Samenvatting H1 Goossens
1.1 Het belang van leiderschap:
Volgens De Haan en Kasozi zijn er 3 taken van een leider:
1. Veiligheid en bescherming
- Onzekerheid reduceren, door informatie te geven, duidelijk maken van regels en bieden
van gezonde werkomgeving
- Team beschermen tegen onredelijke eisen van het topmanagement
- Oog voor emotie en lost met compassie conflicten op = voelende element
- Ondersteunen ipv straffen, betrouwbaar en voorspelbaar zijn, afspraken maken en
nakomen
2. Zingeving en inspiratie
- Creëren van gezamenlijk doel = denkende element
- Vertaald het doel naar individu.
- Iets betekenen voor iemand is een motiverende factor
- Geven van complimenten en vieren van successen
3. Ondersteuning met faciliteiten
- Wat is er nodig om het doel te behalen
- Middelen regelen: tijd, ruimte, apparatuur, scholing en ontwikkeling
- Inrichten van processen: taakverdeling, samenwerking, afstemming en besluitvorming =
handelende element
1.2 Definities van leiderschap:
- Plato: ‘De mensen die van nature neigen tot liefde voor wijsheid, die zijn geschikt om een
gemeenschap te leiden.’ De koning-filosofen streven naar het beste voor de groep, niet naar
persoonlijke macht, roem of geluk. De leider moet wijs, rechtvaardig, moedig en gedisciplineerd
zijn.
- Niccolo Machiavelli: ‘verdeel en heers’ is een van zijn gevleugelde uitspraken. Evenals ‘het doel
heiligt de middelen’. De manier van denken van Machiavelli pragmatisch en cynisch een leider was
diegene die een gebied had veroverd, met wapens, door een gelukkige samenloop van
omstandigheden, door kracht en moed.
- Peter Drucker: leiderschap is niet: vriendjespolitiek, geen aantrekkingskracht, geen gladde
praatjes. Volgens Drucker gaat leiderschap over het verheffen van iemands visie tot grotere
hoogte, het verbeteren van zijn prestaties en het uitbouwen van iemands persoonlijkheid door
grenzen te verleggen. Leiderschap wordt meer gezien als proces tussen leiders en volgers, dan als
eigenschap van alleen de leider.
- Ken Blanchard: zag leiderschap aanvankelijk als een beïnvloedingsproces. Er is pas sprake van
leiderschap als de volger wil volgen.
‘Leiderschap is het vermogen mensen zodanig te beïnvloeden dat hun capaciteiten ten goede
komen aan het algemeen belang.’
- Alex Haslam: leadership, for is, is not simply about getting people to do things. It is about getting
people to want to do things. Leadership, then, is about shaping beliefs, desires en priorities. It is
about achieving influence, not securing compliance. Leadership therefore needs to be distinguished
from such things as management, decision-making and authority.
- Janka Stoker: leiderschap is het beïnvloeden van gedrag van (een groep) medewerkers, door
een persoon die ten opzichte van die medewerkers een formele positie inneemt. Dit beïnvloeden
van gedrag gebeurt door gebruik te maken van bepaalde leiderschapsstijlen, eigenschappen en
motieven en door het uitvoeren van verschillende activiteiten.
- Blanchard: leiderschap is het vermogen mensen zodanig te beïnvloeden dat hun capaciteiten ten
goede komen aan het algemeen belang. Leiders moeten effectief en moreel zijn.
1.3 Het verschil tussen leiderschap en management:
Blijvend succesvol zijn vroeger ging om de aandacht voor lange tijd te richten op het verhogen van
de arbeidsproductiviteit en het zo efficiënt mogelijk runnen van een bedrijf. = POSDCORB=
planning, organizing, staffing, directing, co-ordination, reporting en budgeting.
Blijvend succesvol zijn nu gaat om leiderschap.
Horizontale arbeidsdeling= de verschillende stappen in het productieproces worden door
verschillende mensen uitgevoerd. Het proces wordt uitgevoerd door meerdere mensen, iedereen
heeft daarbij zijn eigen taak en aandeel in het eindproduct.
,Verticale arbeidsdeling= verschillende stappen in het proces moeten worden gepland en op
elkaar afgestemd, de kwaliteit moet worden gecontroleerd en er moet worden ingegrepen als het
niet goed gaat. Deze taken zijn ook weer afgesplitst en liggen ‘hoger’ in de organisatie.
Management= zo effectief en efficiënt mogelijk werken, je doelen halen tegen zo laag mogelijke
kosten.
- managers= sturen mensen en processen aan, zien erop toe dat afspraken worden nagekomen,
doelen worden gehaald en sturen bij waar nodig. Zij doorlopen de PDCA-cirkel= plan-do-check-
act.
Simon Sinek Golden Circle:
Managen is het wat en hoe. Wat moet er in een organisatie gebeuren en hoe gaan we dat doen?
Managers zorgen dat we van A naar B komen.
Leiden is het waarom. Leiders zorgen ervoor dat we van A naar B willen.
Waarom groeit de belangstelling voor leiderschap?
Binnen de maatschappij: toenemende globalisering, culturele verschuivingen, ingewikkelde
financiële afhankelijkheden, klimaat veranderingen, technologische innovatie. Deze ontwikkelingen
brengen onzekerheden met zich mee. In zulke tijden is er behoefte aan mensen die oplossingen
hebben en die ons helpen deze te realiseren (leider).
Binnen arbeidsorganisaties: steeds meer professionals en hoogopgeleide medewerkers komen
binnen. Deze weten hoe ze moeten werken maar zitten met vragen als: waarom zetten ze zich in
voor de organisatie? Wat is het gezamenlijk doel en het persoonlijk belang? De leider kan antwoord
geven op deze vragen. Het managen doen de professionals zelf. De leider heeft als taak de
professionals zo te inspireren en te motiveren dat zij hun kennis en vaardigheden inzetten voor het
doel, het team en de organisatie.
1.4 leiderschap en macht:
Leiderschap en macht horen bij elkaar.
Macht= hij of zij heeft het vermogen de loop der dingen naar zijn of haar hand te zetten.
- Wie macht heeft, heeft controle over de situatie.
Macht= iemand iets laten doen, zelfs als die persoon dat niet wil, of als het tegen zijn belang in
gaat. Hierbij liggen manipulatie en machtsmisbruik op de loer.
- als leider hebt je macht nodig om dingen voor elkaar te krijgen.
3 soorten macht:
1. Formele macht
2. Expertise macht
3. Referentie macht
1. Formele macht
= macht die je hebt op basis van je functie of positie.
Als er sprake is van onderliggende wetten en regelgeving dan spreek je van legitieme macht. De
machthebber beschikt over machtsmiddelen die hij/zij kan inzetten. In een organisatie gaat het om
hiërarchische posities waaraan bevoegdheden zijn gekoppeld. Aan een positie zijn vaak privileges
gekoppeld.
2. Expertise macht
, = macht gebaseerd op iemands ervaring of iemands kennis.
Dan is er ook wel sprake van gezag of autoriteit. Iemand heeft dan invloed omdat anderen zijn of
haar ervaring en kennis erkennen en waarderen. Ze worden graag om raad gevraagd.
3. Referentie macht
= mach op basis van iemands charisma of uitstraling.
De volgers worden geïnspireerd door deze leider en proberen het gedrag over te nemen. De leider
heeft invloed door een rolmodel te zijn. De charismatische leider is extravert, origineel en draagt
een inspirerende visie uit. Vaak hebben ze een uitgebreid netwerk.
Mensen kunnen 1 van deze machtsbronnen hebben of een combinatie.
Expertisemacht & referentie mach = invloed. Dan heb je effect op de keuzes die een ander maakt,
zonder dat je dwang gebruikt.
Foucault:
Stelt dat macht overal inzit.
Framing= woordkeuze om macht te krijgen.
Fysieke elementen= routeborden, verkeerslichten, inrichting van collegezaal
Immateriële machtsfactoren= wetten, regels (cao), gebruiken, openingstijden etc.
In groepen is macht niet zo eenzijdig verdeeld.
Als je de opvatting van Foucault en leiderschap combineert: leiders zijn machtig wanneer zij invloed
hebben op structuren, formuleringen en processen.
1.5 onderzoek naar leiderschap
Er wordt vanuit verschillende disciplines onderzoek gedaan naar leiderschap. Er wordt nu ruim een
eeuw onderzoek naar gedaan. Aan het begin werd er vooral gekeken naar fysieke kenmerken, zoals
de relatie tussen uiterlijk en leiderschap. Er wordt vooral onderzocht vanuit de biologie en
psychologie. Vanuit de biologie wordt de mens onderzocht aan de kant van de nature, terwijl dit in
de psychologie de nurture is. Daarnaast worden er nog vanuit andere disciplines onderzocht:
Psychologie:
- Persoonlijkheidstypen en karaktereigenschappen
o Bij werving en selectie
o Big-Five persoonlijkheidstest
- Motivatie= de intensiteit, richting en volharding van pogingen om een doel te bereiken.
Sociologie:
- Gedrag in groepen & gedrag tussen groepen
o Onderzoek naar cultuur, identiteit, statusverschillen en effect op samenwerking
o Stanford-gevangenisexperiment naar machtsverschillen & Millgram-experiment
over gehoorzaamheid
Economie/bedrijfskunde:
- In maatschappelijke context of context van netwerken en organisaties
o Situatie, tijd, plaats, persoon en groep
Onderzoek discipline Onderzoeksthema’s
Antropologie Onderzoek naar culturen en cultuurverandering.
Rol van verhalen en rituelen
Biologie Fysieke kenmerken van leiders
Erfelijkheid, aangeboren eigenschappen, evolutie
Hersenonderzoek en invloed van hormonen
Economie / Bedrijfskunde Rol van leiders bij verandering
Relatie tussen leiderschap en organisatiecultuur HRM
Filosofie Integriteit en moreel handelen
Waardesystemen
Geschiedenis Invloed van leiders op grote gebeurtenissen
Context waarin grote leiders op staan
Psychologie Persoonlijkheidstypen en karaktereigenschappen
Motivatie
Ontwikkeling en leren
Genderverschillen