VOEDINGSADVIES DOSSIER:
DIABETES TYPE 2
Jeanine Kraaijeveld - 584200
12 JUNI 2019
SPORTKUNDE
Hogeschool Inholland 0
,Inhoud
Inleiding ....................................................................................................................................................................2
STAP 1: Onderzoeken en vastleggen gegevens ........................................................................................................3
1.1 Theoretisch onderbouwing ................................................................................................................................4
1.2 Verzamelen persoonlijke- en voedingsgegevens ...............................................................................................7
1.3 Voedingsdagboekje ......................................................................................................................................... 16
STAP 2: Gegevens beoordelen .............................................................................................................................. 17
2.1 Vergelijking aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen ........................................................................... 18
2.2 Beoordeling overige voedingsmiddelen .......................................................................................................... 25
2.3 Gegevens beoordelen op basis van voedingsstoffen ...................................................................................... 26
2.4 Beoordeling van de energiebalans .................................................................................................................. 29
STAP 3: Conclusies ................................................................................................................................................. 31
3.1 Conclusies gezondheidsrisico’s ....................................................................................................................... 31
3.2 Conclusies bevoegdheid leefstijlcoach ............................................................................................................ 33
STAP 4: Voedingsadviezen opstellen..................................................................................................................... 34
Literatuurlijst ......................................................................................................................................................... 38
1
,Inleiding
Door deze handleiding als leidraad te gebruiken, leer je iemand onderbouwde voedingsadviezen te geven. De
doelstelling is voeding zo veel mogelijk te laten voldoen aan de Richtlijnen goede voeding van de
Gezondheidsraad én te laten aansluiten bij het eet- en leefpatroon van de cliënt.
Om persoonlijk voedingsadviezen te kunnen geven moeten eerst persoonlijke en voedingsgegevens verzameld
worden over de cliënt. Deze gegevens worden geanalyseerd en vergeleken met de normen. Hieruit volgt een
conclusie over het huidige voedingspatroon en worden verbeterpunten geformuleerd, de voedingsadviezen.
2
,STAP 1: Onderzoeken en vastleggen gegevens
3
,1.1 Theoretisch onderbouwing
Deskresearch (a.d.h.v. de 5 vragen uit de les).
1. Wat is diabetes?
Diabetes mellitus is een stoornis in de stofwisseling van koolhydraten, eiwitten en vetten door een absoluut of
relatief tekort aan insuline (onderscheidenlijk diabetes type 1 en type 2) (Stegeman, 2013). In de bètacellen
van de eilandjes van Langerhans in de pancreas wordt het hormoon insuline geproduceerd. Insuline is nodig
voor het transport van glucose en aminozuren door de celmembraan. Ook bevordert dit hormoon de vorming
van glycogeen in de spiercellen en de lever (Stegeman, 2013). Bij diabetes type 1 is er sprake van een absoluut
tekort aan insuline; door een defect in de bètacellen, wordt er geen insuline geproduceerd. Bij diabetes type 2
is er sprake van een relatief tekort aan insuline (Stegeman, 2013).
2. Wat zijn de oorzaken van diabetes?
Bij diabetes type 1 wordt het defect in de bètacellen meestal veroorzaakt door een auto-immuunreactie
(Stegeman, 2013). Erfelijkheid speelt hierbij slechts een kleine rol (Stegeman, 2013). Bij diabetes type 2 kan het
tekort aan insuline veroorzaakt worden door twee factoren. De eerste factor is de bèta-cellen die wel insuline
produceren, maar niet alert genoeg reageren op de bloedglucosespiegel. De insulineafgifte is hierbij is hierbij
dus onvoldoende om de pieken op te vangen in de bloedglucosespiegel (Stegeman, 2013). De tweede factor is
insulineresistentie in lever-, spier- en vetweefsel. Deze insulineresistentie wordt veroorzaakt door afgenomen
receptoren op de celmembraan die insuline hoort te binden en een vermindering in de affiniteit van deze
receptoren voor insuline. De oorzaak van de insuline resistentie is overgewicht (met name overmatig
abdominaal vet) (Stegeman, 2013). In tegenstelling tot diabetes type 1, speelt bij diabetes type 2 erfelijkheid
een grote rol (Stegeman, 2013).
3. Wat zijn de gevolgen van diabetes?
Diabetes kent vele gevolgen. Zo kunnen afwijkingen aan nieren, zenuwen, ogen en bloedvaten het gevolg zijn
van diabetes (Stegeman, 2013). Dit komt ook overeen met de resultaten uit het onderzoek van Baan, Schrijvers
en Poortvliet in 2007. Uit dit onderzoek is ook gebleken dat de kwaliteit van leven van mensen met diabetes
slechter is dan die van de mensen zonder chronische ziekten (Baan, Schrijvers & Poortvliet, 2007). Bij kwaliteit
van leven kan er gedacht worden aan het functioneren op fysiek, psychisch en sociaal gebied (Baan, Schrijvers
& Poortvliet, 2007).
4. Hoe stel je de diagnose van diabetes?
De diagnose van diabetes kan onder andere gesteld worden door de klachten van iemand te vergelijken met
symptomen van diabetes. Zodra deze vergelijkbaar zijn zal de huisarts het suikergehalte in het bloed
controleren. Deze test hoort nuchter en in twee verscheidene dagen uitgevoerd te worden (NHG, 2015). Zodra
uit beide testen naar voren komt dat de bloedglucosewaarde te hoof is, zal de diagnose diabetes vastgesteld
worden. Een andere manier om de diagnose van diabetes te stellen is door een glucosetolerantie test te doen.
Wederom moet deze test nuchter worden uitgevoerd. Eerst wordt de glucosewaarde van het bloed gemeten.
Vervolgend zal de cliënt een oplossing moeten drinken die 75 gram glucose bevat. Twee uur na inname van
deze oplossing zal de bloedglucosewaarde nogmaals gemeten worden. Zodra beide testen wijzen op een te
hoge bloedglucosewaarde, kan diabetes worden vastgesteld (NHG, 2015).
5. Hoe behandel je diabetes?
De behandeling van diabetes berust op drie dingen: medicijnen, dieet en lichaamsbeweging. Diabetes type 1
wordt behandeld met insuline en dieet. Diabetes type 2 wordt behandeld met dieet of met dieet en medicijnen
(Stegeman, 2013). Kijkende naar de voeding is er voor elk individu een dieetadvies nodig, waarbij de voeding
4
, en de insuline op elkaar afgestemd moeten zijn (Stegeman, 2013). Kijkende naar lichaamsbeweging werkt dit
bloedglucoseverlagend, door de cel die gevoeliger wordt voor insuline, waardoor de insulinegevoeligheid
afneemt. Tevens heeft bewegen een gunstig effect op het lichaamsgewicht, de bloeddruk, de verdeling van vet
in het lichaam en het HDL-cholesterolgehalte van het bloed (Stegeman, 2013). Met name duursport heeft een
positieve invloed op de regulatie van diabetes (Stegeman, 2013).
Algemene voedings/dieetbehandeldoelen, passend bij het gezondheidsprobleem van de casus:
De cliënt is al onder behandeling bij een diëtist (zorgprofiel 3). Volgens Artsenwijzer Diëtetiek in 2017
moeten de dieet-behandeldoelen gericht zijn op onderstaande punten:
- Optimaliseren van de glucoseregulatie,
- Verlagen van de cardiovasculaire risicofactoren,
- Bereiken en/of behouden van een gezond gewicht,
- Voorkómen van complicaties,
- Bevorderen van de algehele gezondheid,
Het is van belang dat het advies persoon specifiek opgesteld wordt. Daarnaast is het van belang dat
onderstaande punten toegepast worden:
- Aanleren van praktische vaardigheden voor een juiste verdeling van maaltijden en het maken van
gezonde keuzes,
- Aandacht voor de wisselwerking tussen diabetesmedicatie en koolhydraten. De maaltijdfrequentie,
koolhydraatverdeling en het insuline werkingsprofiel en/of werkingsprofiel van orale glucose
verlagende medicatie dienen op elkaar afgestemd te worden,
- Bewegen volgens beweegrichtlijnen. Hierbij moet er extra aandacht zijn voor het bloedglucose
verlagende effect van lichamelijke activiteit.
Echter, ik zal mij richten op zorgprofiel 2. Volgens Artsenwijzer Diëtetiek in 2017 kan het namelijk ook het
geval zijn dat iemand met diabetes in behandeling gaat bij een zorgprofessional (zorgprofiel 2). In dit profiel
is het van groot belang dat de voedings- en dieetadviezen van alle disciplines elkaar ondersteunen,
versterken en nooit tegenspreken. De zorgprofessional zal zich op vele punten moeten richten. Zie hieronder
de behandeldoelen die op basis van de Artsenwijzer Diëtetiek voor mevrouw Stijn zijn beschreven:
- De cliënt houdt zich aan de NDF-voedingsrichtlijn Diabetes 2015,
- De cliënt eet regelmatig eten: minimaal 3 keer per dag; ontbijt, lunch en avondeten,
- De cliënt beperkt suiker en suikerhoudende dranken: deze worden vervangen voor water, koffie of
thee zonder suiker en ongezoete melkproducten,
- De cliënt beperkt geraffineerde koolhydraatbronnen: vezelarme producten, zoals bijvoorbeeld wit
brood, witte rijst en pasta,
- De cliënt gebruikt koolhydraatbronnen meer uit volkoren producten, peulvruchten, groente en fruit
halen
- De cliënt volgt het beweegadvies: volgens beweegrichtlijnen 2017.
Bevoegdheid
Wanneer is er sprake van een voedingsadvies door een leefstijlcoach of dieetbegeleiding door een diëtist:
Er is sprake van een voedingsadvies door een leefstijlcoach zodra patiënten succesvol zijn behandeld in
zorgprofiel 3 of 4 en tijdens periodieke controles nog vragen hebben over het toepassen van NDF-
voedingsrichtlijn diabetes en meer ondersteunende begeleiding willen, dan bevinden zich in zorgprofiel 2 bij
de zorgprofessionals (Artsenwijzer Diëtetiek, 2017). Dit is tevens het geval bij de cliënt mevrouw Stijn. Ze gaat
namelijk naar een diëtist en dit verloopt goed, maar ze heeft nog vragen die ze aan een leefstijlprofessional
wil stellen.
5