Samenvatting methodologie 1
Handboek hoofdstuk 1
Psychologie:
Psychologen: empiristen die op basis van systematische observaties conclusies trekken over
gedrag, emotie en cognitie.
Empirisme: het gebruik van zintuigen of instrumenten die zintuigen ondersteunen als basis
voor conclusies. Doel is om systematisch, rigoureus en onafhankelijk verifieerbaar te zijn
door andere wetenschappers.
Onderzoek producenten, onderzoek consumenten:
Onderzoeksproducenten: produceren onderzoeken en nieuwe data. Dit doen zij door
bestaande data te analyseren/bestuderen, door gedrag te observeren of vragenlijsten af te
nemen. Onderzoeksconsumenten: gebruiken de informatie van de onderzoeksproducenten
en passen dit toe in verschillende loopbanen. Zo kan een therapeut evidence-based
behandelingen uitvoeren. In de praktijk zijn er veel psychologen die zowel onderzoek
produceren als consumeren.
Evidence-based behandelingen: behandelingen die zijn gebaseerd op wetenschappelijk
bewijs. Deze behandelingen kunnen de effectiviteit en interventie van een praktijk
ondersteunen.
Theory data cycle:
De theory data cycle: gericht op het proces van het verzamelen van gegevens
om theorieën te testen, te wijzigen of bij te werken.
We hebben een bepaalde theorie die we willen testen. Dus bedenken we een
onderzoeksvraag en stellen we een onderzoeksdesign op. Daarna formuleren
we een hypothese. En door middel van de data uit het experiment gaan we
de theorie testen. De data kan de theorie versterken als het overeenkomt
met de theorie. De data kan de theorie verzwakken als het niet overeenkomt
met de theorie. Tenslotte leidt reflectie op de uitkomsten tot nieuwe ideeën en vragen over
het probleem die opnieuw kunnen worden getest. Zo blijft de cirkel rondgaan.
Bij empirisch onderzoek doorlopen we continu deze theory data cycle. Het doel van
empirisch onderzoek is het systematisch en onafhankelijk verifieerbaar onderzoek.
Theorie: set van verklaringen om algemene principes te beschrijven over hoe variabelen zich
tot elkaar verhouden. Er zijn een paar belangrijke elementen voor een goede theorie:
1. Een goede theorie wordt ondersteund door data. Het is belangrijk dat er
verschillende methoden/onderzoeken worden gebruikt om te kijken of de theorie
waar is. Maar meerdere onderzoeken die theorie versterken maakt de theorie sterker.
2. Een goede theorie falsifieerbaar is, er is een mogelijkheid om de theorie te
ontkrachten (denk aan voorbeeld over de witte en zwarte zwanen).
3. Goede theorieën hebben parsimoniteit, dit betekent dat de theorie zo eenvoudig
mogelijk wordt gehouden. Wanneer twee theorieën de gegevens evengoed
verklaren, heeft de eenvoudigere theorie de voorkeur.
,Theorieën bewijzen niet. Een theorie wordt als waarheid aangenomen totdat er tegenbewijs
in de vorm van empirische data wordt geleverd. Je kan nooit zeggen dat een theorie
bewezen is. Je kan zeggen dat de data de theorie ondersteunen of ontkrachten, dit heeft te
maken met de falsifieerbaarheid. Op dezelfde manier leidt een enkele ontkrachtende
bevinding er niet toe dat onderzoekers een theorie schrappen. De wetenschap corrigeert
zichzelf: ze ontdekt haar eigen fouttheorieën en corrigeert deze
Hypothese: verwachting. Specifieke uitkomst die verwacht wordt in een onderzoek als de
theorie klopt. 1 theorie kan een grote hoeveelheid aan hypotheses hebben. Want 1
onderzoek is niet genoeg om de hele theorie te testen.
Data: reeks verzamelingen/resultaten die de theorie ondersteunt of uitdaagt.
Replicatie: er wordt opnieuw onderzoek gedaan om te testen of het resultaat consistent is
met de resultaten uit het originele onderzoek.
Meerdere soorten wetenschappelijk onderzoek:
Toegepast onderzoek: behandelt een praktisch probleem uit de praktijk. Bijvoorbeeld de
effectiviteit van een behandeling voor depressie in een steekproef van trauma-overlevenden.
Basisonderzoek: gericht op het vergroten van de algemene kennis. Bijvoorbeeld de capaciteit
van het menselijk geheugen.
Translationeel onderzoek: een brug van fundamenteel naar toegepast onderzoek. Het
gebruik van de resultaten van fundamenteel onderzoek om interventies of behandelingen te
ontwikkelen en te testen.
Publicatieproces:
Om de resultaten van onderzoeken openbaar te maken, schrijven wetenschappers een
artikel en leggen dit voor aan wetenschappelijke tijdschriften. Deze publicaties worden peer-
reviewed beoordeeld en op basis van deze beoordelingen wordt bepaald of het artikel wordt
gepubliceerd. Dit proces is rigoureus en wordt verondersteld ervoor te zorgen dat de
gepubliceerde artikelen goed onderbouwde studies betreffen. Peer reviewers worden
anoniem gehouden zodat ze eerlijke kritiek kunnen geven op het artikel.
Journalistiek:
Door middel van journalistieke berichtgeving (krant, internet, televisie) kan het grote publiek
kennisnemen van wetenschappelijke studies en de belangrijkste resultaten. Journalisten
selecteren echter niet altijd de goed uitgewerkte studies of beschrijven het onderzoek niet
accuraat genoeg. Het Mozart-effect is een voorbeeld van een verkeerde voorstelling van
zaken in de media. Er valt te concluderen dat het leven van het originele artikel de beste
manier is om de juiste informatie te vergaren.
,Handboek hoofdstuk 2
Ervaring:
Persoonlijke ervaringen zijn een krachtige bron van informatie om onze meningen op te
baseren. We moeten echter niet alleen onze eigen ervaringen vertrouwen om overtuigingen
te onderbouwen. Er zijn twee redenen waarom we niet op persoonlijke ervaringen moeten
baseren:
1. Bij persoonlijke ervaring is er geen sprake van een vergelijkingsgroep. Door te vragen
‘In vergelijking tot wat?’ zijn onderzoekers in staat om te identificeren wat er zou
gebeuren met of zonder de fenomenen waar ze geïnteresseerd in zijn. Een
vergelijkingsgroep stelt ons in staat te vergelijken wat er zou gebeuren, zowel met als
zonder datgene waarin we geïnteresseerd zijn.
2. In het dagelijks leven zijn er veel dingen tegelijk aan de hand. Met persoonlijke
ervaring is het probleem dat als er een verschil waar te nemen is, we niet weten wat
de verandering heeft veroorzaakt doordat er zoveel tegelijk gebeurt. We kunnen geen
confounders uitsluiten, iets waar wetenschappers een omgeving met zorgvuldige
controles gebruiken om er zeker van te zijn dat slechts 1 factor tegelijk verandert.
Dus conclusie is dat onderzoek beter is als ervaring. In een gecontroleerde studie kunnen
onderzoekers de omgeving zo controleren dat ze precies één vergelijkingsgroep opnemen en
kunnen observeren. Bovendien is het ook mogelijk om te controleren voor mogelijke
confounders door het scheiden van effecten.
Onderzoek is wel waarschijnlijk. De bevindingen zullen niet alle gevallen verklaren, maar de
conclusies zijn bedoeld om het grootste deel van de gevallen te verklaren of uitkomsten te
kunnen voorspellen op basis van waarschijnlijkheid. De resultaten van het onderzoek
suggereren dus misschien een sterke waarschijnlijkheid van een uitkomst, maar deze
voorspelling is niet perfect. Hoewel onderzoek meestal nauwkeuriger is dan individuele
ervaringen, zijn onze persoonlijke verhalen soms in tegenspraak met de
onderzoeksresultaten. Persoonlijke ervaring is krachtig en we laten ons vaak afleiden van de
lessen van rigoureuzer onderzoek door één enkele ervaring.
Intuïtie vs. wetenschappelijk onderzoek
Intuïtie: bevooroordeelde redeneringen. We hebben 5 vormen van intuïtie, wat eigenlijk
geen goede wetenschappelijke onderzoeken zijn.
1. Goed verhaal: iemand hangt een goed verhaal op, dat klinkt zo goed dat je het als
waarheid aanneemt.
2. Beschikbaarheid heuristiek: iets waar je sneller aan denkt, het komt sneller in je op.
Denk aan voorbeeld over vliegtuigongelukken en auto-ongelukken. In werkelijkheid
zijn er meer auto-ongelukken, maar door het nieuws zijn er meer vliegtuigongelukken
naar boven gebracht waardoor je denkt dat dat vaker gebeurt.
3. Aanwezige/afwezige bias: denk aan voorbeeld over appje van een vriendin. Die ene
keer dat iemand een appje stuurt terwijl je aan haar denkt denk je zie je wel, maar
alle keren dat je aan haar dacht en geen appje van haar kreeg vergeet je even.
4. Bevestigingsbias: je hebt iets in je hoofd en je kijkt vervolgens alleen maar naar
bevestigende elementen voor je ideeën in je hoofd. Omdat je dan niet meer open-
minded ergens naar kijkt en niet meer naar de mogelijke tegenargumenten kijkt.
Denk aan voorbeeld over kind met ADHD.
, 5. Bias over bevooroordeeldheid: je denkt dat jij wel objectief bent. Anderen zijn niet
objectief, maar jijzelf natuurlijk wel.
Het is dus belangrijk om systematisch wetenschappelijk onderzoek te doen en geen
conclusies te baseren op intuïtie, autoriteit of ervaring, dit zijn wetenschappelijk
onacceptabele bronnen.
Manieren om onderzoeken te publiceren:
Psychologische onderzoekers publiceren hun onderzoeken op drie verschillende manieren:
tijdschriftartikelen, hoofdstukken in een bewerkt boek of volledige wetenschappelijke
boeken.
Tijdschriftartikelen: de belangrijkste bron in de psychologie. Er zijn twee soorten
tijdschriftartikelen:
1. Empirische tijdschriftartikelen: deze publicaties brengen voor het eerst verslag uit
van de resultaten van een onderzoek, met inbegrip van de methode, de gebruikte
statistische tests en de resultaten.
2. Review-tijdschriftartikelen: een samenvatting gegeven van alle gepubliceerde
studies in één onderzoeksgebied.
Sommige review-artikelen maken gebruik van een kwantitatieve techniek die meta-analyse
wordt genoemd en die de resultaten van vele studies combineert en de grootte van het
effect weergeeft (een getal dat de omvang van de geanalyseerde relatie samenvat).
Een bewerkt boek is een verzameling van hoofdstukken over een onderwerp, elk hoofdstuk
is geschreven door een andere medewerker. Over het algemeen zijn boekhoofdstukken niet
de eerste plaats waar een onderzoek wordt gerapporteerd. Ze zijn eerder een goede bron
voor samenvattingen van een verzameling onderzoeken die een wetenschapper heeft
gedaan (vergelijkbaar met het recenseren van artikelen in tijdschriften).
Over het algemeen schrijven psychologen niet veel avondvullende wetenschappelijke
boeken voor anderen om te lezen.
Lezen van een onderzoek:
De meeste empirische tijdschriftartikelen zijn in een standaardformaat geschreven, de
American Psychological Association (APA). Meestal bevatten ze de volgende paragrafen in
deze volgorde:
Abstract: samenvatting van het artikel, ongeveer 120 woorden lang. De hypothese,
de methode en de belangrijkste bevindingen van de studie worden in het kort
beschreven;
Inleiding: legt het onderwerp, de achtergrond en de theorie die wordt getoetst,
eerdere studies en de relevantie van deze studie uit. In de laatste paragraaf wordt de
specifieke onderzoeksvraag, -doelstelling of -hypothese van het onderzoek vermeld;
Methode: legt uitgebreid uit hoe het onderzoek is uitgevoerd, met inbegrip van
participanten, materialen/apparatuur en procedures;
Resultaten: beschrijft de kwantitatieve en/of kwalitatieve resultaten van het
onderzoek, met inbegrip van de gebruikte statistische tests. Geeft tabellen en cijfers
om de belangrijkste resultaten mee samen te vatten.