Boek: Openbaar Bestuur
Hoofdstuk I: De wereld van openbaar bestuur
Openbaar bestuur: Het geheel van organisaties en activiteiten die primair zijn gericht op de
bestudering van de maatschappij. De beperkte opvatting hiervan is de overheid, de ruime
opvatting niet-overheidsorganisaties die een publieke taak vervullen.
Organisaties kunnen worden ingedeeld in staat (die het algemeen belang dient), de markt
(om producten en diensten op commerciële grond te leveren) en middenveld (diensten zonder
winstoogmerk of niet binnen de sfeer van de overheid vallen).
De mate van publiekheid is te meten aan de mate waarin er publiek eigenaarschap is,
publieke bekostiging en publieke politieke controle.
Multi-level governance: Een vorm van openbaar bestuur waarin een groot aantal
overheidsactoren, middenveldorganisaties en private partijen op verschillende territoriale
niveaus gezamenlijk betrokken zijn bij beleid en publieke dienstverlening. Besturen vindt dus
plaats op meerdere schaalniveaus, verticaal (zie Huis van Thorbecke) als horizontaal (markt,
staat en middenveld).
Huis van Thorbecke: Aanduiding voor de organisatie van het Nederlands binnenlands
bestuur, gekenmerkt door meerdere bestuurslagen: De Europese Unie, het Rijk, de provincies
en de gemeenten.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat: Staatsvorm met een uniform bestuursstelsel waarin de
landelijke overheid dominant is; maar overige territoriale eenheden ook hun eigen
bevoegdheden kennen.
Criteria voor ‘good governance’ zijn democratie, rechtmatigheid, doeltreffendheid en
doelmatigheid en integriteit. Tussen deze criteria gelden spanningsvelden. De kwaliteit en
legitimiteit van openbaar bestuur is te herleiden naar het in evenwicht blijven tussen deze
spanningsvelden.
Een democratisch bestuur is een bestuur dat zijn legitieme macht ontleent aan de wil van de
burgers, en diens bestuurders en politici handelen in naam van datzelfde volk.
Openbaar bestuur moet ook gebonden zijn aan het recht. Zij beschermen tegen
overheidswillekeur. Er is sprake van een toename in de juridisering van het openbaar bestuur:
1
,rechtsbescherming tegen de overheid is uitgebreid, juridische eisen tegen overheidsoptreden
zijn hoger geworden en rechters zijn minder terughoudend.
Bestuur moet zo doeltreffend (effectiviteit) en doelmatig (efficiënt) te werken gaan wegens
schaarste van middelen. Tevens moet zijn integriteit vertonen: ethisch verantwoord handelen.
De groei van de Nederlandse staatsvorm begon bij de nachtwakersstaat, waarin de staat alleen
veiligheid en handhaving rechtsorde gegarandeerde. Hierna kwam de verzorgingsstaat, waarin
de overheid ook verantwoordelijk was voor het welzijn van haar burgers. In deze periode was
er een expansie en daaropvolgende technocratisering van overheidstaken. De huidige
staatsvorm wordt gekentekend door de voorwaarden-scheppende staat, waarin de overheid
burgers en de markt activeert en faciliteert. De overheid laat het leveren van producten en
diensten zoveel mogelijk over aan private actoren: governance. Zij beheerst de huidige
overheidstaken, en grijpt alleen in bij crises.
Netwerkmanagement: Een vorm van openbaar bestuur getekend door onderhandelen en
overleggen tussen overheidsactoren, middenveldorganisaties en private partijen in netwerken
zodat de publieke doelstellingen behaald kunnen worden.
2
,Hoofdstuk II: Beleid en sturing
Beleid: De poging van een bestuursorgaan om een maatschappelijke toestand doelgericht te
beïnvloeden. Het gaat dus over maatschappelijke sturing: het ordenen en sturen van
problemen van samenleven. Deze sturing kan middels de staat, via de gemeenschap of via de
markt.
Publieke waarde: Het collectieve beeld van wat de samenleving ervaart als waardevol.
Maatschappelijke sturing richt zich op het toevoegen van deze publieke waarde aan de
samenleving, wegens een tekort (maatschappelijke probleem) of ruimte voor verbetering.
Publieke goederen: Goederen die niet-uitsluitbaar én niet-rivaliserend zijn: het gebruikt
ervan door de één schaadt het gebruik door de ander niet en je kunt niemand van het gebruik
weerhouden, zoals schone lucht en defensie. Het tegenovergestelde hiervan is een privaat
goed.
Club-goederen zijn goederen die niet-rivaliserend, maar wel uitsluitbaar zijn, zoals een
abonnement. Commonpool-goederen zijn goederen niet-uitsluitbaar, maar wel rivaliserend
zijn, zoals vis in de open zee. Raken snel uitgeput zonder sturing en coördinatie: de tragiek
van collectieve actie.
Het creëren van publieke waarde kan op verschillende manieren: de staat door politieke
besluiten en overheidssturing, via de gemeenschap door eigen inzet en zelforganisatie of via
de markt door het marktmechanisme van vraag en aanbod. Tevens zijn er ook hybride
mengvormen. Zo kan de overheid een participatiesamenleving opleggen, dat maatschappelijke
partijen taken overneemt die voorheen van de overheid waren. Tegenovergestelde is dat
burgers op eigen initiatief, actief burgerschap, publieke waarden produceren.
De keuze voor overheidssturing is een politieke afweging. Geweldsmonopolie en
marktimperfecties zijn geldige redenen om hierop in te zetten, alsook het idee van
maakbaarheid: dat de samenleving met doordacht ingrijpen gericht te veranderen is. Zo kan
de overheid het bestaan van monopolies en kartels preventeren, publieke goederen produceren
(zoals defensie), het reguleren van externe effecten, compenseren van verdelingseffecten en
het omgaan van bemoeigoederen.
Bemoeigoederen: Goederen met een positief waardeoordeel, maar een te hoge marktkost,
zoals cultuur of; goederen met een negatief waardeoordeel, maar goed via de markt tot stand
komen, zoals drugs.
3
, Hoofdstuk III: De beleidsomgeving
Freeriderprobleem: Partijen maken gebruik van een dienst of goed zonder ervoor te betalen,
waarbij anderen dus de lasten dragen.
Beleidsmakers zijn de mensen die zich bezighouden met het ontwikkelen van beleid. Dit
beleid heeft betrekking tot een bepaalde beleidsomgeving. Zij doen dit middels een bepaalde
beleidstheorie, een causale redeneringspatroon dat expliciteert welke interventies tot welke
uitkomsten in de omgeving zouden moeten leiden. Het dient om de werking van beleid
inzichtelijk te maken voor discussie en bekritisering.
Beleidsomgeving is niet alleen de focus van beleid, maar vormt ook de context van beleid.
Het is te onderscheiden in een externe (buiten de beleidsmakers, zoals ecologische en sociaal-
culturele context) en een interne omgeving (het geheel aan omstandigheden waarbinnen
beleidsmakers hun werk doen, zoals tijdsdruk). Externe actoren hebben ook invloed op beleid.
Crisis: Een ernstige, vaak acute verstoring van het maatschappelijk leven en in het verlengde
daarvan de politiek-bestuurlijke orde. Het biedt beleidsmakers kansen en bedreigingen.
Interactieve beleidsvorming: Stakeholders in een vroeg stadium bij beleidsvorming
betrekken. Dit dient twee doeleinden: zicht krijgen op bezwaren waardoor beleid verrijkt kan
worden en eerder geaccepteerd wordt.
De handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van beleid zijn twee bepalende factoren voor
beleid.
4