Chapter 8: Europe in the Early Middle Ages
De Middeleeuwen berusten over het algemeen op drie grote pijlers:
De antieke.
De christelijke.
De Germaanse beschaving.
Uitbreiding van de Islamitische religie:
Mohammed leefde lange tijd in Mekka als handelaar, totdat hij visioenen kreeg van god. In Mekka kreeg
hij enkele volgelingen, maar de weerstand jegens hem nam toe. Daarop vertrok hij in 622 naar Medina,
de hijra, waar hij meer aanhangers kreeg. Deze groep religieuze aanhangers noemt men de umma en is
groter dan de staat.
In 630 keert Mohammed terug naar Mekka met een leger en verovert het.
Na de dood van Mohammed zouden enkele provincies van het voormalige Romeinse Rijk onder
Moslimdominantie komen te vallen. Eerst Syrië, vervolgens Egypte en daarna Noord-Afrika.
De split in de Islam:
Na de dood van Mohammed wist men niet direct hoe er een opvolger moest komen. In 632 kozen
volgelingen Abu Bakr als kalief, ofschoon opvolger.
Hierna volgde nog twee kaliefen, maar daarover ontstond commotie. Ali werd aangewezen als
vierde kalief in 656, maar werd vijf jaar later vermoord. Zijn volgelingen stelden dat Mohammed
hem als religieus leider had aangewezen, imam, en dat híj de eerste kalief was. Iedere andere
kalief was een usurpator. Deze volgelingen van Ali noemt men de sjiieten.
De mensen die de eerste kaliefs wel als rechtmatig zien, noemt met de soennieten. Volgens hen
had de Islam geen religieuze leider, maar had de kalief wel de taak om met geleerden, ulama, de
sharia wetgeving te hanteren.
Na de dood van Ali kwam de dynastie van de Umayyaden aan de macht. Zij vestigden hun hoofdstad in
Damascus en breidde de Islam verder uit naar India en verder voorwaarts in Noord-Afrika. Het gemak
waarmee dit ging komt voort uit drie elementen:
Militaire overmacht.
Handelsconnecties.
Tolerantie ten aanzien van niet-Moslims.
In 711 zouden de Umayyaden het Iberische schiereiland optrekken en het Visigotische Koninkrijk aldaar
verslaan. Het Iberisch schiereiland wordt islamitisch. Alleen enkele prinsen in het noorden houden stand,
met hulp van de Franken.
De Omajjaden worden verslagen door de Abbasiden en de prins van de Omajjaden, Abd al-Rahman I (756
– 788) vlucht naar Spanje toe, waar hij in 556 een onafhankelijk emiraat sticht, namelijk het Emiraat van
Córdoba. Het Iberisch schiereiland onder islamitische controle wordt onder de moslims ook wel al-
Andalus genoemd. Christenen hanteren hiervoor de term moren.
In Andalusië werd de macht van de kalief Abd- Al-Rahman III zwakker door interne onrust. Kleine
christelijke staten in het noorden, zoals Castilië, Leon, Catalonië, Navarra, Aragon en Portugal, zagen
hierop hun kans schoon en breidde zuidwaarts uit.
De vijf zuilen van de Islam:
Geloof.
Bidden.
Vasten tijdens de Ramadan
Het geven van aalmoezen.
Een pelgrimstocht maken naar Mekka, de hadj.
Christenen en joden in door Moslims geoccupeerd gebied werden dhimmis genoemd (letterlijk ‘mensen van het
boek’). Zij mochten hun geloof blijven uitoefenen, mits zij een speciale belasting betaalden. Desalniettemin
werden zij wel door sommigen nog als ongelovigen gezien.
,Gedurende de vijfde eeuw zouden vele Germaanse stammen rond beginnen te trekken en daarbij de limes van
het Romeinse Rijk overschrijden: de volksverhuizingen. Dit kwam door de oprukkende Hunnen uit het oosten.
Langs de hele noordgrens van het Romeinse Rijk waren Germaanse stammen te vinden, van de Friezen in
het noordoosten tot de Ostrogoten in het huidige Oekraïne.
Er leefden al enkele Germaanse stammen binnen het Romeinse Rijk, zoals de Bataven en Salische Franken
in de Rijndelta. Laatstgenoemde zouden van daaruit steeds meer zuidwaarts trekken. Deze stammen
zorgden voor de ontginning van het land, de verdediging van de limes en leverden zelfs soldaten voor de
Romeinse legers.
Sommige stammen namen het Christendom over, zoals de Goten met het ariaans christendom.
De verschillende stammen op een rijtje gezet:
Sueven – Zouden delen van het Iberisch schiereiland onderwerpen.
Alemannen – Zouden delen van Oost-Gallië onderwerpen.
Bourgondiërs – Zouden eveneens delen van oostelijk Gallië onderwerpen.
Hunnen –
Onder leiding van Attila zouden de Hunnen het Byzantijnse Rijk aanvallen in 447 en vervolgens
westwaarts trekken.
Ze zouden de stad Metz in hedendaags Frankrijk innemen en pas gestopt worden bij Châlons door
een gecombineerd Visigotisch- en Romeins leger. Dit leger stond onder leiding van Aëtius die
leidde namens de zwakke keizer Valentinianus III.
Eén jaar later zouden de Hunnen over de Alpen Italië intrekken en Rome bedreigen. Leo I drong er
bij hen op aan niet Rome aan te vallen. Het was deze diplomatie in combinatie met de uitputting
van voedselaanvoeren die hier inderdaad voor zorgden. De Hunnen trokken zich terug.
Eén jaar na de terugtrekking uit Italië zou Atilla sterven en zijn opvolgers zouden niet succesvol
meer zijn. Hun veroveringstocht had wel veel Germaanse stammen bij elkaar geduwd.
Visigoten –
Hen werd door Theodosius de Grote toestemming verleent om zich te settelen op de Balkan als
foederati, een bondgenoot. Ze leefden er onder een eigen koning met eigen wetten. Wel nemen
ze dienst in het Romeinse leger en beschermen de limes tegen invallen. Rome betaalt hun soldij
en onderhoud.
Onder Alarik I kwamen zij echter in opstand en trokken Illyrië, en later Italië binnen. In 410 zouden
ze Rome plunderen om zich vervolgens in 418 weer in Aquitanië te settelen als, wederom,
foederati.
Rond 429 trekken ze echter weer richting Iberië, waar ze delen van de gebieden van de Vandalen
in bezit nemen.
Vandalen –
Zouden in eerste instantie delen van het Iberisch schiereiland onderwerpen, totdat hun
territorium ingenomen zou worden door de Visigoten.
Hierop trokken zij naar Noord-Afrika. Hier verkregen zij in 435 de status van foederati.
Onder leiding van koning Geserik zouden zij vanuit Noord-Afrika de Balearen, Corsica, Sardinië en
Sicilië veroveren. In 455 plunderen ze zelfs Rome (dat het keizerlijk hof naar Ravenna verplaatste).
Rijk van Odoaker –
Dit Barbaarse rijk bestond in Italië. Koning Odoaker zou in 476 de Romeinse keizer Romulus
Augustus onttronen. Hiermee kwam er een eind aan het West-Romeinse Rijk.
De Oost-Romeinse keizer, Zeno (474 – 491), was bang voor de groeiende macht van Odoaker. Hij
wendde zich daarom tot Theodorik (471 – 526) van de Ostrogoten. Hij zou in Italië mogen heersen
als hij Odoaker versloeg. Dit lukte en Theodorik stichtte het Ostrogotische Koninkrijk in 493.
Ostrogoten –
Settelden zich in noord-Italië in 493 onder Theodorik de Grote.
Na diens dood in 526 zouden deze gebieden onder de Byzantijnse keizer Justinianus (518 -565)
weer Romeins worden, alsook delen van Noord-Afrika, zuidelijk Spanje en de eilanden in de
Middellandse Zee.
Salische Franken –
, Bij de val van Rome in 476 stond Gallië nog onder ‘Romeins’ bestuur. Iedere gouverneur vestigde
hierna zijn eigen koninkrijk. Zo ook Childerik van de Salische Franken die regeerde vanuit Doornik.
Na diens dood in 481 volgde zijn zoon Clovis I hem op. Hij zou strijden tegen Syagrius van Midden-
Gallië en ook die gebieden innemen (tot aan de Loire) in 486.
Na verdere veroveringen op de Visigoten (Aquitanië) en Alemannen was bij zijn dood in 511
vrijwel geheel Gallië in (Salisch) Frankische handen.
Met de tijd zou Parijs Doornik aflossen als voornaamste residentiestad.
Longobarden, ofschoon Lombarden – Zouden tussen 568 en 572 delen van Noord-Italië in bezit nemen.
Kelten –
Na 410 konden de Romeinen geen troepen meer sturen en was het land op zichzelf aangewezen
voor verdediging. Al snel maakten de Pikten uit Schotland een opmars tegen de Kelten.
Koning Vortigern vroeg daarop de Saksen uit Denemarken om hulp, maar dezen keerde zich al snel
tegen hen en zouden delen van Engeland veroveren. De periode van 500 tot 1066 zou de Anglo-
Saksische periode komen te heten in de Britse geschiedenis.
De Kelten hier zouden snel onder de voet gelopen worden door Angelen, Saksen, Juten, Friezen,
Denen en Franken. De Kelten werden steeds meer westwaarts gedreven en wisten zich slechts
hand te haven in Wales, Cornwall, westelijk Schotland en Bretagne (Frankrijk).
In de negende eeuw zou de Britse koning Alfred de Grote van Wessex (871 – 899) een meer
georganiseerd leger creëren.
In de nadagen van het (West-)Romeinse Rijk werden de belangrijkste christelijke denkers voortgebracht, die de
titel van kerkvader gekregen hebben. De belangrijkste waren:
Ambrosius (340 – 397), de bisschop van Milaan.
Hieronymus (345 – 420) – Stelde een nieuwe Latijnse Bijbelvertaling op.
Augustinus (354 – 430), de bisschop van Hippo in Noord-Afrika – Diens bekendste werken waren
Confessiones en Civitate Dei over de plundering van Rome door de Visigoten in 410. Hij stelt dat het
opkomen en vergaan van aardse staten irrelevant is voor god en dus ook voor christenen; hij stelt hier
dus al een scheiding tussen kerk en staat voor.
Gregorius I de Grote, paus (r. 590 – 604) – Zag zichzelf als een bestuurder namens de Byzantijnse keizer
en erkende diens gezag.
De Franken kenden twee grote dynastieën:
De Merovingische dynastie:
Ving aan in 481 onder koning Clovis, die heerste over hedendaagse Frankrijk en delen van
hedendaags zuid-Duitsland. Zo wist hij bijvoorbeeld Bourgondië en Beieren te veroveren.
Het Frankische Rijk der Merovingen (genoemd naar stamvader Merovech) verschilde op een
aantal manieren van de andere Germaanse stammen:
Zij hebben zichzelf nooit verplaatst en zijn altijd in hun stamgebied blijven wonen.
Hierdoor waren zij in de meerderheid en bestand tegen politieke woelingen.
Zij verspreiden hun macht niet alleen richting het zuiden, maar ook naar het oosten dat
niet Romeins was in het verleden.
Clovis was de eerste Germaanse koning die zich tot het katholicisme bekeerde. Voorheen
waren zij heidens of ariaans.
o Wel bleef er een godsdienste kloof bestaan tussen de katholieke steden en het
heidense platteland.
o Dit maakte een toenadering tussen de Gallo-Romeinen en Franken eenvoudiger.
Het rijk werd verdeeld over állé zonen van de koning. Bij andere Germanen werd er één
nieuwe koning aangesteld die het hele rijk erfde.
De Franken deelden hun rijk in in civitas. Dit was een stad en haar omgeving. Aan het hoofd ervan
stond de comites. Beide waren gebaseerd naar Romeins model. De legerleiders heetten de dux.
Na de dood van Clovis in 511 werd zijn rijk verdeeld onder zijn vier zonen, die met elkaar in strijd
raakten. Na de dood van drie van de broers zou Clotharius I tussen 558 en 561 alleen over het rijk
heersen. Daarna vond een nieuwe verdeling plaats waarbij iedere regio een eigen koning kreeg:
Austrasië – Het oude stamland.
, Neustrië – Het door Clovis en Syagrius veroverde gebied.
Aquitanië.
Bourgondië.
Alleen Dagobert (629 – 639) zou nog over het gehele rijk regeren. Na zijn dood ging Aquitanië zijn
eigen weg en brak Bourgondië op in kleinere gezagskringen.
De koning werd bijgestaan door de hofmeiers.
De Karolingische dynastie:
Vanuit de aristocratie kwam er uiteindelijk een nieuwe familie die de Merovingische dynastie zou
vervangen. Dit kwam door meerdere factoren:
Pepijn I van Landen kreeg de functie van hofmeier onder Dagobert, van waaruit hij zijn
macht uitbreidde en steun vergaarde voor zichzelf.
Huwelijken breidde de invloed van de Karolingen uit naar alle delen van het Frankische
Rijk, waardoor de familie veel land en weelde verkreeg.
Militaire overwinningen ten aanzien van de Merovingen brachten de familie prestige.
Zijn kleinzoon Karel Martel wist als hofmeier in oorlogen af te rekenen met de Saksen, Friesen en
Beierse. In 732 wist hij de Moslims tegen te houden tijdens de Slag van Poitiers.
Pepijn III de Korte wist net als Karel Martel de banden met de kerk te verbeteren. In ruil voor
militaire steun tegen de Lombarden, verkoos paus Zacharias hem tot koning in 751 in plaats van
Childerik III van de Merovingen. Dit deed de paus zogenaamd om een burgeroorlog in Francië te
voorkomen.
Toen in 754 de Lombarden opnieuw het pausdom bedreigden, en zelfs Ravenna (zetel van de
Oost-Romeinse exarch) reisde paus Stefan II naar Francië op zoek naar steun. Pepijn III zou Italië
binnenvallen en de Longobarden verslaan. Het exarchaat droeg hij, tot woede van de keizer, over
aan de paus die zich hierdoor als wereldlijk heerser zag van Midden-Italië, los van Byzantium.
Stefan II zou Pepijn III zalven met heilige olie, waardoor hij nu niet alleen koning, maar ook
religieus leider werd. Hiermee werd zijn dynastie bezegeld.
Na de dood van Pepijn III in 768 zou hij worden opgevolgd door zijn zonen Karloman, maar deze
zou al in 771 overlijden, en Karel I de Grote.
Karel de Grote (768 – 814):
Veroveringen –
Zijn grootste bewerkstelliging was het veroveren van vrijwel geheel hedendaags Duitsland
en het verspreiden van het Christendom aldaar. Vooral een oorlog van bijna dertig jaar
(begonnen in 772) tegen de Saksen was uitputtend, maar werd gecompleteerd in 804.
Beëindigde de onafhankelijkheid van Beieren in 773 en veroverde hij Lombardije.
Hij versloeg de Avaren, een nomadenvolk, in 791, waardoor Oost-Europa vrij kwam te
liggen voor toekomstige migratie van Franken en andere Europese volkeren. Deze
verovering leidde tot het ontstaan van de oostelijke mark, waaruit Oostenrijk zou
voortkomen.
Wist Venetië, Istrië en Dalmatië te veroveren op het Byzantijnse Rijk.
Een poging om in 778 de Basken te veroveren zou mislukken. Hierover zou het beroemde
Roelandslied geschreven worden. Pas jaren later kon hij hier een Spaanse mark creëren als
buffer tegen de islamitische staten.
Hij zou in 782 een decreet uitvaardigen waarmee een weigering tot de bekering tot het
christendom bestraft zou worden met de doodstraf.
Zijn administratieve structuur lijkt op dat van de Merovingen. De comites, nu ook wel graaf
genoemd, werd vaak door het hof uitgekozen en uitgezonden, maar kwam later vaak ook uit de
lokale elite. Zij werden gecontroleerd door de missi dominici, die door Karel de Grote zelf was
uitgekozen.
Het zwaartepunt van de macht in zijn rijk lag, net als bij de Merovingen, bij de adellijke
grootgrondbezitters. Hier regeerde graven (comites), hertogen (dux) of markgraven (in de
marken) namens de koning.
In 800 werd Karel de Grote tot keizer uitgeroepen door paus Leo III. Dit kon hij doen doordat hij de
keizerin van het Byzantijnse Rijk, Irene, niet accepteerde aangezien zij een vrouw was. Het