Informatiekunde tentamen
Bawden & Robinson H1,2,3,4,7,6,10,9,14
Borgmann, "Information and Reality at the Turn of the Century
Garrison, “Getting a ‘quick fix’: First-year college students’ use of Wikipedia”
TEDx Talk van Deepak Jagdish & Daniel Smilkov
Bawden & Robinson
Hoofdstuk 1
Informatiewetenschap: wetenschap en praktijk die zich bezighoudt met het effectief verzamelen,
opslaan, terugvinden en gebruiken van informatie. Het gaat om opneembare informatie en kennis, en
de technologieën en aanverwante diensten die het beheer en gebruik ervan vergemakkelijken.
Field of study: multidisciplinair studiegebied waarbij meerdere vormen van kennis betrokken zijn en
waarbij samenhang wordt gegeven door een focus op het centrale concept van menselijke
geregistreerde informatie.
Overlap tussen informatiewetenschap en:
o Collection overlap/ GLAM: galeries, bibliotheken, musea en archieven
o Technology overlap: overlapgebieden als informatieopnames, archieven en HCI (Human-
computer interaction)
o Social overlap: informatiewetenschap wordt soms ook benoemd als sociale wetenschap
o Communication overlap: houdt zich bezig met de technische kant van communicatie
(informatiedesign, vertalen, samenvatten)
o Management and policy overlap: overlap met kennismanagement en bedrijfsintelligentie
o Domain specialism overlap: groot overlap tussen informatiewetenschap en gespecialiseerde
kennis over een bepaald onderwerp, zoals medische informatie.
Informatiewetenschap houdt zich bezig met alle aspecten van de communicatieketen
Verschillende organen die te maken hadden met de erkenning van informatiekunde als discipline:
o Eerste orgaan: The Institute Federation for Information and Documentation (FID)
o Tweede orgaan: The American Society for Information Science en The Institute of Information
Science
Hoofdstuk 2
Informatiecommunicatie begon met gesproken taal, maar de geschiedenis van informatiewetenschap
begon pas toen dit gedocumenteerd werd (eerst grotschilderingen, toen het schrift)
Alfabet gebruikte een klein aantal symbolen welke gebruikt konden worden om in verschillende talen
te schrijven.
Het ontstaan van drukkerijen in Europa had twee effecten:
, o Beschikbaarheid van meerdere, identieke exemplaren van een werk zorgde ervoor dat deze
sneller verspreid konden worden, omdat ze niet met de hand geschreven hoefden te worden.
o Leidde tot een informatie-explosie: er kwamen steeds meer kopieën van steeds meer titels.
Eerste bibliografie: Bibliotheca Universalis en eerste journal: Journal des Savants
Vanaf de 19e eeuw begon de massacommunicatie: mede door producten v.d. industriële revolutie ten
behoeve v.d. verspreiding van informatie
o Opkomst telegraaf, postservice, telefoon, fotografie
20ste eeuw: introductie van nieuwe vorm van analoge documenten
o Opkomst van de digitale computer leidde tot convergentie van formaten: alles werd digitaal
Hoofdstuk 3
Filosofische gedachten behandelen drie verschillende kwesties:
o Metafysica en ontologie: wat betekent “zijn” voor ons en wat voor soort dingen kunnen
bestaan?
Link aan INFK: Gaat in op de aard en het bestaan van entiteiten zoals informatie,
documenten, relevantie, enz.
o Epistemologie/ kennisleer: wat betekent het om te weten? Wat kunnen we weten en hoe
kunnen we zeker zijn van onze kennis?
Link aan INFK: Wat wordt er bedoeld met kennis?
o Ethiek: welke acties zijn “goed” en hoe moeten we handelen?
Link aan INFK: wat is juist gebruik van informatie? Bekijkt ook kwesties zoals privacy.
Drie filosofische standpunten die te maken hebben met informatiekunde:
o Realisme: de leer dat de fysieke wereld daadwerkelijk bestaat en rationeel onderzocht kan
worden.
o Constructivisme: de leer dat de werkelijkheid wordt geconstrueerd door individuen, waarbij
er geen sprake is van een objectieve realiteit.
o Kritische theorie: Gaat in op de aard en het bestaan van entiteiten zoals informatie,
documenten, relevantie, enz.
Paradigma: een samenhangend stelsel van modellen in theorieën; ‘basisset’ van wetenschappelijke
opvattingen; verzameling overtuigingen over een onderwerp en afspraken over hoe een onderwerp
bestudeerd moet worden.
Turn: snelle ommekeer van richting binnen een bepaalde studie. Hierbij wordt bepaald welke
onderwerpen relevant zijn en hoe deze onderwerpen bestudeerd dienen te worden. Adoptie van een
nieuw paradigma.
Drie grote paradigma’s in de informatiewetenschap:
o Systeemparadigma: informatiesystemen worden geanalyseerd in isolatie v.d. werkelijke
wereld. Informatie is objectief en de gebruiker dient zich aan te passen aan het systeem.
Cranfield experiments
, Limitatie: menselijke gebruiker van de informatie en de informatiesystemen worden
compleet los van elkaar gezien.
Voorbeeld: uploadfilter
o Cognitieve paradigma: focust zich op de cognitie van de gebruiker: wat weten zij en hoe
beïnvloedt dit de manier waarop zij informatie zoeken en gebruiken?
Limitatie: is vooral gefocust op het individu en minder op de sociale interactie
omtrent informatie. Laat sociale factoren dus buiten beschouwing.
Voorbeeld: zoekmachines
o Sociaal-cognitieve paradigma: interactie tussen de sociale en individuele werelden.
Gedeelde kennis, geen individuele mentale modellen.
Voorbeeld: sociale media
Volgens Karl Popper bestaat objectieve kennis wel degelijk. Kennis evolueert op een manier die
analoog is aan biologische evolutie, waarbij theorieën worden vervangen door betere theorieën.
Gebeurt door observatie, falsificatie, experimenteren en kritische argumentatie.
o Falsificatie: Het aantonen van de valsheid of onwaarheid van een stelling of een theorie. Staat
tegenover verificatie.
o Volgens Popper bestaat kennis los van de mens. Om dit te ondersteunen kwam hij met een
model van ‘drie werelden’:
Wereld 1: fysieke voorwerpen en materiële zaken (onderwerp en bron van kennis)
Wereld 2: de subjectieve mentale inhoud van individuele kennis (kennis in ons
hoofd)
Wereld 3: overdraagbare, objectieve kennis (kennis buiten ons hoofd)
Jess Shera’s sociale epistemologie: de totaliteit van de processen waardoor een samenleving collectief
een staat van kennis bereikt.
o Studie van de manieren waarop een samenleving als geheel een perceptieve relatie tot haar
totale omgeving bereikt.
o Brug tussen theorie en praktijk.
o Gefocust op productie, stroom, integratie en consumptie van gecommuniceerde gedachten in
het hele sociale weefsel
Luciano Floridi’s philosophy of information: adresseert alle aspecten van de concepten en aard van
informatie
o Ieder filosofisch onderwerp kan worden herschreven in informatie terms
o Informatie is een ongrijpbaar concept
o Informatie kan worden begrijpen vanuit 3 perspectieven
Als realiteit
Over realiteit
Voor realiteit
o Idee van Inforg: een bewust informatief organisme zoals een mens.
Hoofdstuk 4
Informatie in verschillende contexten
o Fysiek
Entropie: maat voor de wanorde van een fysiek systeem
Als een systeem verstoord is, hebben we weinig kennis van wat de componenten zijn
of wat ze doen
Relatie tussen informatie en entropie is dat informatie fysiek moet zijn, omdat deze
altijd verwerkt moet worden in een fysiek systeem (zoals een brein of een
document)
o Biologisch
Ontdekking van genetische code leidde tot de conclusie dat informatie een
fundamentele biologische eigenschap is
Overdracht van informatie is net zo fundamenteel voor de mens als bv. metabolisme
o Sociaal
Shannon-Weaver-Hartley theorie: wiskundige basis voor het berekenen van de hoeveelheid informatie
die kan worden overgedragen door een medium of kanaal