12. European Society in the Age of the renaissance (A history of western society, McKay)
Terwijl de 100 jarige oorlog zijn grip heeft op Noord-Europa kwam er in Zuid-Europa een nieuwe
cultuur op. De 14e eeuw had opmerkelijke veranderingen in het Italiaanse intellectuele, artistieke en
culturele leven.
Renaissance- afgeleid va het Franse woord hergeboorte. Volgens Giorgio Vasari (1511-1574) was de
glorie van de oudheid herboren na eeuwen van duisternis. Het verspreidde zich sloom vanuit Italië
waardoor de renaissance op verschillende tijden in verschillende plekken van Europa aankwam.
Na de renaissance kwamen er ook culturele en politieke veranderingen zoals de reformatie en de
Europese expansie over de zee.
12.1 Wealth and power in Renaissance Italy.
Noord Italiaanse steden leidden de weg in de grote commerciële opleving van de elfde eeuw. Steden
als; Venetië, Genua en Milaan hebben een eigen vloot en drijven handel. Door al het geld dat er
binnenkomt maken ze grote stappen in het bouwen van goede schepen, waardoor de schepen alleen
maar sneller en beter werden.
Een nog belangrijkere stad is Florence, de stad waar de renaissance is begonnen. Door haar ligging
aan de Arno ten noorden van Rome was de stad perfect voor de handel en groeide het aantal
inwoners enorm. Florentijnse kooplieden waren druk met geld investeren en verwierven zelfs de
controle over de pauselijke banken in de 13 e eeuw. Florentijnse handelsfamilies kregen de controle
over Europese banken en de winst die hieruit voort kwam werd geïnvesteerd in de stedelijke
industrie, zoals het maken van kleren. De bankiers uit Florence beheersten de politieke en culturele
structuur van de stad. De mensen zagen het leven als een kans om gewoon te genieten in plaats
van een pijnlijke pelgrimstocht in naam van god.
Noord-Italiaanse steden waren gemeenten geleid door een vereniging mannen. Ze waren politiek en
economisch onafhankelijk van lokale edelen. De lokale edelen kwamen vaak in de stad wonen om
een rijke vrouw te trouwen en zelf handel te beginnen met het geld van haar bruidsschat. De fusie
van edelen en lokale rijke mensen zorgde voor een machtige oligarchie die de stad en omliggende
gebieden regeerde. Toch was het niet altijd stabiel. Koopliedenelites maakten burgerschap in de
gemeenten afhankelijk van een kwalificatie, jaren van verblijf binnen de stad, en sociale connecties.
Niet iedereen had deze kwalificatie en kon het politieke ambt behouden. De normale mensen ook
wel de ‘popolo’ genoemd werden hun burgerrechten ontnomen en zwaar belast. Dit zorgde voor
wraak en in de 13e eeuw kwam een gewapende macht stad na stad het bestuur overnemen. Omdat
er geen burgerlijke orde kon worden behouden duurde de winst van de popolo’s maar kort en nam
de oligarchie de stad al snel weer over met behulp van een militaire leider met een huurleger.
Signori- overheid aangestuurd door één man, vaak een rijke handelaar of edelman. Signori houden
een gemeentelijke overheid aan maar deze had eigenlijk geen macht, de echte macht lag bij een klein
groepje rijke kooplieden. De signori laten grote paleizen middenin de stad bouwen om te wonen en
werken. ze verwelkomden graag andere heersers en maakten daar dan één groot festijn van om
macht uit te drukken.
De Italianen waren passioneel gehecht aan hun eigen stadstaat wat een eenheid Italië niet
bevorderde. In de 15e eeuw hadden we 5 machten die het Italiaanse schiereiland domineerden. Deze
domineerden ook de kleinere stadstaatjes, de politiek bestond uit de sterkeren die de zwakkeren
domineerden en onderdrukten. Milaan en Venetië noemden zichzelf een republiek maar werden
eigenlijk bestuurd door een oligarchie. Florence was wel een republiek met een gezag dat in
,verschillende stadsraden berust maar de stad werd effectief geregeerd door de bankiers familie de
Medici voor wel 3 eeuwen. Van 1434 tot 1492 werd de stad geregeerd, daarna een tijdje minder,
vanaf 1569 werd de republiek Florence het erfelijk groothertogdom van Toscane met de Medici
familie als hun groothertogen tot 1737.
De stadstaten wilden elkaar veroveren. Toen Florence en Napels het eens waren om samen Milaan te
veroveren, riep Milaan de hulp in van de Franse koning en Frankrijk viel in 1494 Italië binnen.
Girolamo Savonarola (1483-1498)- deze Dominicaanse monnik had voorafgaande aan de Franse
invasie vurige preken gehouden waarin hij vertelde dat Italië zou worden gestraft door god voor haar
corrupte beleid en morele ondeugd. De Italianen zagen de invasie van de Fransozen als een
vervulling van zijn profetie en verdreven de medici ’s. Savonarola werd de leider van een nieuwe
republiek en beloofde meer glorie in de toekomst als ze hun manieren zouden hervormen. Hij
veranderde het bestuur en organiseerde ‘’vreugdevuren van de ijdelheden’’ waarin dure kleren,
cosmetica, heidense boeken en kunst die de menselijke schoonheid vierden werden verbrand.
Uiteindelijk werden mensen zijn morele beschuldigingen zat en werd hij geëxcommuniceerd door de
paus, gemarteld en verbrand op het plein van de vreugdevuren.
De invasie van Frankrijk luidde een tijdperk in van oorlogen. Het falen van de stadstaten om een
gemeenschappelijk buitenlands beleid op te stellen zorgde voor eeuwen van onderwerping door
indringers. Italië bereikte pas in 1870 eenheid.
12.2 Intellectual change
De renaissance karakteriseert zichzelf door het idee van de geleerde Italianen dat ze in een nieuwe
tijd leefden. Dit baseerden zij op basis van oude Latijnse en Griekse filosofie en literatuur. Door de
komst van de drukpers werden deze ideeën snel in Europa verspreid.
Vasari was de eerste die het woord renaissance opschreef maar hij was niet de eerste die voelde dat
er iets was herboren. Francesco Petrarca (1304-1374) de Florentijnse poëet en geleerde was
geobsedeerd door de klassieke oudheid en vond dat de schrijvers in zijn tijd dit als voorbeeld
moesten gebruiken dan zou er een nieuwe gouden eeuw van intellectualiteit komen. Rond 1350
stelde hij een nieuwe manier van onderwijs voor waarin mannen de werken van oude romeinse
auteurs bestudeerden.
Humanisme- de studie van Latijnse klassiekers de mensen die het bepleiten zijn humanisten.
Humanisme was het belangrijkste intellectuele component in de renaissance. Het humanisme had als
filosofie dat de menselijke aard en prestatie, die centraal stond in de klassiekers, moesten worden
overpeinst.
Cicero (106-43 B.C.)- leefde tijdens het tijdperk waarin caesar en andere romeinse generaals de
romeinse republiek veranderden in een rijk. Cicero wilde terug naar een republiek en schreef dit aan
in elegante brieven en verdragen. Petrarca en andere humanisten bewonderde zijn taalgebruik,
literaire stijl en politieke ideeën.
Leonardo Bruni (1374-1444)- linkte de achteruitgang van de romeinse republiek nauw aan de
achteruitgang van de Latijnse taal. Noemt de geschiedenis voor het eerst in tijdvakken; oudheid,
middeleeuwen en moderne tijd.
Marsilio Ficino (1433-1499)- begint een informele groep culturele elite mensen les te geven, ze
werden bekend als de platonische academie vernoemd naar Plato. Ideeën over spiritualiteit en het
eeuwige van Plato pasten goed bij het christelijke over de onsterfelijkheid van de ziel.
,Giovanni Pico della Mirandola (1463-1494)- leerling van Ficino en zij dachten allebei dat het
universum een hiërarchie van wezens van god was met de mens in het midden. Pico ontwikkelde zijn
ideeën en schreef hier 900 scripties of punten van argumentatie over. De paus vond sommige ideeën
ketters en arresteerde Pico, maar hij werd bevrijd door de invloed van Lorenzo de Medici. Na de
dood van Lorenzo werd Pico een volger van Savonarola, en stierf hij aan vergiftiging, waarschijnlijk
door de Medici familie.
Renaissance denkers waren vooral geïnteresseerd in mensen die boven zichzelf uitstegen en briljant,
machtig of uniek werden. Deze individuen hadden de bewonderingswaardige kwaliteit van ‘’virtú’’,
de kwaliteit om de wereld te vormen naar de eigen wil. Bruni en andere historici vertelden
biografieën van individuen met virtú in de historie van steden en naties. Door de kwaliteit van hun
werk en de invloed daarvan op anderen konden artiesten zelf ook virtú exposeren. Dit deed Vasari
ook in één van zijn boeken waarin hij zichzelf als laatste artiest benoemd en zichzelf met de andere
artiesten vergelijkt en zegt dat er nog verbetering plaats kan vinden maar vervolgens 30 pagina’s
doorgaat over het feit dat hij een bepaald level van excellentie heeft bereikt.
Humanisten dachten dat hun studie van de oudheid essentiële technieken aan toekomstig politici,
diplomaten, advocaten en schrijvers en artiesten zou brengen. Het zou beter zijn dan de studie aan
de universiteit die meer op theologie waren gericht. Hun ideeën maakten ze waar en in de 15 e eeuw
openen ze scholen in Italiaanse steden. Humanistische scholen waren niet toegankelijk voor vrouwen
maar toch zijn er een aantal vrouwen opgeleid in de oudheid.
Baldasarre Castiglione’s, The Courtier (1528)- een boek waarin staat hoe jonge mannen en vrouwen
de ideale gentleman en hofvrouw worden. Het is vertaald in bijna alle Europese talen in de 16 e en 17e
eeuw en het werd veel gelezen.
Humanisten die biografieën schreven waarin levende heersers verheerlijkt werden kregen vaak
banen aan het hof of werden rijkelijk beloond. Humanisten waren het erover eens dat goed
opgeleide mannen actief moesten zijn in de ingewikkelde politieke zaken van hun stad. Dit noemen
we civic-humanisme (burgerlijk humanisme).
Niccoló Machiavelli (1469-1527)- was de meest beroemde burgerlijk humanist van zijn tijd. Na de
afzetting van de medici familie met de Franse invasie was hij secretaris in een van de regerende
lichamen van Florence. Twee decennia later komen de medici weer aan de macht en word
Machiavelli opgepakt en gemarteld vanwege achterdocht dat hij samenzweerder tegen de medici. Hij
werd vrijgelaten maar had geen overheidspositie meer en hield zich bezig met dichten, politieke
theorieën, enz.
The Prince (1513)- werk van Machiavelli waarin hij voorbeelden gebruikt van klassieke en
hedendaagse heersers om te beargumenteren dat de functie van een heerser is om orde en
veiligheid te bewaken. Een heerser zou alles mogen gebruiken wat hij nodig heeft maar zou niks
moeten doen dat de populatie tegen hem kan keren. Machiavelli wist dat een goede heerser de
kwaliteit van virtú bezat. Word ook gezien als de eerste moderne gids voor politiek.
Cesare Borgia (1475-1507)- Machiavelli’s primaire voorbeeld in The Prince, hij was de zoon van
Rodrigo Borgia, een Spaanse Edelman die later paus Alexander VI werd. Cesare combineerde zijn
vaders en macht en zijn eigen meedogenloosheid om zijn eigen staat in Italië op te richten. Na zijn
vaders dood viel zijn staat uit elkaar, Machiavelli schreef dit niet toe aan zwakheid maar aan het lot.
Christelijk humanisten- In het laatste kwart van de 15 e eeuw kwamen veel Noord-Europeanen naar
Italië en namen ze de ideeën van de humanisten mee terug naar huis. Ze deelden de ideeën van
, Ficino en Pico over de wijsheid van oude teksten maar waren het niet eens met het idee dat de
christelijke kerk zou moeten worden hervormd. De christelijk humanisten dachten dat de beste
aspecten van oude culturen en christelijke cultuur zouden moeten worden gecombineerd.
Thomas More (1478-1535)- Engelse humanist, begon z’n leven als advocaat, bestudeerde de
oudheid, en zat in de overheidsdienst. Hij had tijd om te schrijven en z’n bekendste werk is Utopia
(1516) een boek over de perfecte samenleving.
Desiderius Erasmus (1466-1536)- Humanist uit Rotterdam. In het voorwoord van het nieuwe
testament vertaald door hem geeft hij het belang aan van bijbel vertalingen zodat iedereen deze kon
lezen. Twee fundamentele thema’s lopen door zijn werk heen; 1. De leer in de bijbel en de oudheid is
het middel om te hervormen en de sleutel tot morele en intellectuele verbetering. Erasmus riep de
kerk op tot een renaissance van de idealen van de oude kerk om de huidige renaissance, die al bezig
was, te begeleiden in klassieke educatie. 2. Hervorming zou moeten worden gebaseerd op wat hij
noemde ‘de filosofie van christus’, nadruk op innerlijke spiritualiteit en persoonlijke moraliteit in
plaats van schoolse theologie of uiterlijke observanties zoals pelgrimages van vereerde relikwieën.
Zijn ideeën en christelijk humanisme in het algemeen, waren belangrijke wortels voor de
protestantse reformatie. Erasmus zelf ontkende dit en was nooit een volger van Luther.
Drukpers (1440)- uitgevonden in Duitsland door Johann Gutenberg. De techniek was uitgevonden en
afgekeken van China en Korea. De print revolutie werd mede mogelijk gemaakt door de
beschikbaarheid van papier. Papiertechnieken kwamen ook uit China en waren in Europa gekomen
door moslim Spanje. Door de komst van stedelijke geletterdheid, meer scholen en universiteiten was
er een uitgebreide markt voor leesmateriaal. Met de komst van het printen ontstond ook de censuur
door de kerk en overheid. Ambtenaren hadden lijsten met boeken, auteurs en printers die zij
arresteerden en kapot maakten. Dit hielp niet, printen gebeurde desnoods stiekem onder valse
namen. Printen stimuleerde de geletterdheid van het gewone volk.
12.3 Art and the Artist
Rijke mensen in de vroege renaissance pronken met hun rijkdom door stukken kunst aan te schaffen
of te laten maken. Zo zijn bijvoorbeeld de dom en het baptisterium in Florence in opdracht van
Florentijnse stofhandelaren gemaakt door Brunelleschi en Ghiberti. De opdrachtgevers laten de
kunstenaar hun gang gaan of zijn nauw betrokken bij het proces en geven aanwijzingen wat ze willen
hebben. Zo beschrijft Michelangelo bijvoorbeeld in brieven over de bemoeizucht van paus Julius II
tijdens zijn werk aan de sixtijnse kapel.
In de middeleeuwen was de samenleving gebaseerd op oorlog en gaf men geld uit aan een goed
leger en wapens. Nu werd er veel geld uitgegeven aan stedelijke cultuur.
Het verschil tussen de kunst in de middeleeuwen en renaissance is dat klassieke thema’s populair
werden zoals het leven van heidense goden en godinnen. Er werd realistischer geschilderd en er
werden menselijke idealen getoond. Er kwam meer aandacht voor de persoonlijkheid van de mens
als individu. Het perspectief kwam in schilderijen en beeldhouwwerken en de mens werd hiermee
veel realistische afgebeeld. In noord-Europa blijven ze meer op de oude religieuze manier kunst
maken, alhoewel er een aantal uitzonderingen zijn die dan ook zeer geliefd waren in Italië.
In de late 16e eeuw verschoof het centrum van de kunst van Florence naar Rome waar rijke
kardinalen en pauzen visuele expressie van de kerk en hun eigen families rijkdom en vroomheid
wilden hebben. Pauzen betaalden enorm veel geld om de stad mooi te maken.