Samenvatting de organisatie als hulpmiddel
Hoofdstuk 1 organisaties en soorten instellingen
1.1 Kenmerken van een organisatie
1.1.1 Definitiekwesties
Het woord organisatie is afgeleid van het Griekse Organon, dat werktuig of hulpmiddel betekent. Een
organisatie is dus een hulpmiddel om iets te bereiken. Meestal bedoelen we met organisatie een
gezamenlijke poging een doel te bereiken. Samen kun je meer dan alleen: fysieke kracht en
denkkracht bundelen, taken verdelen. Een organisatie is dus een doelgericht samenwerkingsverband.
Een organisatiedoel kan zijn: Lustrumfeest, ziekenzorg, politieke visie realiseren, enz. Een
organisatiedoel geeft richting aan het werk van de leden van de organisatie. Om het doel te bereiken
hebben de medewerkers ook andere middelen nodig, zoals kantoor, gebouwen, hulpmiddelen, geld.
Mensen, gebouwen en hulpmiddelen zijn tastbaar en concreet. Organisaties, doelen en
werkmethoden zijn ideeën, gedachtenconstructies en daardoor niet-tastbaar, niet concreet.
Organisatie = min of meer duurzaam samenwerkingsverband van mensen en middelen om een
gemeenschappelijk doel te bereiken.
- De duurzaamheid van de organisatie kan variëren van enkele weken, tot vele jaren.
- Een organisatiedoel kan zijn: lustrumfeest, zorg voor zieken, een politieke visie, winst.
- Het samenwerkingsverband bestaat uit de mensen die zich daarvoor hebben aangemeld of
zijn aangetrokken en de hulpmiddelen die zij daarbij nodig hebben, zoals geld,
kantoorruimte, een computer.
Behalve het woord organisatie worden ook de woorden instelling, instituut en inrichting gebruikt.
Het woord organisatie is de algemene, brede term die te gebruiken is voor alle mogelijke
doelgerichte samenwerkingsverbanden. Het woord instelling verwijst naar het feit dat er ooit iets is
opgericht (ingesteld) met een specifiek doel. Het woord instituut is de verlatijnste vorm van het
woord instelling. Het woord inrichting verwijst ook naar het doel, het is zo ingericht of georganiseerd
dat het doel bereikt kan worden, zoals een inrichting voor geestesziekten of strafinrichting. Soms
wordt er ook het gebouw bedoeld waarin de instelling is gevestigd. Vroeger werd het woord
maatschappij voor een samenwerkingsverband gebruikt. Met organisatie wordt ook wel bedoeld:
‘een vereniging’. Verder wordt organisatie ook gebruikt in de betekenis van ‘iets plannen, iets
organiseren’.
1.1.2 Indelingscriteria
Aangezien er veel verschillende soorten organisaties bestaan, is het handig om ze onder te verdelen.
Soorten doelstelling:
- Sociaal-cultureel (toneelvereniging)
- Maatschappelijk (ziekenhuis)
- Economisch (Philips)
- Politiek (PvdA)
- Staatsrechtelijk (Rijksoverheid, provincie, gemeente)
Een belangrijke tweedeling wat betreft het doel is: commercieel of maatschappelijk. Het eerste type
organisatie streeft naar winst voor de eigenaren, het tweede streeft naar iets goeds of nuttigs voor
anderen.
,De beschikbare hulpmiddelen:
- Bron van financiering: commercieel (Philips) of (ten dele) gesubsidieerd (Noord-Nederlands
Orkest);
- Hoeveelheid beschikbare middelen of aantal medewerkers. Dit is natuurlijk relatief: een
organisatie met meer dan honderd medewerkers is groot, een instelling met drie
medewerkers is klein.
De leeftijd en geschiedenis van de organisatie: Sommige organisaties staan nog in de kinderschoenen,
andere bestaan al jaren en hebben daardoor een lange traditie. Vaak zijn oude organisaties groter
dan zeer jonge, al kunnen organisaties ook een hele levenscyclus doormaken van ontstaan, via groei
naar wasdom, naar krimp en opheffing.
De organisatiestructuur: Vooral kleine organisaties zijn meestal eenvoudig en overzichtelijk; grote
organisaties zijn vaak zeer complex; een organisatie met één team en één teamleider is eenvoudig.
Een organisatie met veel vestigingen en onderafdelingen is complex. Dit heeft gevolgen voor de
manier na werken en de interne communicatie.
De invloed van medewerkers: Hier spreek je van horizontaal of plat tegenover verticaal of
hiërarchisch. In een horizontale organisatie is iedereen ongeveer gelijk; in een verticale organisatie
heb je directeuren, lagere chefs en uitvoerend personeel.
De rechtsvorm: Voor commerciële organisaties bestaan andere rechtsvormen dan voor ideële
organisaties. De rechtsvorm regelt onder andere de mate van aansprakelijkheid van de eigenaren en
bestuurders van de organisatie. Voor commerciële organisaties (bedrijven) heb je het
eenmansbedrijf, de nv (naamloze vennootschap), bv (besloten vennootschap) en vof (vennootschap
onder firma). Voor ideële organisaties heb je de stichting en de vereniging. De wet onderscheidt een
aantal ‘rechtspersonen’ naast natuurlijke personen. Een rechtspersoon is een organisatie die kan
optreden alsof het een natuurlijke persoon is. Hieronder een tabel met de onderscheidingscriteria.
Indelingscriterium Kenmerk Voorbeeld
Doelstelling Sociaal-cultureel Museum
Economisch Bedrijf
Politiek Politieke partij
Maatschappelijk Ziekenhuis
Hulpmiddel/ financiering Commercieel: for profit Commercieel bedrijf
Subsidie: non profit/not-for-profit Museum
Grootte Klein Peuterspeelzaal
Groot Philips NV
Leeftijd Jong Partij voor de Dieren
Oud Volkspartij voor Vrijheid en
Democratie
Complexiteit Eenvoudig Roeivereniging
Complex Mitsubishi
Invloed van Horizontaal Patiëntenvereniging
medewerkers/leden
Verticaal Het leger
Rechtsvorm Nv, bv, vof Commercieel bedrijf
Stichting Stichting voor maatschappelijk
werk
Vereniging Woningbouwvereniging
,Dit is het microniveau van de organisaties. Er bestaat ook een macroniveau van organisaties; dat
slaat op de grotere samenhang van instellingen de min of meer hetzelfde doel nastreven: zorg of
welzijn. Deze instellingen binnen één domein kunnen een breed of smal takenpakket hebben.
Instellingen kunnen taken afstoten, kwijtraken of overnemen.
1.2 Profit: winst als doel
Elke organisatie heeft te maken met het afstemmen van doelen en middelen. De manier waarop dat
gebeurt verschilt. Er is een belangrijk verschil tussen profitorganisaties en non-profitorganisaties.
Door dit te belichten wordt er duidelijk wat het eigen karakter is van welzijnsinstellingen die in de
non-profitsector zitten.
Profitorganisaties zijn ondernemingen die goederen of diensten verkopen aan klanten met het doel
er winst aan over te houden. Je kunt in dit verband ook spreken van particulieren ondernemingen,
commerciële organisaties of het bedrijfsleven.
Ondernemingen produceren goederen of diensten. Goederen zijn tastbare producten Bij goederen
voor de grote massa is er geen directe band tussen producent en klant: de producent verkoopt de
goederen via de tussenhandel aan anonieme klanten. Door marktanalyses kent de producent de
wensen van klantencategorieën en via reclame wordt de klant verleid het product te kopen.
Bij commerciële dienstverlening, zoals belastingadviesbureau of een advocatenkantoor, staat
de relatie met de klant centraal. Diensten kun je niet in een werkplaats fabriceren, die komen al
werkend tot stand, toegespitst op de wensen en de situatie van de klant. In plaats van reclame is
wederzijdse informatie over wensen en mogelijkheden belangrijk. De productie van een dienst
gebeurd dus niet in een werkplaats, de productie vindt samen met de klant plaats. Dat plaatst
leidinggevende op de achtergrond, zij zitten niet boven op het productieproces. De dienstverlener
kan het werk uitvoeren zonder leidinggevende. Er is alleen een manager die zorgt dat de
voorwaarden, zoals geld en kantoor, voorhanden zijn.
Een dienstverlenende organisatie is een duurzaam samenwerkingsverband van mensen en
middelen dat als gemeenschappelijk doel heeft diensten te verlenen aan klanten die daar behoefte
aan hebben.
1.2.1 De rol van de markt
In al deze gevallen produceert het commerciële bedrijf goederen of diensten en biedt deze aan op de
afzetmarkt. De klant betaalt voor de afgenomen goederen of diensten een prijs. Particulieren
bedrijven worden opgezet door ondernemers die hopen op die manier een inkomen te verwerven.
Veel ondernemers zijn gedreven om een bepaald (nieuw) product op de markt te brengen. Het is de
bedoeling dat de opbrengst de kosten overtreft, want dan maken ze winst. Hun kosten zijn niet
alleen de productie en verkoop van goederen of diensten, ze bestaan ook uit eigen
pensioenvoorzieningen, verzekeringen tegen arbeidsongeschiktheid, administratiekosten enz. Veel
beginnende ondernemers lukt dat niet. Succesvolle ondernemers groeien door, worden groot en
maken winst.
De vrije markt wordt gezien als het mechanisme om aanbod en vraag met elkaar te verbinden.
Voor het bedrijf is de winst een graadmeter voor succes. Bij lage winst moet het bedrijf kosten zien
te drukken, zijn verkoopprijs verhogen, of de andere markten moeten opzoeken die winstgevender
zijn. Bij hoge winst zullen de aanbieders hun aanbod verhogen en er zullen concurrenten toevloeien
die ook willen meeprofiteren van deze winstgevende markt. Daardoor neemt het aanbod toe en zakt
de prijs. In de praktijk is er vaak onvolkomen concurrentie: producten verschillen van elkaar en de
consument weet vaak niet welke waar hij krijgt voor zijn geld. Soms ontbreekt er concurrentie en is
er geen overstap mogelijk. Er is dan sprake van een monopolie: één ondernemer beheerst de markt.
Bij alles wat de overheid aanbiedt, bestaat er een monopoliesituatie. Wanneer er slechts enkele
, grote aanbieders een product verkopen ontstaat er Oligopolie. De aanbieders houden elkaars
producten en prijzen nauwgezet in de gaten, en maken soms prijsafspraken en verdelen de markt.
Dit geldt vooral voor brandstof, energie en openbaar vervoer.
De overheid kadert de markt in om te voorkomen dat de productie ons schaadt door
milieuvervuiling, of dat de klant oneerlijk wordt behandeld of werknemers in een slechte
arbeidsomgeving moeten werken. Daarnaast zorgt de overheid voor een infrastructuur waardoor het
markt mechanisme kan werken. Overigens behandeld de overheid bedrijven niet gelijk, het ene
bedrijf mag minder belasting betalen dan het andere, het ene bedrijf dat failliet gaat wordt gered het
andere niet.
1.2.2 Rechtsvormen voor ondernemingen
Ondernemingen kunnen zeer verschillende rechtsvormen hebben; daarbij verschilt de mate waarin
deelnemers bijdragen in het kapitaal van de onderneming en aansprakelijk zijn voor de kosten:
- De eenmanszaak, ook wel zzp’er (zelfstandige zonder personeel). Hier is de ondernemer zelf
aansprakelijk;
- De vennootschap onder firma (vof), waarin een aantal ondernemers samen een
onderneming bezitten en runnen, en persoonlijk aansprakelijk blijven voor de financiële
verplichtingen van de vof;
- De besloten vennootschap (bv), waarin deelnemers een aandeel hebben in de onderneming
en niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor de financiële verplichtingen van de bv als
rechtspersoon;
- De naamloze vennootschap (nv), waarbij beleggers, via aandelenmarkt, een aandeel kunnen
nemen in de onderhandeling.
Een deel van de maatschappelijke dienstverlening en zorg is in handen van particuliere
profitorganisaties. Je kunt je als burger verzekeren tegen ziektekosten bij particuliere bedrijven, waar
in het verleden ook stichtingen en verenigingen bestonden die geen winstoogmerk hadden
(ziekenfondsen). Ook is er een groeiend aantal particuliere klinieken die als commercieel bedrijf
opereren, bijvoorbeeld voor plastische chirurgie.
De maatschappelijke kaders worden door de overheid gegeven, op grond van de politieke
voorkeuren van kiezers. Om het overheidsbeleid te kunnen uitvoeren betalen de kiezers belasting
aan de overheid. Een deel van de overheidsregulering is overgedragen aan de EU, om daarbinnen
min of meer gelijke condities te creëren voor het
bedrijfsleven. De landen van de EU dienen de EU-
richtlijnen om te zetten in nationale wetgeving.
Externe relaties van ondernemingen in pr ofit-
goederensector.
Externe relaties van ondernemingen in de profit-
dienstensector.