Aantekeningen Bestuur, Politiek en Samenleving (BPS)
HOORCOLLEGE 1 l Introductie & Kernbegrippen
Bestuur, politiek en samenleving zijn los van elkaar niet denkbaar en ze beïnvloeden
elkaar wederzijds.
- Je kunt openbaar bestuur en organisatie als
Bestuurs- & Organisatiewetenschapper niet begrijpen zonder naar de politieke
omgeving, de politieke context (ook internationaal) en de samenleving te kijken.
- Je kunt de politiek als Politicoloog niet begrijpen, zonder iets hebben opgestoken
van de achtergrond van het bestuur, het openbaar bestuur en de bestuurskunde.
→ ‘The quality of governance and the governance of quality’
Informatie over BPS →
Docenten:
- Leo Huberts
- Paul Pennings
Gastdocent(en):
- Max van den Berg
Studies BPS:
● Bachelor B&O
● Bachelor Politicologie
● Onderdeel van de opleiding voor rijksrechercheurs
Literatuur:
- Van Praag, P. Politicologie en de veranderende politiek.
- Bovens, M. Openbaar bestuur, beleid en politiek. → (m.u.v. H5 & H6)
- (Aanvullende literatuur via Canvas)
Thema’s
- Politiek
- Bestuur en beleid
- Theorieën en methodes
Tentamens
- T1 = 17 december 2018, 12.00-14.45 Tentamenhal (niet digitaal) →
Schriftelijk tentamen: 30 MC vragen (70%) en 2 open vragen (30%)
- T2 (Herkansing) = 11 februari 2019
Proces van politieke besluitvorming:
- Input: Burgers, belangengroepen
1
, - Throughput (doorvoer) → wat is de manier waarop de eisen worden vertaald naar
politieke besluitvorming: Politiek, conflict, macht, machtsbronnen, media.
- Output: Bestuur / besturen / governance, besluitvorming, betrokkenheid publiek en
privaat.
David Easton l Systeemtheorie: alle interacties (P) die leiden tot een gezaghebbende (B)
toedeling van waarden in een samenleving (S)
↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓
Inputs → (demands, support) → a political system → (decisions or policies) → Outputs →
feedback weer terug naar de Inputs → Inputs l etc.
Om dit proces heen is de ‘environment’
Definitie politiek:
- Smal = Haagse politiek: proces waarin bindende besluiten worden t.a.v. de
samenleving (bijv. het kabinetsbesluit)
- Breed = Alledaagse politiek: de manier waarop in de maatschappij macht de
verhoudingen tussen mensen bepaalt.
Macht en invloed:
- Macht = opties bepalen: het vermogen om alternatieven van andere actoren vast te
leggen of te veranderen.
- Invloed = opties benutten: het bepalen van het gedrag binnen een bestaand
samenstel van alternatieven.
→ Het gaat om de manier waarop opties worden vastgelegd en de manier waarop burgers
uit deze opties kunnen kiezen.
Kenmerken van macht
1. Relationeel
2. Gebaseerd op machtsbronnen
3. Afhankelijk van de specifieke context
4. Macht is relatief (niet totaal: het laat ‘opties’ open) → (vP 18-20)
Macht: 3 dimensies van onderzoek / ‘The faces of power’ controversy
- Wie besluit welke voorkeuren/belangen winnen → ( = smal): formeel → zichtbaar
- Wie bepaalt welke belangen/voorkeuren wel/niet op de politieke agenda komen
(agendabouw, non-decisions) → ( = breder): formeel + informeel → zichtbaar en
onzichtbaar l kijken naar wie erin slaagt om zaken buiten de politieke agenda te
houden → heeft ook macht.
- Wie besluit, agendeert of beïnvloedt voorkeuren → ( = breedst): formeel + informeel
+ ‘civil society’ (the public sphere) → onzichtbaar; ‘largely invisible’ l VB: social media
die invloed uitoefenen op politieke voorkeuren.
2
,Wie heeft de macht?: Elitisme versus Pluralisme →
- Elitisme: een samenhangende of eensgezinde machtselite domineert de
maatschappij (Mills, Hunter).
- Pluralisme: de elite is niet uniform maar pluriform (competitief) zodat er geen sprake
is van één heersende klasse of machtselite
Kritiek Lukes: onderzoek beperkt zich enkel tot de zichtbare macht → past bij de eerste
dimensie van macht.
→ Tegenwoordig l neo-pluralisme: probeert beide visies met elkaar te betrekken.
Politiek en macht zijn ook relevant voor het (openbaar) bestuur.
Politiek en bestuur; Bovens H1
● Politiek (smal) = proces waarin bindende besluiten worden genomen t.a.v. de
samenleving, collectiviteit.
● Besturen = richting geven, een koers uitzetten, het tot stand brengen (voorbereiden
en nemen) en uitvoeren van beslissingen. (B 19)
● Openbaar bestuur = het besturen van en voor (grote delen van) de samenleving,
met een bindend karakter voor leden van de samenleving op een grondgebied (B 19)
Samenvattend:
- Besturen = richting geven, met name het totstandbrengen (voorbereiden en nemen)
en uitvoeren van beslissingen → 3 elementen l zowel voorbereiden, nemen en
uitvoeren.
- Openbaar bestuur = het geheel van organisaties en activiteiten die gericht zijn op
de besturing van de maatschappij (B 19)
Van government naar governance
Openbaar bestuur: voor publieke organisaties of semi-publieke organisaties.
Politiek = gezaghebbende toedeling van waarden.
Wie zijn er verantwoordelijk voor het aanpakken, agenderen, oppakken, beleid
ontwikkelen, beslissingen nemen en het uitvoeren van beslissingen?
↓ ↓ ↓
Governance = verbreding van de publieke organisaties naar andere organisaties die
verantwoordelijk zijn voor het aanpakken en oppakken van maatschappelijke vraagstukken.
Dus, beter omschreven, governance = vorm van openbaar bestuur waarin groot aantal
overheidsactoren, maatschappelijke organisaties en private partijen betrokken zijn bij beleid
en dienstverlening (B 39-43)
Openbaar bestuur:
- Beperkt = publieke organisaties
- Ruim = organisaties/activiteiten met publieke taken
3
,Betrokkenen bij het openbaar bestuur:
● De staat: met de overheid (politici en ambtenaren) en zelfstandige publieke
organisaties
● Het (maatschappelijke) middenveld: maatschappelijke organisaties
● De markt: het bedrijfsleven.
HOORCOLLEGE 2 l Naties en Staten
Van Praag l Hoofdstuk 3: Naties, Nationalisme en Natiestaat
Collectieve identiteiten: Waarom relevant?
Wat hebben Trump, Brexit, Erdogan, SP en Wilders te maken met ‘nationalisme’? → (vP 59)
(Collectieve identiteit als bindmiddel?) → Doorkuisende identiteiten
→ Wat gebeurt er bij doorkruisende identiteiten? voorbeelden? (vP 61)
Doorkuisende identiteit l staat haaks op het idee dat er één collectieve Nederlandse identiteit
zou zijn
Collectieve identietien van politicologische relevantie, want:
- Motiveren politiek gedrag (zoals stemkeuze)
- Voeden politieke conflicten (of juist niet…)
- Geeft de basis voor collectieve actie en legitimiteit
- Kritieken
Als wetenschappelijke definitie is collectieve identieit een lastig/omstreden begrip.
Twee visies van de natie: Essentialisme VS Constructivisme:
- Essentialisme (etnisch natiebegrip: natuurlijk, statisch gegeven) → KRITIEK l Natie
verandert
- Het hoort van oorsrong bij de nederlandse natie dat wij zo handelen’’ (kijken naar het
verleden)
- Constructivisme (burgerlijk natiebegrip: dynamische constructie) KRITIEK l
Geboorteland doet er wel toe.
Constructivisme = dominante benadering
Maar: naties zijn ‘vanzelfsprekend’ de ‘natuurlijke’ bezitter van politieke macht. Dat is het
succes van de natie → Thomas-theorema
Definitie nationalisme: streven naar nationale zelfbeschikking.
Begon als emanciperende beweging tegen de absolute monarchie (denk aan rechten van
burgers)
Heden → grote diversiteit aan nationalistische ideologieën (bijv: liberaal VS postnationaal)
Strijdige interpretaties van ‘Nationalisme’
- Modernistisch: Naties zijn product van moderniteit (nationale eenwording) zonder
premoderne wortels
4
, - Etnosymbolisch: Naties bouwen voort op vroegere gemeenschappen
→ Ophef over VOC (Balkenende)
Definities l De natiestaat, Staat en Natie
Staats- en natievorming: 2 patronen
- Top-down (burgerlijk, staatsgeleid) → NL, FR, DU
- Bottom-up (etnisch, staatszoekend, revolutionair) in multinationale staten → OH,
tsar. RUSL, Ottomaanse rijk
Bottom-up landen hebben moeite met zich open stellen voor migranten omdat ze moeite
hebben met hun eigen groep die ooit zo gevormd is → daarentegen is het bij Top-Down
landen heel anders.
→ Natievorming wordt staatsactiviteit
NATIE is een volk dat geschiedenis, cultuur, taal en tradities deelt.
→ Echter: diversiteit is de regel. Het ontstaan van staten staat meestal los van een gedeelde
geschiedenis.
→ Een natie is door de staat opgebouwd pas na de staatsvorming.
Natievorming is mislukt: Catalonië, België (Vlaanderen & Wallonië)
Goed voor stabiliteit van staten wanneer ze het natievormingsproces goed laten verlopen,
anders snel spanningen en fricties.
Staten hebben moeite om de natiestaat overeind te houden, redenen zijn:
- Vanuit staatssoevereiniteit: globalisering, vrijhandel, EU.
- Vanuit natiebegrip: migratie leidt tot diversicatie (VB l migratiestaten). Tevens (als
tegenreactie) patriottisme en polarisatie.
→ polarisatie = 2 groepen die lijnrecht tegenover elkaar komen te staan’.
Van Praag l Hoofdstuk 4: De verzorgingsstaat
Wat is een verzorgingsstaat?
1. De garantie van een inkomen, ook in het geval van ziekte, werkloosheid,
arbeidsongeschiktheid, ouderdom (sociale rechten)
2. Het verschaffen van voorzieningen, zoals huisvesting, onderwijs en
gezondheidszorg (sociale uitgaven)
Early modern state → Capitalist state → Welfare state
De staat: ontwikkeling
Permanente discussie tussen 3 verschillende manieren van staatsvorming
- De staat → vermarkting naar de markt
- De markt → vermaatschappelijking naar het MM
5
, - Het maatschappelijke middenveld → verstatelijking naar de staat
De verzorgingsstaat verandert continu en is dynamisch → staat onder druk door terrorisme,
financiële crises, democratische tekorten, klimaatverandering etc.
Staten zijn hun soevereine zeggingsmacht voor een deel kwijt → door de EU l gedeelde
soevereiniteit
Discussie: worden staten zwakker of sterker door de globalisering of maakt het geen
verschil?
Kernvragen verzorgingsstaat:
Waarom ontstaan? l verminderen sociale onvrede
Waarom omstreden? l sterke staatsinmenging
Waarom onder druk? l door neo-liberalisme
Waarom landenverschillen? l verschillende onderliggende machtsverhoudingen
Waarom overleven ze? l padafhankelijkheid, rechten en el. competitie
Padafhankelijkheid = op het moment dat je institutionele rechten vastlegt, kan je dat alleen
veranderen via kleinere stapjes, maar niet in één keer.
NL in vergelijkend perspectief: uitgaven, rechten
Verscheidenheid: de classificatie van landen
Er zijn ook kritieken op de verzorgingsstaat l Niet alleen van rechts, maar bijvoorbeeld ook
van feministen.
Een open vraag in het tentamen gaat over college 3 → Elitedemocratie en aanval van de
populisten op de politiek.
HOORCOLLEGE 3 l Consensuspolitiek
College 3: (aanval op) de institutionele spelregels van de politiek → gaat een
tentamenvraag over.
Arend Lijphart → wantrouwt polarisatie, tegenstellingen groter maken dan ze werkelijk zijn.
Het Lijphart-debat: wat is een betere democratie?
- Een consensusdemocratie: besluitvorming op basis van overleg en compromis. VB
l Nederland
- Een meerderheidsdemocratie: besluitvorming op basis van de wil van de
meerderheid. VB l Verenigde Staten
→ Veel populistische partijen streven ook naar een meerderheidsdemocratie:
‘de besluitvorming van de regeringen moet primair gebaseerd zijn op wat de meerderheid
van de bevolking wilt’
6