Opdracht 7
1 Wanneer een wet wordt opgesteld met behulp van de Nederlandse taal zijn de woorden
die in de wet zijn gebruikt vaak duidelijk en concreet genoeg om op dat moment in de tijd
recht te spreken. Taal evolueert echter, waardoor woorden nieuwe betekenissen kunnen
krijgen, meerdere betekenissen kunnen krijgen, of woorden verdwijnen of komen er nieuw
bij. Hierdoor kan een woord dat eerst wel duidelijk was meerdere
interpretatiemogelijkheden krijgen, een nieuwe betekenis krijgen of zelfs geheel uit het
gebruik verdwijnen. Dit kan gebeuren door o.a. maatschappelijke veranderingen, migratie,
de komst van nieuwe taal als gevolg van nieuwe communicatiemiddelen of simpelweg
veroudering van het woord.
2 Onjuist, blijkens art 117 GW is een koninklijk besluit (besluit van de regering en dus een
handtekening van de koning en een minister) een voldoende voorwaarde voor benoeming
tot rechter.
Onjuist, in landen mag nog steeds de doodstraf worden gegeven, maar alleen voor de mees
ernstige misdaden.
Onjuist, een natuurrechtdenker is van mening dat er een aantal fundamentele rechten en
plichten die bij de mens zijn ingebakken. De menselijke rechtsbronnen zijn alleen van
toepassing als deze niet in strijd zijn met het natuurrecht.
3 a normatief, want zij stelt dat regels moeten worden opgevat als regels. Zij zegt dus wat
zijn wenselijk vindt. Uiteindelijk is een prescriptieve uitspraak een uitspraak betreffende iets
dat men wenselijk vindt.
B 1 Dit is onjuist. Er staat het woord of, hetgeen betekent dat de 3 voorwaarden alternatief
zijn. Er hoeft dus maar aan 1 voorwaarde voldaan te woorden.
2 Alle voorwaarden zijn alternatief.
3 Ja.
4 Ja
4 a het bestuursrecht.
b In art. 3 wordt er over een horecabedrijf gesproken en daaronder valt ook frisdrank en
alcoholvrij bier. In art. 1 DHW staat echter dat een horecabedrijf alcoholhoudende drank
versterkt. Hier is in dit geval geen sprake van, dus er is geen vergunning vereist.
5a Dit gaat over de behandeling in de SG, dus wetshistorisch.
b dit is een wetssystematische interpretatie, aangezien naar het systeem van wetten wordt
gekeken en daar een verband in wordt gezocht.
c dit betreft het doel van de wet, dus een teleologische interpretatie.
d wetssystematische en meer specifiek wetsconforme, aangezien naar hogere wetgeving
wordt gekeken.
,e grammaticaal, aangezien er nadruk wordt gelegd op de formulering.
6a Hier staat de wet regelt vrijstelling. De betekent dat de wet (de formele wet dit regelt),
maar er staat de wet regelt, hetgeen een formulering is voor delegatie, wat dus betekent dat
deze bevoegdheid ook kan worden gedelegeerd naar lagere wetgevers dan de formele
wetgever.
b Verheugt heeft naar de MvT gekeken en heeft dus een wetshistorische interpretatie
toegepast.
Jurisprudentie
7A
A 33 tot en met 135.
B dat is het hof. Het hof is geciteerd van regel 56 tot en met 83.
C De Raadsman (Spong).
D In regel 151 tot en met 155 het eerste middel en in regel 158 tot en met 175 het tweede
middel.
E Nee, dit betreft namelijk een noot (annotatie), hetgeen een commentaar is op de
rechtszaak en dus na de rechtszaak geschreven is en ook niet tot de rechtszaak behoort.
F Nee, dit is de conclusie van de PG/AG en dit is slechts een advies voor de HR en is niet
bindend.
G de conclusie.
7B
A Het beroep is ingesteld door de verdachte (en zijn raadsman). De verdachte heeft
ontuchtelijke handelingen verricht met een geestelijke gehandicapt meisje. Deze verdachte
werd dus om deze reden aangeklaagd door het OM.
B ten eerste verkeerde het slachtoffer niet in een situatie van onmacht, waarbij wordt
geduidt op fysieke weerloosheid. Dit wordt onderbouwd met jurisprudentie en een
wetshistorische interpretatie. Daarnaast stelt de raadsman ook dat het slachtoffer zich wel
fysiek had kunnen verzetten en er eigenlijk geen sprake was van fysieke weerloosheid of
bewusteloosheid.
C Het hof oordeelde dat de jurisprudentie die is aangehaald door de raadsman slechts een
casuspositie heeft. Daarnaast oordeelt dat de wetsgeschiedenis die door de raadsman is
aangehaald niet meer relevant is en dat daar geen betekenis aan kan worden gehecht. Het
hof oordeelt dat gezien de huidige maatschappelijke opvattingen en het gangbare
, taalgebruik van dit moment onmacht moet worden opgevat als weerloosheid of
onvermogen. Hier is dus sprake van een teleologische interpretatie.
D dit heeft betrekking op de wetsgeschiedens (en de wetshistorische interpretatie van de
raadsman). Het hof laat met behulp van dit jaartal zien hoe lang geleden die wet tot stand is
gekomen en dat er in tussentijd erg veel is veranderd en dat daarom die wetsgeschiedenis
niet meer relevant is in de hedendaagse context.
E de HR moet beantwoorden of onmacht ook geestelijke weerloosheid inhoudt en niet
alleen fysieke.
F De HR oordeelt dat onmacht alleen gezien kan worden als fysieke weerloosheid en dat
gelet op het legaliteitsbeginsel de rechter niet vrij is om hier ook geestelijke weerloosheid
onder te verstaan. Het middel is dan ook terecht voorgesteld.
G De HR past wetshistorische interpretatie toe, aangezien ze kijken naar wat de wetgever
met de wet bedoelde. Daarnaast wordt ook systematische interpretatie toegepast,
aangezien wordt gesteld dat onmacht dezelfde betekenis moet hebben als in 247 sr. Er
wordt dus geacht dat er een systeem in de wet zit.
H Hier wordt een teleologische interpretatie beter geacht, te zien aan: die gegeven het
huidige juridische systeem in de actuele omstandigheden zinvol is.
Opdracht 8
1 Dit is een wetssystematische (wetsconform met algemene rechtsbeginselen).
Dit is een wetssystematische (wetsconforme met hogere wetgeving).
Dit is een a-contrario redenering, maar ook een grammaticale interpretatie.
Ook dit is een grammaticale interpretatie.
Dit is een teleologische interpretatie.
Dit is een wetshistorische interpretatie. Daarnaast een wetssystematische, aangezien ook
gekeken wordt naar art. 50 GW.
2a Volgens de grammaticale interpretatie staat hier God en niet Allah. Dit betekent dus dat
hier een eed moet worden afgelegd aan God en niet aan Allah.
B Volgens de teleologische interpretatie is het doel van de wet dat je een eed aflegt aan een
god en dat dat je eigenlijk dwingt om integer te handelen. Welke god dit is, maakt mijns
inziens niet uit, zolang het doel van de wet maar vervuld wordt. Daarnaast kan ook worden
gekeken naar art. 6 GW waar vrijheid van godsdienst is beschreven. Vanuit een
wetssystematische interpretatie (wetsconform) kan dus ook worden gesteld dat een eed kan
worden afgelegd aan allah.