16. Toward a new worldview. (A history of western society, McKay)
In de 16e en 17e eeuw ontwikkelen zich nieuwe ideeën over de wereld. Degenen die deze
ontwikkelden zagen zichzelf als filosofen en noemden hun studiegebied natuurlijke filosofie. Er
worden veel ontdekkingen gedaan door proefjes te doen, empirisch onderzoek. Dit is het fundament
in het begrijpen van de natuurlijke wereld en het werd bekend als de wetenschappelijke revolutie. In
de 18e eeuw komt de verlichter op. Zij hopen het zelfde proces als hun voorgangers van de
wetenschappelijke revolutie op de mens te kunnen werpen en te zien hoe menselijke
aangelegenheden werken.
16.1 The Scientific Revolution.
In het midden van de 16e eeuw geloofden wetenschappers in de theorieën van Aristoteles en in
christelijke theologie. Met de komst van de universiteit en de intellectuele vitaliteit van de
renaissance ontstonden er nieuwe theorieën, dit nomen de we de wetenschappelijke revolutie. De
wetenschappers waren vrome christenen die hun werk zagen als het aankondigen van de glorie van
creatie. Zij combineerden oudere tradities van magie, astrologie en alchemie met hun nieuwe
experimenten.
In 1500 bloeide wetenschappelijke activiteit in veel delen van de wereld. Met de expansie van de
islam in het byzantijnse rijk namen de moslims oude griekse kennis over die de grieken zelf ooit van
de Egyptenaren en Babyloniërs hadden overgenomen. De interactie tussen mensen van verschillende
culturen in de moslimwereld was gunstig voor het verspreiden van deze kennis. Tussen 1000 en 1500
is er een periode van culturele en intellectuele bloei waarin moslimse geleerden in culturele centra
verblijven als Bagdad en Cordoba, de hoofdstad van islamitisch Spanje. de eerste universiteit in de
wereld werd gevestigd in Constantinopel, Fez en Caïro. In deze gebieden overtroffen de geleerden de
oude kennis van de grieken, ze ontwikkelden het verder en ontdekten nieuwe dingen. Arabische en
Perzische wiskundigen vonden bijvoorbeeld algebra uit, het concept van algoritme, en decimale punt
notatie.
China was ook een vitaal centrum van wetenschappelijke activiteit, zij hadden hun piek in de 14 e
eeuw. Hun belangrijkste uitvindingen waren papier, buskruit en het kompas. En in Amerika hadden
de Azteken en Maya’s kalenders op basis van astronomische observaties. Ook ontwikkelden zij
manieren van wiskunde en schrift.
De heroprichting van monarchieën en de groei van de handel in de middeleeuwen dragen bij aan een
heropleving van het leren in Europa. De Europeanen dringen in islamitische eilanden, Sicilië en
Iberisch. Daar worden ze zich bewust van de oude griekse kennis en laten zij werken in latijn vertalen
met commentaar erbij van islamitische geleerden, dit gebeurde in de 12 e eeuw. in een aantal steden
in Europa ontstaan universiteiten waar de werken van Aristoteles domineren. Als Europa hersteld
van de pest in de 14e en 15e eeuw komt de renaissance op, de fundatie voor de wetenschappelijke
revolutie. De humanisten hebben interesse in oude griekse kennis en herontdekken daardoor ook
andere oude teksten zoals de geografie van Ptolemaeus. In 1453 is de val van Constantinopel, veel
christelijke geleerden vluchten Europa in en nemen veel oude, nog niet bekende kennis met zich
mee. In deze periode worden er nieuwe leerstoelen bedacht in westerse universiteiten zoals,
wiskunde, astronomie en natuurlijke filosofie. De prestige van deze nieuwe leerstoelen was laag,
zoals wiskunde. Dit was voorbehouden voor praktische problemen zoals boekhouding maar niet om
de fysieke wereld te kunnen begrijpen. Uiteindelijke vormde het samen met natuurlijke filosofie het
waarmerk van de wetenschappelijke revolutie. De overzeese expansie in de 15 e en 16e eeuw gaven
het wetenschappelijk onderzoek een impuls omdat veel navigatie problemen moesten worden
opgelost en er nieuwe dingen moesten worden uitgevonden hiervoor.
,De drukpers droeg ook veel bij, kennis kon sneller en makkelijker worden verspreid en politieke en
sociale conflicten ook. De drie grote rijken van de islamitische wereld, de ottomanen, perzen en
Mughals, wilden orde herstellen en legden islamitische orthodoxie op om hun legitimiteit te
bevestigen. Hun falen om de drukpers de adopteren kan worden gezien als een deel van een grotere
reactie tegen eerdere tradities van innovatie. Evenzo ging het in China onder de Qing dynastie,
politieke nieuwkomers bevestigden hun legitimiteit door strikter aan traditionele regels te houden. In
contrast bleef West-Europa verdeeld in kleinere, competitieve naties, vergroot door de protestantse
reformatie. Deze conditie maakte het onmogelijk voor de autoriteiten om 1 orthodoxe set van
ideeën te introduceren en gaf de bovenhand aan individuen om dominante manieren van denken.
De term wetenschap zoals we het vandaag de dag gebruiken werd pas gebruikt in de 19 e eeuw. voor
middeleeuwse geleerden Filosofie was het pad naar ware kennis over de wereld.
Natuurlijke filosofie- vragen over de fysieke natuur van het universum en hoe het functioneerde.
Was gebaseerd op de ideeën van Aristoteles. Middeleeuwse theologen, zoals Thomas Aquino,
brachten Aristoteles in harmonie met christelijke doctrines. Vandaag de dag noemen we natuurlijke
filosofie wetenschap.
Christelijke oogpunt van Aristoteles- onbeweeglijke aarde in het midden. Eromheen tien aparte
concentrische kristallen bollen waarin de maan, sterren, de zon en de planeten waren ingebed.
Voorbij de bollen was de hemel met de troon van god en de geredde zielen. Engelen zorgden ervoor
dat de bollen in perfecte cirkels bewegen.
De kosmologie van Aristoteles had intellectuele zin maar kon de waargenomen bewegingen van de
sterren en planeten niet verklaren. De grote geleerde uit de 2 e eeuw, Ptolemaeus, had een theorie
voor dit fenomeen. De planeten bewegen in kleine cirkels, genoemd epicykels, allemaal hadden ze
hun eigen cirkel, opgevolgd door de ander met een grotere. Het bevat de basis over de kennis van de
aarde. Zijn geografie bevat een nieuwe kaart in vergelijking met middeleeuwse, het had een kaart
van de aarde verdeeld in 360 graden met de basis breedtegraden. Helaas hadden de kaarten van
Ptolemaeus nog niet Amerika op de wereld staan, hij onderschatte hoe ver het van west naar oost
was omdat Amerika en de pacifist oceaan nog niet bekend waren.
De Europeanen waren niet de eersten die experimentele methoden gebruikten maar wel de eersten
die wetenschappelijke kennis scheiden van filosofische en religieuze overtuigingen. Ze gaven
wiskunde een fundamentele rol in het begrijpen van de natuurlijke wereld.
Nicolaus Copernicus (1473-1543)- was een Poolse klerk, studeerde astronomie, medicijnen en
kerkelijke rechten in Bologna, Padua, Ferrara. Geloofde dat de regels van Ptolemaeus afdeden aan
het idee van een perfecte schepper. Hij bedacht het idee dat de zon het centrum was en dat de
aarde, planeten en sterren hieromheen draaien. Hij werkte aan zijn ideeën in zijn laatste levensjaren
en liet het pas publiceren in het jaar van zijn dood, 1543 uit angst voor de kerk.
Copernicaanse hypothese- had enorme wetenschappelijke en religieuze complicaties. De beweging
van de sterren kwamen door het bewegen van de aarde, het deed dus afbreuk aan het geloof in de
sferen die de sterren lieten bewegen. En belangrijkste: Copernicus stelde de aarde voor als zomaar 1
van de planeten waardoor het idee dat de aarde een andere sfeer was dan de hemel. Waar waren
dan de hemel en god? De gelovigen reageerden verschillend op de hypothese, sommigen
accepteerden sommige elementen van de theorie maar wezen het feit af dat de aarde beweegt, alles
wat de bijbel tegenspreekt werd afgewezen.
,1616- de katholieke kerk verklaard de hypothese van Copernicus officieel ongeldig. Dit is omdat zij
zich nooit hadden gehouden aan literaire interpretaties van de bijbel.
1572- er verschijnt een nieuwe ster aan de hemel die twee jaar lang fel schijnt. Deze doet mensen
nadenken en afbreuk aan het Bijbelse idee dat de hemelse sferen onveranderbaar waren en perfect.
1577- een nieuwe komeet vliegt door de lucht, snijden een recht pad af over de zogenaamd
ondoordringbare kristallen bollen.
Tycho Brahe (1546-1601)- Deense astronoom, werd de leidende astronoom met zijn gedetailleerde
observatie van de ster in 1572. De koning van Denemarken was onder de indruk van zijn werk en gaf
hem geld om een observatorium te laten bouwen. Na de dood van de koning vond hij een nieuwe
beschermer, Rudolf II van het heilig roomse rijk, hij liet een nieuw observatorium bouwen in Praag.
Hij bestudeerd 20 jaar lang de sterren en planeten, zijn plotselinge dood en matige wiskundige
kennis hielden hem tegen om iets te maken van alle verzamelde data. Brahe geloofde dat de
planeten behalve de aarde om de zon draaiden en dat de zon en planeten om de aarde en maan
heen draaiden.
Johannes Kepler (1571-1630)- assistent van Brahe onderzocht opnieuw de data van Brahe en kwam
tot de conclusie dat het niet kon worden verklaard met de astronomie van Ptolemaeus. Hij
ontwikkeld drie revolutionaire wetten van planetaire beweging:
1. De beweging van de planeten om de zon zijn epileptisch.
2. De planeten hebben niet dezelfde snelheid in hun eigen banen.
3. De tijd dat een planeet erover doet om zijn baan te draaien komt in overeenstemming met
zijn afstand tot de zon.
De ideeën van Kepler waren monumentaal, hij gebruikte voor het eerst wiskunde en natuurlijke
filosofie met elkaar. Zijn werk sloopte dat van Ptolemaeus en Aristoteles.
Galileo Galilei (1564-1642)- was een arme edelman en zijn fascinatie voor wiskunde maakte hem een
professor. Hij onderzocht beweging en mechanica in een nieuwe manier. Hij zocht naar
tekortkomingen in het werk van Aristoteles. Hij formuleerde de wet van traagheid, een object is
constant in beweging tot een externe kracht dit afremt. Zijn ontdekkingen bewijzen dat Aristoteles
het fout had. Hij maakte een eigen telescoop en ontdekt de 4 manen van Jupiter. Dit betekende dat
Jupiter zich niet in een ondoordringbare sfeer bevond. Hij kreeg hierdoor natuurlijk ook problemen
met de kerk.
Isaac Newton (1642-1727)- Engelse wetenschapper, unificeerde op spectaculaire manier de
experimentele en theoretisch-wiskundige kanten van de moderne wetenschap. Hij studeerde in 1661
aan Cambridge universiteit. Hij had al theorieën maar kon deze nog niet wiskundig weerleggen. In
1684 gaat hij 18 maanden terug om fysica te leren. Hij ontwikkeld een reeks aan wetten, de
belangrijkste is de wet van gravitatie. Volgens deze wet trekt elk lichaam in het universum elk ander
lichaam aan door een precieze, wiskundige relatie waarbij de aantrekkingskracht evenredig is met de
kwantiteit van materie van de objecten. Newton was tot de 20 e eeuw de belangrijkste figuur in de
historie van de wetenschap.
Ten tijde van de ontdekkingen in astronomie en fysica begonnen de Europeanen aan de verzameling
van kennis over onontdekte geografische gebieden. De Spanjaarden waren hierin de leider omdat zij
als eerste een overzees rijk hadden, de kroon investeerde veel geld in onderzoek. Ze leerden veel
over nieuwe gebieden, planten, dieren en mensen. Er was een geheim op wetenschappelijke
ontdekkingen door de kroon waardoor er weinig documenten over zijn.
, Planten hadden specifieke interesse omdat zij specerijen, medicijnen, kleurstoffen en als gewas zelf
geld op leverden. Filips II van Spanje stuurde in 1560 zijn persoonlijke arts 7 jaar naar nieuw-Spanje.
Hernandez kwam terug met tekeningen van 3000 planten. Hij had de plaatselijke bewoners
geïnterviewd over deze planten en had daarmee veel kennis verzameld. Andere landen volgden het
voorbeeld van Spanje toen hun rijk overzee toenam. Er ontstonden koninklijke botanische tuinen om
waardevolle, buitenlandse planten te verbouwen.
Carl Linnaeus (1707-1778)- komt uit zweden en stuurde zijn studenten op ontdekkingsreizen over de
wereld en vormde op basis van wat zij daar verzamelden een systeem waarin alles een naam en
klasse kreeg, dit word nog steeds gebruikt vandaag de dag.
Er ontstonden nieuwe encyclopedieën met natuurgetrouwe tekeningen en informatie over het nut
van planten en dieren. Audiënties thuis bij rijke mensen lazen de boeken van naturalisten. Ze
hoorden minder over de plaatselijke gidsen, vertalers enz. Die de reizen van de naturalisten mogelijk
maakten.
Recent historisch onderzoek over de wetenschappelijke revolutie focust zich op de bijdragen die nu
niet meer tot het rijk van de wetenschap behoren, zoals astrologie en alchemie. De interesse in
astronomie kwam voort uit het idee dat mensen geloofden dat de beweging van de hemellichamen
invloed hadden op gebeurtenissen op aarde. Astrologie was een medische tool, en was daarom een
deel van het curriculum in medische scholen.
Eeuwenoude magie en alchemie waren ook belangrijk voor natuurlijke filosofen. Vroegmoderne
magie gebruikers wilden de verborgen connectie tussen verschillende elementen begrijpen en
controleren, zoals dat van een magneet en ijzer.
Kepler maakte een fictioneel verslag van een reis naar de maan. Leidde tot de veroordeling van zijn
moeder tot heks in 1620, ze is berecht tot de dood. Hij zelf werd ook afgewezen door zowel
lutheranen als katholieken.
Newton was wetenschapper en vroom christen en wist ideeën en geloven te verweven. Zijn wet van
gravitatie was volgens mensen een herwerking van oude magische ideeën over de aangeboren
sympathieën tussen twee lichamen. Newton zelf geloofde dat de aantrekkingskracht van gravitatie
een resultaat was van de acties van god in het universum.
16.2 Important Changes in Scientific Thinking and Practice.
De wetenschappelijke revolutie werd niet volbracht door handje vol wetenschappers, ze werkten
samen met ambachtslieden die nieuwe instrumenten voor de experimenten maakten. Dit
resulteerde in een circulerende intellectuele gemeenschap waar vrouwen niet toe behoorden.
Francis Bacon (1561-1626)- Engels politicus en schrijver, maakte propaganda voor de experimentele
methode. Hij wees de Aristoteles manier of om op basis van speculatief redeneren op een theorie te
komen. Empirisch onderzoek was volgens hem veel beter. Hij bedacht empirie, een theorie van
inductief redeneren die vraagt om het verwerven van bewijs door observatie en experimenten in
plaats van deductieve reden en speculatie. Zijn werk en zijn baan als kanselier onder James I leidde
tot de adaptatie van Experimentele Filosofie in Engeland na zijn dood. In 1660 wordt de Royal Society
opgericht door zijn volgers, deze bestaat nog steeds.
René Descartes (1596-1650)- in 1619 als hij 32 jaar oud is dient hij tijdens de 30jarige oorlog in het
leger, hij heeft een intellectuele visie: