Kwestie 2: Hoe veranderen techniek en wetenschap ons mensbeeld?
H4 Metaforen voor de mens
Metafoortheorie van Lako en Johnson: ons dagelijks taalgebruik zit vol met metaforen —>
metaforen kunnen de ernst van een situatie duidelijk maken etc
Oriëntatiemetaforen: metaforen die verbeelden hoe ons lichaam op de wereld is gericht —> blij
is boven (opperbeste sfeer), verdrietig is beneden (somber iemand loopt ingezakt) —> aan een
concept wordt een plaats/richting toegekend
Ontologische metaforen: wij gebruiken onze ervaring van het omgaan met fysieke objecten om
mentale begrippen uit te drukken —> de geest is een machine (ik kom maar moeilijk op gang) —>
emoties/handelingen/gebeurtenissen/ideeën beschouw je als entiteiten en substanties
Metaforen zijn dus basis van onze lichamelijke ervaring, vaak universeel omdat iedereen met een
lichaam leeft —> psychologen Vroom en Draaisma onderzoeken de culturele basis hiervan, en
benadrukken hiermee de historische contingentie
Historische contingentie: metaforen zijn ontleend aan technologische en wetenschappelijke
ontwikkelingen, historische omstandigheden zijn dus van belang —> metafoor vd computer, de
computer kan de mens beschrijven, maar ook andersom
H5 Mens - brein - computer
Functionalisme: niet focussen op het biologische materiaal vd hersenen, maar op functie ervan
Dick Swaab: arts en neurobioloog, stelt dat de interacties van zenuwcellen in de hersenen onze
‘geest’ produceren (emoties, moraliteit, vrije wil etc) —> alles in de hersenen is dus op te vangen
in elektrische activiteit, alles is dus materialistisch —> computermetafoor klopt: we kunnen de
hersenen op vatten als biologische machines die informatie verwerken
Cognitivisme: ziet gedrag en mentale verschijnselen als functie van de informatieverwerkende
capaciteiten van de geest/hersenen —> input - verwerking - output —> biedt een
functionalistische benadering van de mens als denkend wezen, de
functie is informatieverwerking
Computionalisme: speci eke variant van het cognitivisme, er
wordt gebruik gemaakt van je algoritme (net zoals computers),
zodat je voorspelbaar kan handelen in situaties
Denken is een speci eke vorm van informatieverwerking —>
symboolmanipulatie, we gebruiken voortdurend tekens/
symbolen om de werkelijkheid weer te geven
Kunstmatige intelligentie: simuleert het menselijk denkvermogen
—> als computers net zo goed symbolen kan manipuleren als de mens, kunnen al onze
cognitieve vaardigheden door computers worden uitgevoerd
Symboolsysteemhypothese: ons contact met de werkelijkheid wordt bemiddeld door
representaties —> je herkent een paard omdat je hier al eerder mee in contact bent gekomen —>
idee ook te vinden bij Descartes, Locke en Hume bijv —> representationalisme
Expertsystemen: men tracht systemen te bouwen die een vorm van expertise kunnen vertonen in
een afgebakend domein —> bijv medisch
Dreyfus: vindt AI domeinspeci ek, expliciet, regel geleid en dus niet menselijk —> juist sprake van
intelligentie wanneer een situatie plots verandert, je past je aan —> vaardigheden worden verward
met theoretische kennis —> je leert vaardigheden vast aan, maar zijn hierna soepel in de situatie
Ondanks de kritiek van Dreyfus zijn er nog 2 dingen die je wel kan doen met AI:
-productsimulatie: imitatie van het uiteindelijke resultaat van het denken, bijv bij een schaakspel
fi fi f fi
, -processimulatie: imitatie van de menselijke manier van denken, arti ciële neurale netwerken
Neurale netwerken: nabootsing vd hersenen met een computer —> hersencellen/neuronen zijn
de voornaamste bestanddelen vd hersenen —> interactie tussen hersencellen is met getallen vast
te stellen, en daarom wordt gedacht dat deze interactie ook
kunstmatig plaats kan vinden —>
Connectionisme: AI ontwikkelen door de werking van neuronen met
een computerprogramma te simuleren
Deep learning networks: connectionistische netwerken met veel
meer lagen, die een enorme rekenkracht hebben
H6 4E-Cognitie
4E-Cognitie: embodied, embedded, extended, enactive
Embodied (belichaamde cognitie): belang van het lichaam in de cognitie, beweging van het
lichaam —> ons brein zit in het lichaam, bewustzijn/kennis hebben een lichamelijke basis —>
verhouding tot je omgeving
Embedded (ingebedde/gesitueerde cognitie): het belang van de omgeving/situatie in de cognitie
—> ons denkvermogen is verdeeld over brein, lichaam en omgeving —> omgeving kan dienen als
onderdeel van het denken of enkel als hulpmiddel —> ruimtelijk/talig/sociaal/historisch
Extended (uitgebreide cognitie): bij het denken maken we niet alleen gebruik van ons lichaam,
maar ook van allemaal externe hulpmiddelen —> cognitieve extensies —> internaliseer/
internalisme? (cognitie altijd in het hoofd) wordt vervangen door externalisme (cognitie deels in de
omgeving)
Primaire tekst 5 “where does the mind stop, and the rest of the world begin” van Clark & Chalmers
over Extended
Enactive (enactieve cognitie): ons denkvermogen en bewuste ervaring bestaan uit een
belichaamde interactie met en in een omgeving die in de eerste plaats praktisch en niet-
theoretisch is —> ons denken en bewustzijn bestaan niet los van de omgeving, er ontstaat een
dynamische wisselwerking
Primaire tekst 6 “de rol van het bewegende lichaam in de fenomenologie van de waarneming” van
Kevin O’Regan, Erik Myin en Alva Noë over Enactive
fi