Hoofdstuk 5: Mechanismen van motivatie en emotie
Focus 1: Hoe vullen drives (driften) en incentives (a) elkaar aan en (b) beïnvloeden ze elkaar in
hun bijdragen in motivatie?
(a) Drives en incentives complimenteren elkaar in de controle van gedrag; als de een zwak is,
moet de ander sterk zijn om de doelgerichte actie te motiveren. Drives en incentives complementeren
niet alleen elkaar, maar beïnvloeden ook elkaars kracht. (b) Een sterke drive kan de aantrekkelijkheid
(stimuleringswaarde) van een bepaald object vergroten. Omgekeerd kan een sterke motivatie een
drive versterken.
*Focus 2: Hoe is het concept van homeostase gerelateerd aan dat van de drive? Hoe is deze
relatie aangetoond in het geval van een kleine jongen die naar zout smachtte?
Fysiologische processen moeten voortdurend werken aan het bereiken van homeostase, de
constantheid van interne condities die het lichaam actief moet onderhouden. Het onderhouden van
homeostase heeft zowel betrekking op het uiterlijke gedrag van het organisme als de interne
processen. De basis fysiologische onderbouwing voor sommige drives is een verlies van homeostase,
die op het zenuwstelsel inwerkt. De kracht van homeostase in het menselijk gedrag werd dramatisch
en treffend geïllustreerd door de klinische casus van een jongen die een grote drang voor zout had
ontwikkeld. Na zijn dood bleek uit de autopsie dat zijn bijnieren gebrekkig waren; pas toen
realiseerden de dokters zich dat zijn drang naar zout voortkwam uit fysiologische behoefte.
*Focus 3: Wat is het onderscheid tussen regelgevende en niet-regelgevende drives, en hoe
kunnen mammalian drives worden ingedeeld in vijf categorieën gebaseerd op de functie?
Een regelgevende drive(drift) is er een die helpt om de homeostase te behouden, en een niet-
regelgevende drive (drift) is er een die een ander doel dient. Mammalian drives zijn ingedeeld
volgens hun evolutionaire functies, ofwel hun rol bij het bevorderen van overleving en reproductie.
De vijf categorieën bestaan onder andere uit de regelgevende, veiligheids-, reproductieve, sociale en
educatieve drives.
Focus 4: Wat zijn twee mogelijke verklaringen voor de universele menselijke drives voor
kunst, muziek en literatuur?
Enerzijds is de beoefening van kunst, muziek en literatuur een natuurlijk verlengstuk van
onze drives (drijfveren) voor vermaak en exploratie. Hierbij kan perceptuele en motorische
vaardigheden, verbeeldingskracht en creatief denken gebruikt worden op manieren die nuttig zijn in
reële toekomstige situaties en ons ook ideeën verschaffen om over ons eigen leven te heersen.
Daarbij, kan het ontwikkelen van vaardigheden in kunst, muziek en literatuur ook iemand zijn/haar
status in een sociale groep vergroten en helpen met indruk maken op leden van het andere geslacht.
Dit slaat weer terug op het perspectief van overleven en reproductie. Anderzijds spreken kunst,
muziek en literator ons aan omdat ze gebruik maken van veel van onze reeds bestaande driften en
neigingen, die zich hebben ontwikkeld voor andere doeleinden. Er wordt gesuggereerd dat kunst,
muziek en literatuur plaatsvervangende middelen kunnen zijn om andere drives tevreden te stellen in
plaats van de drives op zich en niet om ze te verminderen. Deze beoefeningen verrijken ons leven
enorm; ze geven een verlengde perspectief buiten dat van het evolutionaire perspectief van overleven
en voortplanting.
1
,Focus 5: Welke kenmerken moet een reeks neuronen in theorie hebben om als een centraal
drive systeem te functioneren? Welke kenmerken van de hypothalamus lijken erbij te passen
als een hub van zo’n systeem?
Om als een centraal drive systeem te functioneren, moet een reeks neuronen in theorie eerst
verschillende signalen ontvangen en integreren om de drive toestand te kunnen verhogen of verlagen.
Ten tweede moet het centraal drive systeem handelen volgens alle neurale processen die betrokken
zijn bij het uitvoeren van het gemotiveerde gedrag. Het moet perceptuele mechanismen richten op
stimuli gerelateerd aan het doel, cognitieve mechanismen sturen om strategieën uit te werken om het
doel te bereiken en motorische mechanismen om de juiste bewegingen te produceren. De
hypothalamus is ideaal gesitueerd om te dienen als een hub voor centrale aandrijfsystemen. Het heeft
sterke verbindingen met de hersenstam eronder, het limbisch systeem en de cerebrale cortex erboven
en het endocriene systeem door middel van zijn koppeling aan de hypofyse.
Focus 6: Wat zijn drie onderling verbonden componenten van het concept ‘beloning’?
Een beloning is iets dat we leuk vinden, iets dat we willen, en iets dat dient als een
versterking (reinforcer) van het leren. Het leuk vinden verwijst naar het subjectieve gevoel van
plezier, of voldoening, dat optreedt wanneer iemand een beloning ontvangt. Het willen verwijst naar
het verlangen om een beloning te krijgen. Dit is de component van beloning die het duidelijkst
verband houdt met het concept van motivatie. De versterking (reinforcement) verwijst naar de
effecten die beloningen hebben bij het bevorderen van leren. Door de effecten op de hersenen een
beloning helpt de herinnering van de stimuli en acties die net voordat de beloning werd ontvangen
plaatsvonden, in te prenten of te versterken.
Focus 7: Hoe hebben Olds en Milner beloningsroutes in de hersenen geïdentificeerd?
Olds en Milner observeerden aanvankelijk per ongeluk dat wanneer ratten elektrische
stimulatie ontvingen door geïmplanteerde tinnen draden in bepaalde hersengebieden, ze zich
gedroegen alsof ze meer van die stimulatie probeerden te krijgen. Om te zien of elektrische
hersenstimulatie ook als versterking (reinforcer) zou dienen voor het leren, testten Olds en Milner
ratten in een apparaat waarin ze hun eigen hersenen elektrisch konden stimuleren door op een hendel
te drukken. Met de elektroden geplaatst in bepaalde hersengebieden, leerden ratten heel snel om op
de hendel te drukken en bleven ze op hoge snelheden doorgaan.
Focus 8: Wat is enig bewijs dat de mediale voorhersenen bundel en nucleus accumbens
essentiële routes zijn voor de effecten van de grote variëteit aan beloningen?
Onderzoek toonde aan dat ratten en andere dieren het hardst en het langst zullen werken om
een kanaal in de hersenen, genaamd de mediaal voorhersenenbundel, te stimuleren. De neuronen die
het meest cruciaal zijn voor dit lonende effect van dit kanaal, hebben hun cellichamen in de nuclei
van de middenhersenen en synaptische terminals in een grote nucleus van de basal ganglia die ook
wel de nucleus accumbens wordt genoemd. En daaropvolgend onderzoek, waarin de activiteiten van
de hersenen werden geregistreerd, heeft aangetoond dat de mediale voorhersenenbundel en de
nucleus accumbens actief worden in allerlei situaties waarin een individu een beloning ontvangt.
Bovendien, schade aan een van deze hersenstructuren breekt allerlei gemotiveerd gedrag volgens
onderzoek.
2
, Focus 9: Wat is enig bewijs dat het component van “willen” en “leuk vinden” in beloning
verschillende neurotransmitters betrekken?
Dieren die goed zijn getraind om een hendel in te drukken voor een of andere beloning, laten
een afgifte van dopamine in de nucleus accumbens zien vlak voordat ze op de hendel beginnen te
drukken, maar niet nadat ze de beloning hebben ontvangen. Meer direct bewijs dat dopamine
betrokken is bij "willen" maar niet "leuk vinden" komt van onderzoek waarin ratten worden
behandeld met middelen die het dopamine-effect in de nucleus accumbens blokkeren. Deze dieren
consumeren nog steeds voedsel, copuleren met seksuele partners en ontdekken nieuwe stimuli die
onmiddellijk aanwezig zijn. Ze blijven echter niet zoeken naar of werken voor beloningen die niet
onmiddellijk aanwezig zijn. En wanneer middelen die endorfine-receptoren bevatten in de nucleus
accumbens worden geïnjecteerd, verhogen ze de "leuk vinden" op sucrose en verhogen ze ook de
hoeveelheid voedsel dat een dier zal eten. De middelen die de effectiviteit van endorfine
verminderen bij mensen verminderen ook het genot van voedsel en andere beloningen. Dus de
afgifte van dopamine in de nucleus accumbens gaat gepaard met het willen en de afgifte van
endorfine in dit gebied gaat gepaard met het leuk vinden.
Focus 10: Welk bewijs suggereert dat dopamine cruciaal is voor het vermogen van beloningen
om ‘leren van iets nieuws’ te bevorderen- dat wil zeggen, om als versterkers te dienen?
De afgifte van dopamine in de nucleus accumbens lijkt cruciaal te zijn, niet alleen voor het
motiveren van dieren om voor beloningen te werken, maar ook voor hun vermogen om te leren om
aanwijzingen te gebruiken zo om te voorspellen wanneer en waar beloningen beschikbaar zijn. Een
bewijs hiervoor is de observatie dat dopamine-afgifte de lange termijn potentiëring (LTP) van
neurale verbindingen in de nucleus accumbens bevordert, waarvan wordt aangenomen dat het deel
uitmaakt van de cellulaire basis voor het leren door de hersenen. Ander bewijs komt uit onderzoek
waarin de hoeveelheid dopamine die in de nucleus accumbens wordt vrijgegeven, direct wordt
gemeten wanneer de dieren beloningen anticiperen en ontvangen. De dopamine-afgifte direct na de
beloning helpt de associatie tussen de beloning en elke stimulus of reactie die eraan voorafging te
versterken wanneer een beloning onverwacht is. Wanneer de signalen en antwoorden die leiden tot
een beloning al goed zijn geleerd, is er echter geen behoefte aan verdere versterking van dat leren en
komt dopamine-afgifte in reactie op het stoppen van de beloning. Dit patroon van dopamine-afgifte
komt overeen met het idee dat dopamine betrokken is bij het leren van iets nieuws.
Focus 11: Hoe helpt het begrijpen van het beloningssysteem van de hersenen ons om
drugsverslaving en dwangmatig gokken te begrijpen?
Ons begrip van de beloningsmechanismen van de hersenen geeft ons een idee waarom
dergelijke drugs verslavend zijn. Deze geneesmiddelen bootsen of bevorderen de effecten van
dopamine en endorfine in de nucleus accumbens. De nucleus accumbens is een belangrijk gebied
waar drugs werken om hun verslavende effecten te produceren. De drugs activeren de dopamine-
afgifte om de beloning op basis van leren te bevorderen. Door hun directe chemische effecten
worden neuronen elke keer geactiveerd als de drug wordt ingenomen. Het verlangen zelf, en niet het
verwachte genot, wordt de belangrijkste reden om drugs in te nemen. Hetzelfde geldt voor
dwangmatig gokken. Elk signaal in de omgeving die eerder aan gokken is gekoppeld, roept een
sterke, vaak onweerstaanbare drang op om te gokken. Kansspelen met geld als beloning zijn
krachtige activators van de nucleus accumbens en andere structuren waarvan bekend is dat ze deel
uitmaken van het beloningssysteem van de hersenen. Dwangmatig gokken, net als drugsgebruik,
3