Hoofdstukken Sociaal Recht
Arbeidsrecht editie 2018
Hoofdstuk 1; Terreinverkenning, paragraaf 1.1 t/m 1.3
1.1 Oriëntatie
Onzelfstandige beroepsbevolking; De mensen die een betaalde baan hebben. Zij
bevinden zich tijdens hun werk in aan afhankelijkheidspositie ten opzichte van een
ander, namelijk de werkgever.
Private sector; Dat deeld van de onzelfstandige beroepsbevolking dat in de
marktsector werkzaam is.
Publieke sector: Zij vormen het personeel dat in dienst is van de overheid (als
werkgeefster).
Semipublieke sector; Zij zij verbonden aan organisaties en instellingen binnen de
private sector, die financieel afhankelijk zijn van de overheid (denk aan personeel in
ziekenhuizen, verpleegtehuizen, buurthuizen, onderwijs, omroep).
Zelfstandige beroepsbevolking; Zij zijn tijdens de uitoefening van hun
werkzaamheden niet onderworpen aan opdrachten van anderen.
Zelfstandige zonder personeel; Werkt dus voor zichzelf en heeft geen werknemers in
dienst.
Als we spreken over het sociaal recht, hebben we het oog op de onzelfstandige
beroepsbevolking. Sociaal recht heeft dus betrekking op de rechtspositie van de werknemer
(in de private sector), de ambtenaar(in publieke sector) en de werknemer in de semipublieke
sector. Zij hebben gemeenschappelijk dat zij in dienstverband – oftewel in ondergeschiktheid
– arbeid verrichten. Op de private sector zijn in beginsel andere rechtsregels van toepassing
dan op de publieke sector.
In de eerste plaats gaat dit boek over de werknemer in zijn relatie tot de werkgever, dus over
hen die in het bedrijfsleven (marktsector) werkzaam zijn.
1.2 Werkgever en werknemer: welke rechtsbronnen?
We behandelen zes belangrijke rechtsbronnen die van toepassing zijn op de werkrelatie russen
werkgever(s) en werknemer(s).
1. Het arbeidsovereenkomstenrecht;
2. Het vermogensrecht in het algemeen;
3. Overige wetten met betrekking tot de private sector;
4. De jurisprudentie (rechtersrecht);
5. De cao;
6. Het verdrag
Arbeidsovereenkomstenrecht
Een belangrijke vindplaats van rechtsregels die de individuele werkgever-
werknemerverhouding reguleren, is het Burgerlijk Wetboek (BW). De arbeidsovereenkomst
heeft in boek 7 een plaats gekregen onder titel 10.
Vermogensrecht in het algemeen
De arbeidsovereenkomst is een obligatoire overeenkomst, dat wil zeggen een overeenkomst
waaruit verbintenissen voortvloeien.
1
, Verbintenis; Een verbintenis kan omschreven worden als een rechtsbetrekking tussen
ten minste twee partijen, die ertoe leidt dat de ene partij één of meer rechten verkrijgt
en de andere partij één of meer plichten op zich neemt.
Voor de arbeidsovereenkomst betekent dit onder meer dat de werkgever de plicht heeft loon
te betalen en dat de werknemer de plicht heeft arbeid te verrichten.
Speciale regeling gaat vóór algemene regeling. Voor ons zijn in het bijzonder Boek 3 en 6
BW van belang.
Overige wetten
Komen aan bod in aankomende hoofdstukken.
Jurisprudentie (rechtersrecht)
Het arbeidsovereenkomstenrecht, het verbintenissenrecht en de overige arbeidswetten die
voor de private sector gelden, hebben betrekking op door de wetgever gemaakt recht. Naast
de wetgever kan ook de rechter als rechtsvormer optreden. Regelmatig moet hij namelijk een
oordeel geven over een geschil rondom een arbeidsovereenkomst, terwijl er geen toepasselijk
wetsartikel voorhaden is. Of de betreffende bepaling is nogal abstract en vereist nadere
interpretatie.
Jurisprudentie; Het geheel van gepubliceerde uitspraken, gedaan door rechterlijke
colleges.
Cao
Zeer veel en ook zeer belangrijke rechtsregels zijn voorts aan te treffen in de grote aantallen
collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s), die meestal jaarlijks of tweejaarlijks worden
gesloten tussen een individuele werkgever of één of meer werkgeversorganisaties enerzijds en
vakbonden anderzijds.
Voorbeelden van onderwerpen die veelvuldig in cao’s worden geregeld, zijn: de hoogte van
lonen, het aantal vakantie- en verlofdagen en de toepasselijke opzeggingstermijnen bij
ontslag. Ook over arbeidstijden en pensioenen worden vaak afspraken gemaakt.
Verdrag
Ook op het internationale vlak kunnen sociaalrechtelijke regels tot stand komen, die
doorwerken in onze nationale rechtsorde. Een veelvoorkomende vorm is het verdrag, een
overeenkomst gesloten tussen twee of meer landen. In een aantal gevallen kunnen burgers
zich rechtstreeks op zo’n verdragsbepaling beroepen.
1.3 Van dwingend recht tot aanvullend recht
De werknemer is in verschillende opzichten afhankelijk van zijn werkgever. Die
afhankelijkheid ontstaat enerzijds, doordat hij in beginsel verplicht is eenzijdige instructies
van zijn werkgever op te volgen. Anderzijds vormt het door de werkgever uitgekeerde loon
bijna altijd de enige financiële bron voor de werknemer om in zijn levensonderhoud te
voorzien.
Dwingend recht; Hieronder verstaat men die regels, waarvan werkgever en werknemer
a) in het geheel niet mogen afwijken of b) niet ten nadele van de werknemer mogen
afwijken.
In het laatste geval worden rechten toegekend, waar de werknemer zich altijd ten minste op
kan beroepen.
Aanvullende recht; Recht waarbij werkgever en werknemer altijd van de inhoud van
de wet mogen afwijken, desnoods mondeling.
2
, Afwijking is niet noodzakelijk, maar mogelijk. Of deze afwijking inhet voordeel dan wel in
het nadeel van de werknemer uitvalt, doet niet af aan de rechtsgeldigheid van de afspaak.
1. Dwingend recht is dat recht, waarvan niet of niet ten nadele van de werknemer mag
worden afgeweken.
2. Driekwartdwingend recht is dat recht, waarvan uitsluitend kan worden afgeweken bij
collectieve arbeidsovereenkomst (cao) of bij regeling door of namens een bevoegd
bestuursorgaan. Van deze twee is de afwijking bij cao van echt praktisch belang. bij
driekwartdwingend recht kunnen dus alleen de vakbonden en de
werkgevers(organisaties) in gezamenlijk overleg, met een cao als resultaat, een andere
regeling treffen dan die, welke in de wet staat vermeld.
3. Semidwingend recht is dat recht, waarvan alleen kan worden afgeweken bij
schriftelijk aangegane overeenkomst. Met andere woorden: bij semidwingend recht
kunnen de werkgever en werknemer individueel van het bepaalde in de wet afwijken,
mits dit maar schriftelijk plaatsvindt.
4. Aanvullend recht is dat recht, waarvan altijd – ook individueel en mondeling – mag
worden afgeweken.
Je kunt ze herkennen;
Dwingend – nietig, vernietigbaar
Driekwartdwingend – afwijking bij cao of regeling
Semidwingend – afwijking bij schriftelijke overeenkomst
Aanvullend – afwijken staat vrij
Zie ook; boek blz. 19 t/m 22
Hoofdstuk 2; Arbeidsovereenkomst – Een afbakening
2.1 Indeling van overeenkomsten van werk
Het BW onderscheidt drie overeenkomsten waarin het verrichten van arbeid centraal staat:
1. De arbeidsovereenkomst (art. 7:610-691 BW);
a. De ene partij, de werknemer, verbindt zich tegenover de andere partij, de
werkgever, arbeid te verrichten.
b. De werkgever verbindt zich loon te betalen.
c. De werknemer staat in dienst van de werkgever, dat wil zeggen: hij staat in een
gezagsverhouding tot de werkgever.
2. De overeenkomst tot aanneming van werk (art. 7:750-769 BW);
a. De ene partij, de aannemer, verbindt zich tegenover de andere partij, de
aanbesteder, een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren.
b. De aanbesteder verbindt zich een bepaalde prijs te betalen.
c. Tussen aannemer en aanbesteder bestaat geen arbeidsovereenkomst.
3. De overeenkomst van opdracht (art. 7:400-413 BW).
a. De ene partij, de opdrachtnemer, verbindt zich tegenover de andere partij, de
opdrachtgever, werkzaamheden te verrichten.
b. Dit geschiedt anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst (geen
gezagsverhouding).
c. De werkzaamheden bestaat uit iets anders dan het tot stand brengen van een
werk van stoffelijke aard.
2.2 Kenmerken van overeenkomsten van werk
Zie a,b en c onder de kopjes hierboven. Het gaat hierbij om de gezagsverhouding.
3