Deel 1 Starting Points
Introduction
Approaching the early modern period
De notie van een uitgesproken vroegmoderne periode is relatief recent. Het werd pas vanaf
het midden van de 20e eeuw gangbaar, hoewel er significante chronologische variaties
waren. Ter erkenning van de verscheidenheid van transformaties en de geleidelijke aard van
vele processen, erkennen de meeste historici nu een brede transitionele fase tussen de
middeleeuwen en de vroegmoderne tijd van ca. 1450 tot ca. 1550. De decennia rond 1800
worden genomen als het eindpunt van de vroegmoderne periode.
Geleerden hebben een verscheidenheid aan conceptuele raamwerken geboden om de grote
ontwikkelingen tussen 1500 en 1800 te verklaren. Deze hebben vaak de vorm van
modernisatie theorieën (pogingen om de oorsprong en ontwikkeling van fundamentele
karakteristieken van de hedendaagse Europese maatschappij na te sporen). Voorbeelden
hiervan zijn theorieën die in de vroegmoderne tijd een tendens zien richting centralisatie,
bureaucratisering, codificatie, confessionalisering en disciplinering.
The spatial setting
Door de hoeveelheid onenigheden en open conflicten in de vroegmoderne periode kunnen
we ons afvragen of er zoiets als ‘Europa’ was. In contrast met het heden waren mensen
meer bezig met lokale zaken en regionale machtsstrijden dan het bevorderen van pogingen
voor gedeelde waarden en integratie. Toch bestonden er verschillende banden, zoals het
christendom en het nalatenschap van het Romeinse Rijk. Meer contact met andere culturen
verscherpte het bewustzijn van Europa als een entiteit.
Europa werd steeds meer ingebed in een wijder intercontinentaal raamwerk en
accomodeerde vertegenwoordigers van anderen binnen haar grenzen.
Objectives of The European World
Het boek heeft vier doelen:
● Het afbeelden van de vroegmoderne periode in zijn eigen recht, in plaats van als een
voorloper van de hedendaagse maatschappij.
● De gehele breedte van het sociale spectrum onderzoeken.
● Het overbrengen van een indruk van de rijkheid aan en diversiteit van de bronnen.
● Het belichten van de meervoud aan geleerde benaderingen.
Assessment: early modern Europe
Karakteristieken van de vroegmoderne periode:
● Sociaal: hiërarchische en patriarchale structuur gebouwd op huishoudens,
landgoederen en corporaties, waarin een groeiende nadruk op ‘merit’ de stand van
middengroepen in het algemeen en de professionelen in het bijzonder versterkte.
● Economisch: binnen een nog steeds groot agricultuur systeem leidden het bestaan
van vroege vormen van industriële productie en het toenemende belang van globale
handelsnetwerken tot een opkomende consumenten maatschappij.
● Religieus: de differentiatie van het christendom in ‘confessions’ (confessionalisme)
en een acceptatie van een gelijktijdig bestaan hiervan.
● Cultureel: een verbreding van ruimtelijke horizons; een beweging van ontvangen
kennis naar experimentatie; frictie tussen sociale discipline en populaire gewoontes;
en een graduele aanvulling van face-to-face uitwisselingen met verschillende vormen
van geschreven en lange afstands communicatie.
, ● Politiek: steeds grootschaligere oorlogvoering, staatsvorming en een
machtsverschuiving richting het centrum.
Europe in 1500
Political structures
Monarchie was rond 1500 de overheersende vorm van bestuur in Europa. Deze vorm werd
niet alleen gevonden in de seculiere maatschappij, ook in de katholieke kerk werd alles
overheerst door één man. Niet alle monarchale regimes werden in de vroegmoderne tijd
machtiger. De Heilig Roomse Keizer en de paus zijn hier een voorbeeld van. Een
monarchale staat die compleet verdween was het Byzantijnse Rijk. De belangrijkste
seculiere machten in West-Europa rond 1500 waren Frankrijk en Spanje.
Society and economy
Ondanks het bestaan van significante stedelijke clusters, leefde het grootste deel van de
bevolking in rurale gebieden. De boeren waren het grootste in aantal, maar de adel had de
meeste rijkdom, macht en land. Het belang van de middeleeuwse steden moet echter niet
onderschat worden. Nieuwe economische instrumenten en instituties werden ontwikkeld en
vormden samen een vroege vorm van commercieel kapitalisme. De Italianen stonden aan
het voorfront van deze ontwikkelingen.
In de 13e eeuw verschijnt de term ‘bourgeoisie’ voor het eerst. Het had echter niet de
moderne betekenis, maar betekende slechts burgers, een geprivilegieerde categorie binnen
de bredere groep van stedelingen.
De commerciële revolutie had ook een dramatisch effect op het platteland. Tegen 1500 was
het middeleeuwse feodalisme grotendeels uit West-Europa verdwenen en was het
vervangen door sharecropping of loonarbeid.
Cultural horizons
De meeste Europeanen keken naar de kerk voor morele richtlijnen, hoop en consolatie.
Geletterden bestudeerden de klassieken.
Rulers and subjects
De heropleving van een geldeconomie (loonarbeid) had grote implicaties voor de overheid
en machtsrelaties. Soldaten werden betaald in geld in plaats van land. Het loon van soldaten
moest komen uit belastingen, waarvoor de gewone belastingen niet genoeg waren.
Heersers moesten lenen van hun onderdanen en buitenlandse banken.
Vanaf de 13e eeuw omvatte het krijgen van instemming met belastingmaatregelen vaak het
raadplegen van een representatieve vergadering. Representatieve vergaderingen deden
vaak meer dan instemmen met belasting. Het recht van het Engelse parlement om wetten te
maken onderscheidde het bijvoorbeeld van de Franse Staten-Generaal. Daarnaast waren
representatieve instituties voor de heerser handig voor het verzamelen van steun, maar
gemeenschappen konden het ook gebruiken om hun rechten en belangen te verdedigen.
Vanaf de 12e eeuw werd administratie steeds professioneler, grotendeels door de groei van
universiteiten. Om het respect van hun onderdanen te behouden/krijgen waren heersers niet
alleen afhankelijk van kracht, rituelen en de doeltreffendheid van hun rechtssysteem en
administratie. Ze waren zich ervan bewust dat ze patronage moesten gebruiken.
Perspectives
Klassieke cultuur, commercieel kapitalisme en het christendom waren allemaal producten
,van het Mediterrane gebied. Na 1500 werd dit gebied echter minder belangrijk en verschoof
de economische macht naar Noord-Europa.
Deel 2 Society and Economy
Gender and family
Introduction
Gender vormde in de vroegmoderne tijd een van de belangrijkste fundamenten van de
Europese orde. Hoewel er over de gehele periode significante veranderingen waren, bleven
de fundamentele assumpties intact.
Gender
Het was een grondstelling in Europa dat de twee geslachten verschillende karakteristieken
hadden en dat de man superieur was. Dit geloof berustte op verschillende ideeën. Het
christendom was essentieel een man-georiënteerd geloof. Deze religieuze leer werd
ondersteund door medische wetenschap. Eeuwenlang legden artsen uit dat het menselijk
lichaam bestond uit vier ‘humours’ en dat de balans in vrouwen ervoor zorgde dat ze
intellectueel, moreel en fysiek zwakker waren. Andere factoren onderbouwden traditionele
geslachtsrollen. Zo was fysieke kracht een essentiële vereiste in veel beroepen. Vrouwen
werden sterk door arbeid, maar dit werd geneutraliseerd door herhaalde zwangerschappen
en de zorg voor kinderen. Even belangrijk was de kracht van gewoonte. Vrouwen waren
buitengesloten van onderwijs en veel beroepen. Zonder opleiding leken vrouwen niet in staat
mannelijke rollen aan te aannemen. Er waren regionale variaties. In Zuid-Europa werd de
vrijheid van vrouwen strenger beperkt dan in Noord-Europa.
Gender and education
Kinderen kregen basis onderwijs, waarna meisjes meer praktische vaardigheden leerden en
jongens vaker een formele opleiding kregen. Vanaf het midden van de 17e eeuw begonnen
kostscholen voor meisjes zich te verspreiden. De mate van geletterdheid bleef overal echter
lager voor vrouwen dan voor mannen. Onder de elite werden meisjes door privé tutors
onderwezen. Sommigen van hen werden erg ontwikkeld, zeker in de renaissance, maar
niemand had voor ogen om vrouwen naar de universiteit te sturen.
Onderwijs draaide om het overnemen van waarden en vaardigheden. Concepten van eer en
reputatie waren erg gebaseerd op gender. Voor vrouwen waren kuisheid en trouw belangrijk
en kon een reputatie verwoest door seksuele promiscuïteit niet hersteld worden. Voor
mannen waren eer en reputatie veel minder uniform en meer gelinkt aan zijn leeftijd en
sociale, economische en echtelijke status.
Work
De meeste jongens gingen op het land werken. Veel jonge vrouwen hielpen op de boerderij
van hun familie en van de vrouw van een boer werd verwacht dat ze een actieve rol had. In
steden betrad een minderheid van jonge mannen een vak of de handel. In een familiebedrijf
werkten vrouwen vaak naast hun man. Het reglement van gilden werd echter steeds
strenger tegenover vrouwelijke leden. Bijna overal werden vrouwen tot lage en marginale
beroepen gedwongen.
The public sphere
In de meeste plaatsen werden vrouwen buitengesloten van de politieke wereld. Er waren
een paar vrouwen die belangrijke leidende rollen hadden, maar nergens leidde hun
, voorbeeld tot wijdere herwaardering. Vrouwen hadden een significante positie aan
koninklijke en vorstelijke hoven, waar ze macht konden uitoefenen door de persoonlijke
invloed die ze op een belangrijke persoon hadden. Onder de armen waren vrouwen
betrokken bij protesten, waar gender in hun voordeel werkten (grotere kans op concessies).
Op het niveau van buurten hadden vrouwen invloed op de publieke opinie.
Op het gebied van recht werd een echtpaar als één persoon beschouwd, namelijk als de
man. De man in het huwelijk had controle over het bezit dat de vrouw naar het huwelijk
bracht, maar was vaak ook de enige aansprakelijke als ze samen een misdaad zouden
begaan. Sommige misdaden (bijv. hekserij) werden meer geassocieerd met vrouwen en
voor bepaalde misdaden (bijv. vreemdgaan) werden vrouwen strenger bestraft dan mannen.
The family
Niet iedereen trouwde in de vroegmoderne tijd. Voor sommigen was het een keuze. Men
kon zich als alternatief bijvoorbeeld aansluiten bij een klooster. Voor vrouwen kon de reden
zijn dat de familie geen bruidsschat kon opbrengen. In Noord-Europa was de ‘nuclear family’
de norm terwijl in de mediterraan het huishouden ook bestond uit de verlengde familie. Het
grootste verschil met vandaag de dag is dat mensen zonder biologische relatie ook in het
huishouden woonden.
Het werd over het algemeen geaccepteerd dat de man en vrouw verschillende rollen hadden
binnen een huwelijk. Onder de elite, waar financiële belangen een grote rol speelden, was er
minder keuzevrijheid in partners. In de lagere klassen was er meer keuzevrijheid omdat er
geen bezit op het spel stond.
Slechts zelden werd zowel de man als de vrouw oud. Het sterftecijfer voor mannen was
hoger dan voor vrouwen door gevaarlijke beroepen. Weduwnaren hertrouwden vaak snel
voor praktische redenen. Voor mensen die wel oud werden leidde minder kracht tot lagere
lonen. Een oude leeftijd betekende meestal armoede.
Assessment: continuity and change
De vroegmoderne periode kende veel significante veranderingen. De Reformatie was een
gemixte zegen voor vrouwen. Zo werden bijvoorbeeld echtscheiding makkelijker.
Tegelijkertijd elimineerde het protestantisme de optie voor vrouwen om een religieuze positie
in te nemen. Als reactie hierop creëerden sommige vrouwen nieuwe rollen voor zichzelf. De
grip van gilden verzwakte langzamerhand en vrouwen speelden een prominente rol in
sommige proto-industriële industrieën. Daarnaast veranderde het begrip van het lichaam en
begonnen schrijvers te wijzen op voorbeelden van dappere en intelligente vrouwen.
Rural society
Landscapes and victuals
Gedurende de vroegmoderne tijd bleven de meeste Europeanen in rurale gebieden wonen.
Voor het grootste deel van de bevolking bestond was het dieet gebaseerd op graan.
The importance of the harvest
Landbouw bleef gedurende de vroegmoderne periode centraal voor de alledaagse belangen
van de meeste Europese families. In de rurale maatschappij was bijna iedereen op
verschillende niveaus betrokken bij de agrarische economie. In deze zin was de oogst het
belangrijkst voor de hele economie. De oogst was erg afhankelijk van het weer. De
agrarische economie in de 16e en 17e eeuw voorzag slechts in de levensbehoeften voor
zelfvoorzienende huishoudens. Jaren van schaarsheid waren erg gewoon in de