Boek: mantelzorgers & vrijwilligers in beeld
H1.1 – 1.3 blz. 2
H2.1 + 2.4.2 blz. 3 + 4
H3 blz. 4
H6 blz. 8
Boek: vrijwilligersmanagement
H1 blz. 9
H2 blz. 10
H3 blz. 11
H4 blz. 12
H7 blz. 13
H8 blz. 14
H9.1 blz. 15
H14 blz. 15
H15 blz. 17
1
,Burgerparticipatie & vrijwilligersmanagement H1.1 tm 1.3 (week 1)
Informele zorg = mantelzorgers en vrijwilligers
Evidencebased werken = gebruikmaken van recentst beschikbare kennis over methoden + deze
kennis inzetten naar jouw professionele inzicht/ervaring
Juiste methode kiezen:
Gebruikmaken van wetenschappelijke kennis
Gebruikmaken van inhoudelijke + methodische kennis en ervaringen v jou + collega-
professionals
Overleggen met cliënt over beste aanpak die aansluit bij cliënt ’s voorkeuren
Zorg = proces (denk aan Tronto 4 aspecten: caring about, caring for, care giving, care recieving)
Gabriel vd Brink: 6 dimensies van zorg en hun doelstellingen
Dimensie Doelstelling
1. Verpleging en lichamelijke verzorging (zorg) Gezondheid
2. Opvang en bescherming (zorg) Veiligheid
3. Ontplooiing en ontwikkeling (ondersteuning) Persoonlijkheid
4. Praktische en huishoudelijke hulp Leefbaarheid
(ondersteuning)
5. Troost en sociale steun (ondersteuning) Betrokkenheid
6. Organisatie en regie (ondersteuning) Doelmatigheid
Gebruikelijke zorg = verlengde van zelfzorg (alles wat je doet voor je gezondheid) maar voorafgaand
aan mantelzorg (vb huishoudelijke taken overnemen v zieke partner, zorg voor je kinderen)
normale, alledaagse zorg voor gezin/huishouden
Protocol gebruikelijke zorg = wat overheid verstaat onder gebruikelijke zorg
Overeenkomsten mantelzorg + vrijwilligers:
Op basis van vrijwilligheid (niet afdwingbaar door overheid)
Komt voort uit liefde, verantwoordelijkheid, behulpzaamheid, ervaring opdoen
Onbetaald werk
Verschillen
Mantelzorgers Vrijwilligers
Sociale Zorg ontstaan vanuit persoonlijke, Relatie met cliënt komt via de organisatie tot
relatie bestaande relatie stand
Motivatie Voelt zich sneller moreel verplicht Voelt zich minder moreel verplicht hulp te
hulp te bieden bieden
Graad van Werken op persoonlijke titel, niet Werken vanuit organisatieverband en onder
organisatie vanuit organisatieverband verantwoordelijkheid vd organisatie
2
,Week 3 (2.1, 2.4.2, 3.1 – 3.11, 6.3 – 6.7)
(2.1)
Sociaal netwerk = alle mensen en groeperingen (te concretiseren in personen) met wie iemand
rechtstreekse en min of meer duurzame banden heeft voor de vervulling van zijn dagelijkse
levensbehoeften.
3 soorten betrekkingen in netwerk: verwantschap, vriendschappelijke betrekkingen,
maatschappelijke diensten
Zorgnetwerk: er speelt een zorgvraag en leden bieden zorg en ondersteuning.
Functies van netwerken:
Affectie: behoefte om geliefd te zijn en om als persoon gewaardeerd te worden (behoefte
aan emotionele ondersteuning)
Aansluiting: behoefte om erbij te horen en veilig te zijn
Stabiliteit en voorkeur: behoefte aan banden die stand houden
Middelen: de behoefte aan materiële en instrumentele middelen (vb voeding/huisvesting of
info/praktische hulp)
Framing rules vormen referentiekader waarmee mensen betekenis geven aan de zorg die ze
verlenen
3 typen regels:
1. Morele regels; hebben betrekking op wat je als plicht ziet
2. Historische regels; gaan over je eigen voorgeschiedenis
3. Pragmatische regels; gaan over de inschatting wat er beschikbaar is aan zorg en
ondersteuning
Feeling rules: betreffen de manieren waarop mensen denken voer zorg (zijn medebepalend voor de
wijze waarop zij zorg organiseren en ervaren)
bestaan uit gedachten en gevoelens
(2.4.1)
1. Familie = verwantschap
Verwantschap = wanneer mensen biologisch met elkaar verbonden zijn (door geboorte of door de
wet, huwelijk/adoptie)
2. Familie = gezin/huishouden
Huishouden = geen verwantschap (want kan gerund worden door niet-verwante huisgenoten)
3. Familie = gevoelens van erbij horen
Familie = manier om praktische samenstelling en verbanden binnen een groep mensen aan te geven (
& geeft uitdrukking aan de inhoud vd relatie die mensen met elkaar hebben)
3
, (2.4.2)
Familiescript: gedrag in families lijkt te lopen volgens een script (film), dus geldt ook voor de
verdeling van en motivatie voor de zorg binnen de familie.
Script bestaat uit 3 onderdelen:
1. Familiegeschiedenis
2. Familie-identiteit
3. Familiebanden
Familiegeschiedenis speelt een rol wanneer iemand zorg nodig heeft.
Familie-identiteit = (deels) bepaald door geschiedenis + emoties en idealen.
Feeling/framing rules beïnvloeden de gedeelde identiteit
(3.1 – 3.11)
Mantelzorg: de zorg en ondersteuning die mensen geven aan iemand uit hun directe omgeving.
(huisgenoten, familieleden, vrienden, kennissen, buren etc.)
voordat er sprake was van een zorgvraag was er al een relatie (de relatie onderscheidt
mantelzorgers van vrijwilligers/professionals)
Kenmerken mantelzorgers:
60% = vrouw
40% = man
(lang) niet alle mantelzorgers zijn vrouw kijk naar wie wat het beste kan (onthouden als je
betrokken raakt bij zorgnetwerk)
1 op 5 mantelzorgers = 65+
SES: ouderen met lage ses vinden vanzelfsprekend dat kinderen voor hen zorgen
lage ses minder gezonde leefstijl (roken, meer alcohol, ongezond eten, minder bewegen)
Woon- en werkomstandigheden vaak slechter dan bij hoge ses
80% vd gevallen = mantelzorg voor familieleden, meestal ouders (40%) daarnaast partner
(20%)
Vaker mantelzorg voor vrouwen (bekendste = vrouw zorgt voor moeder)
Volgens overheid = mantelzorg: als iemand meer dan 8 uur per week en/of langer dan 3 mnd
voor een naaste zorgt
Type zorg/ondersteuning Voorbeelden
Emotionele steun Troost en bescherming
Huishoudelijke hulp Opruimen, schoonmaken, maaltijd verzorgen
Begeleiding bij bezoek arts/familie Vervoer regelen voor afspraak
Hulp bij praktische zaken Reparaties in/om huis, coördinatie vd zorg
Persoonlijke verzorging Wassen, aankleden, eten en drinken
Verpleegkundige hulp Medicijnen toedienen, wondverzorging
Taken mantelzorgers:
Mantelzorg = vanuit liefde, vanzelfsprekendheid en plicht
4