Methodologie 1 – Tentamen 23 oktober
8.30h
Week 1
Hoorcollege 1- Morling H1 & 2
Wat is de wetenschappelijke methode?
Wetenschappelijk onaanvaardbaar:
Persoonlijke ervaring/tenaciteit: “Zo heb ik het geleerd, dus het is
zo.” Ervaring is een confounder (alternatieve verklaring)
Intuïtie: Onderbuikgevoel en bevooroordeelde redeneringen.
Autoriteit: “Ik geloof dit omdat een autoriteit dit heeft gezegd.”
Wetenschappelijk kritisch, kennis gebaseerd op:
Empirisme: systematische observatie
Rationalisme: formeel correcte redenering
Vroeger: Athene – alleen theorie, geen observatie. Alexandria: allen
observatie, geen theorie Vanaf wetenschappelijke revolutie vanaf 1600
combinatie tussen beide.
Moderne wetenschap: een theorie is een set van verklaringen om te
beschrijven hoe variabelen zich tot elkaar verhouden. Een hypothese is
een verklaring die de onderzoeker wil onderzoeken, waarom iets gebeurt.
Een predictie is de verwachte uitkomst van een experiment. De data die
gebruikt worden zijn een reeks waarnemingen die theorieën kan
ondersteunen of uitdagen en hypothesen kunnen testen.
Maar, geen enkele uitkomst kan een theorie voor altijd bewijzen of
ontkennen.
Wetenschappelijke artikels worden gepubliceerd in wetenschappelijke
tijdschriften. Dit wordt gedaan via peer-review proces: de publicatie
wordt beoordeeld door specialisten. Alleen peer-reviewed publicatie tellen
als een officiële wetenschappelijke bron. Door middel van journalistieke
berichtgeving kan het grote publiek kennisnemen van de bevindingen.
,Hoorcollege 2 – Morling H1 & 2
Observeerbaar: data (feiten, gegevens) Te vinden in de resultaten sectie
van een artikel. Niet observeerbaar: constructen (gebaseerd op data
maar niet direct zichtbaar). Soms wordt er gedaan alsof een construct echt
is, relificatie. Dit komt door inductie: iets is niet 100% zeker waar, dit gaat
van specifieke observaties naar een algemene theorie. Het
tegenovergestelde is deductie: met zekerheid dat iets 100% waar is, dit
gaat van een algemene theorie naar specifieke conclusies.
De eisen aan een theorie:
Goede theorieën worden ondersteund door data (bewijs)
Goede theorieën zijn falsifieerbaar
Goede theorieën hebben parsimiteit: Ockham’s scheermes die zegt
dat de eenvoudigste theorie de voorkeur heeft
Een logisch argument bestaat uit: premissen; een verzameling
proposities die waar zijn. Afgeleide proposities; proposities die logisch
voortvloeien uit de premissen. Conclusie; de einduitspraak op basis van de
premissen en afgeleide proposities. Via deductie leiden ze naar een
conclusie.
Conditionele argumenten: Als-Dan uitspraken
Q/H= Antecedent R/P = Consequent
1. Valide argument: Modus Ponens (MP) – confirmatie van het
antecedent
Als Q, dan R Als ik op de VU ben, dan ben ik
in Amsterdam
Q Ik ben op de VU
--------------------------- ---------------------------
R Ik ben in Amsterdam
2. Invalide argument: Confirmatie van de consequent
Als Q, dan R Als ik op de VU ben, dan ben ik
in Amsterdam
R Ik ben in Amsterdam
--------------------------- ---------------------------
Q Ik ben op de VU
3. Invalide argument: Ontkenning van het antecedent
Als Q, dan R Als ik op de VU ben, dan ben ik
in Amsterdam
~Q Ik ben niet op de VU
--------------------------- ---------------------------
~R Ik ben niet in Amsterdam
, 4. Valide argument: Modus Tollens (MT) – ontkenning van de
consequent
Als Q, dan R Als ik op de VU ben, dan ben ik
in Amsterdam
~R Ik ben niet in Amsterdam
--------------------------- ---------------------------
~Q Ik ben niet op de VU
Wetenschappelijk argument: we willen een valide argument met conclusie
H of niet H Falsificatie met niet H of verificatie met waarschijnlijk H
Falsificatie:
Als de hypothese waar is, dan is de predictie waar
De predictie is niet waar
---------------------------
De hypothese is niet waar
Deductief argument: als de premissen waar zijn, dan is de conclusie niet
H zeker
Verificatie:
Als de hypothese niet waar is, dan is de predictie ook niet waar
De predictie is waar
---------------------------
De hypothese is niet niet waar Dubbele ontkenning
De hypothese is waarschijnlijk waar
Inductief argument: de conclusie H is op zijn best waarschijnlijk waar,
zelfs als de premissen waar zijn
Een hypothese is waardevol als de predicties bold (onverwacht, uniek) zijn
en in conflict is met predicties van een andere sterke theorie.
Bijvoorbeeld: de lente wordt warmer dan de zomer.
Pseudowetenschap kenmerken:
Niet falsifieerbare ideeën
Claims gebaseerd op incidentele observaties
Weerstand tegen wetenschappelijk onderzoek
Tegen evidentie wordt genegeerd