Gedrag in organisaties – samenvatting
HFD 1,2,3,5,7,8
1 Individu en organisatie
2 inpassen en motiveren
3 groepen in organisaties
5 communicatie in organisatie
7 organisatiestructuur
8 organisatiestructuur
De relatie tussen individu en organisatie is te beschouwen als een ruilrelatie.
Het individu levert een bijdrage aan het functioneren van de organisatie en de
organisatie levert op haar beurt bijdragen aan het individu zoals: geld, status,
zekerheid, sociaal contact en waardering.
De organisatie is te beschouwen als een verzameling partijen die deels
gemeenschappelijke en deels strijdige belangen hebben.
Het management staat in deze situatie voor de opgaven om een aanvaardbaar
evenwicht te scheppen tussen de verschillende visies en belangen.
Dit maakt van de organisatie een politiek systeem.
Samenhangende invloeden op het gedrag van mensen in organisaties:
• Individuele factoren:
Behoeften, persoonlijkheid, capaciteiten, motieven, attitudes.
• Groepsfactoren:
Normen, rollen, cohesie, conformiteit.
• Organisatiefactoren:
Cultuur, structuur, stijl van leidinggeven, communicatie, besluitvorming,
conflicten.
• Omgevingsfactoren:
Economische, technologische, sociaal-culturele en politieke factoren.
,HOOFDSTUK 1 INDIVIDU EN ORGANISATIE
Gedrag –
Gaat om waarneembare handelingen van mensen.
Bijv: collega’s die koffiedrinken, hun mobieltjes checken en samen veel lachen.
Er zijn veel vormen van gedrag.
Managers zien graag productief gedrag.
Gedrag van mensen wordt onderzocht in de psychologie en in andere
wetenschappen. Zoals:
• Sociologie
• De antropologie
• De politicologie
De psychologie houdt zich bezig met wetenschappelijke studie van gedrag van
mensen en tevens van de mentale processen.
Bij mentale processen gaat het om:
• Processen in de hersenen
• Het denken en herinneren
• Het waarnemen
• Het voelen en zo meer
Bij het bestuderen van gedrag gaat het niet alleen om het verklaren van dat gedrag,
maar het gaat ook om voorspellen van gedrag en om beïnvloeden van gedrag.
Motivatie
• Onder motivatie verstaan we het totaal van beweegredenen of motieven dat
op een bepaald ogenblik werkzaam is binnen een individu.
( Dit betekent dat motivatie alles omvat wat ons aanzet tot actie op een
bepaald moment. Het zijn de redenen of drijfveren die op dat moment
van invloed zijn op een persoon en hen aanzetten om iets te doen)
• Die motieven kunnen leiden tot bereidheid om bepaalde inspanningen te
verrichten.
• Motivatie is afgeleid van het woord : movere (latijns) dat betekent : in
beweging zetten.
MOTIVATIE WORDT BEPAALD DOOR 3 STROMINGEN
• Interne krachten ( behoeften )
• Externe krachten ( situatie )
• Betekenisgeving aan situatie en behoeften.
Intrinsieke motieven
Die van binnenuit komen
,Extrinsieke motieven
Die van buiten iemand komen
Motivatie door: Interne krachten ( driften )
Vanaf de oudheid houden mensen zich bezig met de vraag: wat bezielt ons?
Hoe komt het dat we ons op een bepaalde manier gedragen?
Feud de grondlegger van psychoanalyse, noemt die interne krachten -> driften.
Deze driften zijn aangeboren, hebben een lichamelijke oorsprong.
Zij zijn de drijfveren voor het handelen.
Moderne psychologen noemen interne krachten -> behoeften.
Er zijn verschillende theorieën over behoeften:
• Theorie van Maslow
• Alderfer
• McClelland
THEORIE VAN MASLOW (1943, 1954)
Gaat ervan uit dat aan het gedrag van alle mensen een vijftal behoeften ten
grondslag ligt. ( de basis vormen )
1. Fysiologische behoeften:
Behoeften die te maken hebben met leven en in leven blijven, zoals de
behoefte aan voedsel en water, aan slaap en aan een goede
lichaamstemperatuur.
2. Veiligheidsbehoeften:
Behoeften aan veiligheid, zekerheid en bescherming.
3. Sociale behoeften:
Behoefte aan sociaal contact, aan vriendschap, liefde en ergens bij horen.
4. Erkenningsbehoeften:
Behoefte aan waardering en respect door anderen, aan achting en status.
5. Zelfactualiseringsbehoeften:
Behoefte aan kennis, waarheid en wijsheid om tot zelfontplooiing of
persoonlijke groei te komen.
, Maslows behoeftepiramide
Zelfactualisering
Erkenning
Sociale behoeften
Veiligheid
Fysiologische behoeften
Aan Maslows theorie liggen 2 uitgangspunten die de basis vormen.
1. Deprivatie van behoeften leidt tot activatie.
- Wanneer er sprake is van een tekort (deprivatie), een onbevredigde
behoefte, zal iemand in beweging komen (activatie).
- Hij zal maatregelen nemen die kunnen leiden tot bevrediging van deze
behoefte.
- De kracht van activatie zal afhankelijk zijn van de mate van deprivatie.
Is de behoefte eenmaal bevredigd, dan wordt de activatie minder.
2. Behoeften zijn hiërarchisch geordend.
- Maslow is van mening dat er een vaste ordening is in behoeften. Deze
ordening is bij alle mensen hetzelfde.
- Eerst komen de fundamentele behoeften (fysiologische behoeften) aan
orde.
- Wanneer deze voldoende zijn bevredigd, worden de veiligheidsbehoeften
dominant; daarna de sociale behoeften enz. Mensen komen dus pas toe aan
de erkenningsbehoeften als de onderliggende behoeften bevredigd zijn.