Ontwikkelingspsychologie 1
Anxiety and anxiety telated disorders
Anxiety disorders: separation anxiety disorder, specific phobia, social phobia, panic disorder, agoraphobia
en generalized anxiety disorder
Obsessive-compulsive disorders: obsessive-compulsive disorder, body dysmophic disorder, hoarding
disprder, trichotiollomania en excoriation disorder
Trauma and stressor-related disorders: posttraumatic stress disorder, acute stress disorder and
adjustment disorder
Prevalentie van anxiety en anxiety related disorders: 18.1% van de volwassenen in de VS. 22.8% van
deze gevallen heeft een ernstige stoornis. Dit is een van de meest voorkomende stoornissen in de DSM.
We zien hier dat specifieke fobieën het
meeste voorkomen (vooral vrouwen) en
het minste OCD. Over het algemeen
hebben vrouwen meer kans op een
anxiety disorder of depressie. Mannen
hebben meer kans op externaliserende
stoornissen zoals ODD of SUD.
Fear has a function: Angst helpt om gevaarlijke situaties te vermijden en is belangrijk voor overleving.
Angst kan ook problematisch zijn wanneer het je dagelijks leven belemmert, maar het kan ook
pathologisch zijn. Hiervoor gebruiken we de 4 D’s: deviation, dysfunction, distress en danger
Adaptive/non-klinisch: de meeste kinderen hebben een angst die past bij hun leeftijd. Het begint
pas problematisch te worden als het je dagelijks functioneren en je ontwikkeling belemmert.
Risico factoren voor anxiety disorders:
Child factors:
Genetische predispositie
Temperament: bijv moeilijk jezelf kunnen remmen
Cognitie: laag IQ is gelinkt aan anxiety disorders. Als je namelijk beter je omgeving kan voorspellen
heb je een lagere kans op een anxiety disorder
Omgeving:
Insecure attachment
Education
Parental style: zijn je ouders voorspelbaar? Houden ze zich aan beloftes?
Negatieve gebeurtenissen: leef je in een oorlogsgebied?
Gedeelde kenmerken van anxiety disorders:
Extreme angst en anxiety
Daarbij behorende verstoringen in gedrag:
o Fear: emotionele reacties op enge stimuli en arousal: hogere hartslag etc
o Anxiety: bezorgdheid over toekomstige gebeurtenissen
Exclusief: je kan de fear of anxiety niet toeschrijven aan medicatie, drugs of een medische
aandoening. Dus puur en alleen door de stoornis die je hebt
Verschillen in anxiety disorders:
o Uiteraard verschilt elke anxiety disorder van elkaar omdat het over een ander object/situatie gaat
o De inhoud van de gedachten die geassocieerd zijn met de angst varieert per type anxiety disorder
,Alle anxiety disorders in de DSM-5:
o Separation Anxiety Disorder
o Selective Mutism
o Specific Phobia
o Generalized Anxiety Disorder
o Social Anxiety Disorder
o Panic Disorder
o Agoraphobia
Vallen niet langer meer onder anxiety disorders:
o Obsessive Compulsive Disorder (OCD)
o Acute stress disorder
o Posttraumatic stress disorder
Separation Anxiety Disorder: overmatige angst met betrekking tot scheiding van huis of attachment
figures (bijv ouders). Zo erg dat ze niet naar school kunnen gaan en hierdoor niet goed ontwikkelen. De
symptomen beginnen voor 18 jaar. Diagnose kan niet gegeven worden boven 18
Selective mutism: kan ook alleen gediagnosticeerd worden bij kinderen. Kind kan in specifieke situaties
waar verwacht wordt dat je praat niet spreken en kan niet verklaard worden door andere redenen zoals de
taal niet kennen of een andere stoornis. Dit belemmert de educatie en sociale interactie. Ten minste 1
maand.
Specifieke fobie:
o Overmatige of onredelijke angst voor een object of situatie
o Bij blootstelling aan de situatie krijg je een anxiety response of een paniek aanval
o De persoon beseft zelf ook dat de angst onredelijk is
o Vermijding van die stimulus of ze gaan er toch doorheen met intense stress
o Vaak lastig om de specifieke reden voor de angst te herinneren:
o Kan na een traumatische gebeurtenis zijn (bijv slangenbeet bang voor slangen)
o Informational transmission (iemand vertelt je over zijn eigen enge ervaring met een slang)
o Observational learning: nadat je hebt gezien hoe je broertje door een slang is gebeten ben
je nu ook bang
o Aangeboren: er zijn aangeboren angsten zoals spinnen (zelfs als er weinig spinnen zijn in
Nederland en je niks traumatisch hebt meegemaakt of gezien. Het zit gewoon in je systeem)
Generalized anxiety disorder (GAD): de hele tijd zorgen maken over wat er kan gebeuren: als ik dit
examen niet haal niet naar volgend jaar geen werk kunnen vinden dakloos zijn. Je stopt nooit met
je zorgen maken over iets. Het belemmert echt je dagelijkse activiteiten en hogere kans op zelfmoord. De
prevalentie is 3% en de age of onset tussen 25 en 30 jaar (maar vaak speelt het al je hele leven). 66% van
de mensen met GAD heeft een comorbide stoornis.
Social anxiety disorder: heel bang zijn of anxiety hebben in sociale situaties waar mensen je kunnen
judgen of dat mensen naar je kijken. Je hebt een angst dat je iets doet waardoor anderen negatief over je
denken. Hierdoor ga je sociale situaties vermijden of ga je erdoorheen met intense angst of anxiety.
Prevalentie is 2% - 5%. Age of onset: adolescentie (10-15 jaar). Ook kun je paniekaanvallen hebben:
o Paniekaanvallen: een plotselinge golf van intense angst of ongemak die binnen 10 minuten een
hoogtepunt bereikt en waarbij 4 of meer van de volgende symptomen optreden:
o Hartkloppingen, zweten, trillen, kortademigheid, gevoel van verstikking, misselijkheid,
duizeligheid, flauwvallen, koude rillingen of opvliegers, gevoelloosheid of tintelingen,
depersonalisatie (gevoel dat je los staat van jezelf) en derealisatie (gevoel van
onwerkelijkheid), angst om de controle te verliezen en angst om dood te gaan.
Paniekstoornis: je spreekt van een paniekstoornis wanneer je terugkomende onverwachte
paniekaanvallen krijgt en je je zorgen maakt over het krijgen van een nieuwe paniekaanval. Hierdoor ga je
situaties vermijden die ooit voor een paniekaanval hebben gezorgd. Deze symptomen zijn bij een
paniekstoornis niet te verklaren door iets anders zoals medicijnen, fobieën, OCD, PTSD of separation
anxiety disorder.
, o Prevalentie: 2-3%
o Age of onset: 20-24 jaar
o Als je een paniekaanval hebt gehad betekent het niet meteen dat je ook een paniekstoornis hebt
o Er is een grote variatie in hoe ernstig en vaak de paniekaanvallen voorkomen
o Mogelijk weer episodes na herstel: je kan veel paniekaanvallen hebben in je jeugd, daarna kan
het verdwijnen en het kan later weer terugkomen
Agoraphobia: aanhoudende angst in 2 van de volgende situaties: in een menigte, in publieke plaatsen,
openbaar vervoer, in de rij. In zo’n situatie krijg je meteen een anxiety respons of paniekaanval. Je
vermijd dan deze situaties of gaat er doorheen met intense distress. Hier beseft de persoon ook dat
zijn/haar angst onredelijk is. Agoraphobia wordt nu gediagnosticeerd ongeacht of je wel of geen
paniekstoornis hebt. Prevalentie: 2%, gemiddelde onset is 17 jaar. 30% van de mensen met agoraphobia
hebben paniekaanvallen of een paniekstoornis. Ook kunnen ze niet alleen bang zijn voor drukke plekken,
maar ook voor hun vertoning in sociale situaties, zoals eating in public (dus kan een beetje comorbide zijn
met social anxiety).
Obsessive compulsive disorder
Obsessive Compulsive Disorder (OCD): bestaat uit obsessies en/of compulsieve handelingen
o Obsessies: aanhoudende en terugkerende intrusive thoughts, ideeën, beelden of impulsen. Deze
obsessieve gedachten zijn vaak verontrustend, beledigend of irrationeel die ernstige stress en angst
veroorzaken, bijvoorbeeld wanneer je op je balkon staat en denkt “wat als ik nu naar beneden
spring?” of plotseling gekke dingen roepen in een gesprek. Het is vaak gerelateerd aan onzekerheid
over angstaanjagende vooruitzichten, bijvoorbeeld heb ik het gasfornuis wel uit gedaan of zou het
huis nu in brand staan?
o Compulsies: repetitieve gedragingen, dranghandelingen, rituelen of mentale handelingen die
iemand uitvoert om de obsessieve angst te verminderen of een gevreesde gebeurtenis te
voorkomen. Deze handelingen zijn excessief of overdreven, vooral in rustige momenten wanneer
de persoon beseft dat deze handelingen niet logisch zijn. Bijvoorbeeld 15 keer checken of je de
deur wel echt dicht hebt gedaan. 80% van de mensen met OCD verrichten vooral handelingen waar
je moet checken, maar ook wassen, tellen, steeds opnieuw dezelfde handelingen uitvoeren, steeds
opnieuw bevestiging vragen aan anderen, maar ook mentale rituelen zoals excessief bidden,
speciale nummers herhalen.
o Tijdrovend: mensen met OCD besteden vaak minstens een uur per dag aan hun obsessies en/of
compulsies.
o Stress en belemmering: deze obsessieve gedachten en compulsies leiden tot stress en
beïnvloeden het vermogen om normaal te functioneren in sociale situaties, op werk of in andere
belangrijke gebieden van hun leven.
o Prevalentie: 1%-2%
o Vrouwen: komt bij vrouwen iets meer voor dan bij mannen
o Age of onset: OCD begint meestal in de vroege tienerjaren of tijdens de adolescentie. Het is
zeldzamer als dit later voorkomt, maar het kan natuurlijk altijd voorkomen
o Lijden: veel mensen lijden vaak jarenlang voordat ze een officiële diagnose krijgen
Fear conditioning
Conditioneren: Bij Pavlov zagen we dat de unconditioned stimulus US (eten) zorgt voor de unconditioned
response (kwijlen). Als je voor het eten een bel rinkelt (conditioned stimulus) zorgt dat voor een conditioned
response (kwijlen). Angsten zijn ook te conditioneren.
o Fear acquisition: als een hond agressief naar je blaft leer je dat honden een bedreiging zijn
o Fear extinction: deze angst kan uitdoven als je veel honden ontmoet die leuk met je spelen. Dus
de geconditioneerde angstreactie vermindert door herhaalde blootstelling aan de bedreigende
stimulus zonder dat de negatieve consequentie optreedt. Dit wordt gedaan bij exposure therapy wat
een onderdeel is van cognitieve gedragstherapie. Het is dus een effectieve behandeling