractieve methode via de aftrek van voorbelasting,
en niet via een systeem van aftrek van vooromzet.
Voorbelasting kan in bepaalde gevallen inderdaad worden afgetrokken en dat heeft niks met
de economische term omzet te maken. De naam omzetbelasting is dan ook ongelukkig
gekozen, omdat het dus om Bruto-Waarde-Toevoeging gaat. Niet om omzetten.
Vraag 1.2
De Wet OB dient richtlijnconform te worden uitgelegd. Hoe dient dit te geschieden volgens
het Hof van Justitie EU?
Nationale wetten moeten geïnterpreteerd worden aan de hand van richtlijnen.
Implementatie is dus benodigd (tenzij de regel toevallig al bestond in nationaal recht).
Onderdanen kunnen namelijk rechten ontlenen aan Richtlijnen (tenzij sprake is van een ‘kan-
bepaling’. Dan is een lidstaat namelijk vrij om iets in de wet te verwerken.)
Inroepen van strijdigheid kan wel pas indien:
A. Uitvoeringstermijn is verlopen
B. Niet, niet-tijdig, niet correct in nationaal recht geïmplementeerd.
C. Bepaling uit richtlijn voldoende nauwkeurig én onvoorwaardelijk is.
Wat kan de rechter doen in geval van twijfel?
Rechters kunnen prejudiciële vragen stellen. De HR is zelfs verplicht tot het stellen van die
vragen. Dit behoudens acte claire (geen twijfel) of acte eclairé (al een keer uitgelegd).
Wat wordt verstaan onder het ‘kameleoneffect’?
Het kameleon-effect houdt in dat nationale bepalingen die op een richtlijn zijn gebaseerd, de
kleur aannemen van de onderliggende richtlijnbepaling. Richtlijn conforme interpretatie dus,
wat daar het doel was bijvoorbeeld (teleologische interpretatie) of in geval dat niet duidelijk
is de taalkundige uitleg (gewoon kijken wat de definitie in de taal is van een norm).
Kunnen particulieren c.q. ondernemers zich rechtstreeks op de richtlijnbepalingen?
Inroepen van strijdigheid kan indien:
Bepaling uit richtlijn voldoende nauwkeurig én onvoorwaardelijk is.
Kunnen onderdanen zich beroepen in geval van strijd tussen richtlijn en wet?
Ja indien:
Uitvoeringstermijn is verlopen
Niet, niet-tijdig, niet correct in nationaal recht geïmplementeerd.
Vraag 1.3
Beschrijf de gevolgen voor het aftrekrecht wanneer de ondernemer
a. prestaties verricht die belast zijn met 21% BTW;
Vooraftrek inkomende kosten (want hij verricht belaste uitgaande prestaties), afdracht btw
op uitgaande kosten.
b. prestaties verricht die belast zijn met 9% BTW;
Zelfde als bij A, maar dan met 9%.
,c. prestaties verricht die vrijgesteld zijn;
Geen recht op vooraftrek o.g.v. artikel 15 lid 1 laatse slotzin (onhandig plek in het artikel,
goed kijken in je WB).
d. niet direct prestaties verricht (bijvoorbeeld secretariële kosten, de verwarming
van een leegstaand gebouw).
Ja, zolang het maar:
een zakelijk belang dient,
én in rechtstreeks verband hiermee staat. Deze eisen komen uit HvJ Midland.
Dat zijn echt twee vereisten die je elke keer moet nalopen als je btw over inkomende kosten
wilt aftrekken. Vaak worden er via Besluiten van de Staatssecretaris uitzonderingen gemaakt
of in de jurisprudentie.
Zo zag HR Stookkosten op het toestaan van aftrek over verwarming leegstaand
gebouw terwijl leegstand dus helemaal geen activiteit is die de staatskas btw
oplevert.
Vraag 1.4
Zie schema in werkboek.
a. Wat is het gevolg van de introductie van een verlaagd tarief van 5% voor pulp?
Dat de volgende schakel dus minder btw betaalt aan Pulp, maar ook minder aftrek. In feite
dus niks.
b.Wat is het gevolg indien de levering van pulp wordt vrijgesteld?
Dan mag Pulp dus zijn voorbelasting niet aftrekken (immers artikel 15 lid 1). Deze zal Pulp
dus verdisconteren (verrekenen) in zijn prijs. Dat betekent dat Pulps afnemer een koopsom
betaalt aan Pulp waarin de btw over de voorkosten van Pulp in zitten. Pulp kon deze btw
immers niet aftrekken omdat Pulp vrijgestelde ondernemer is en die mogen dus niet voor-
aftrekken. Zodoende treedt een cascade-effect op (belastingheffing over belastingheffing).
Vrijstelling is alleen prettig voor de laatste schakel die niet kan aftrekken.
Vraag 1.5
Artikel 2 van de BTW- richtlijn bepaalt welke handelingen aan BTW zijn
onderworpen, zie de tekst.
a) Wie is volgens u belastingplichtige?
• Een Universitair medewerker
Loondienst, dus geen ondernemer. HvJ Ayuntamiento Sevilla
• De Universiteit
Belastingplichtige, maar wel vrijgesteld voor bepaalde activiteiten. Met betrekking tot
onderwijs werkzaamheden vrijgesteld, met betrekking tot commerciële activiteiten gewoon
ondernemer. Belastingplichtigen moet je kwalificeren via artikel 7 OB.
• Een popgroep
Belastingplichtige, ze verrichten economische activiteiten (namelijk concerten e.d. geven).
Artikel 7 OB.
• Ieder lid van een popgroep
Nee, want je ziet het samenwerkingsverband (de groep) als de ondernemer. Ze treden
namelijk naar buiten op als één geheel. HR Samenwerkende slagers.
• Iedere vestiging van de ABN/AMRO
Ze zijn niet zelfstandig dus nee.
, b) Wat is volgens u een levering, wat een dienst?
• De vervaardiging van een portret in opdracht
In opdracht is het een dienst volgens tabel I onderdeel B-16 van de wet OB. Het woord
oplevering dat daar is gebruikt, impliceert namelijk een vervaardiging van een nieuw goed in
opdracht. Als het niet in opdracht is, is het gewoon een levering alsof je een schilderij bij de
HEMA koopt.
• McDonalds verkoopt U een hamburger
Levering van een goed ja. Fastfoodketens zijn toegestaan als leveranciers van eten.
Restaurants e.d. zijn expliciet als dienstverrichters aangemerkt, zie daarvoor tabel I!
• Een drie sterren restaurant serveert u een vijfgangen diner
Een combinatie van prestaties die samen als dienst wordt gezien. Eten zelf is een van de
prestaties, maar het zijn er veel meer (bediening, tafel, schoonmaak, kok, etc). Daarnaast is
het verstrekken van eten in een restaurant dus als dienst aangemerkt in tabel I!
• De Universiteit verzorgt onderwijs, tijdens het college wordt een syllabus uitgereikt
c) Wat is volgens u onder bezwarende titel?
Bezwarende titel kent 4 elementen. Vergoeding, verband, bedongen en verbruik.
• U betaalt collegegeld
Vergoeding; ja
Verband tussen prestatie en vergoeding; ja
Bedongen; ja
Verbruik; ja afname diensten
• U ruilt een oude auto in tegen een andere tweedehands auto met bijbetaling van €
1000.
Vergoeding; ja, zowel de objectieve 1000 euro alsook de waarde die jij subjectief nog hecht
aan de oude auto. Dit bij elkaar is de vergoeding (maatstaf van heffing voor btw). Normaal is
de maatstaf van heffing objectief, maar soms dus ook objectief.
Verband; ja
Bedongen; ja
Verbruik; ja
d) Wat is volgens u handelend als zodanig?
Ondernemerschap kent 3 kenmerken: ieder, zelfstandig, economische activiteit.
• De universiteit exploiteert een kantine
Ieder; ja; Universiteit is iets
Zelfstandig; ja;
EA; ja
• De kruidenier om de hoek verhuist naar Frankrijk en biedt zijn huisraad te koop aan
zijn (spoedig voormalige) cliëntèle.
Ieder; ja
Zelfstandig; ja
EA; indien zakelijke huisraad; ja