Samenvatting Semantiek
Hoofdstuk 1-wat is semantiek binnen de linguïstiek?
BELANGRIJKSTE PUNTEN
o De semantiek houdt zich bezig met het gebruik van semantische kennis: wat is betekenis?
o Volgens de definitions theory is betekenis letterlijk.
▪ De theorie heeft als problemen (1) circulariteit, (2) onzekerheid over de status van
linguïstische kennis en (3) de contextafhankelijkheid van betekenis.
▪ Manieren om dit op te lossen zijn (1) het maken van een metataal, (2) necessary en
sufficient conditions opstellen en (3) volgens de literal language theory zeggen dat
pragmatiek en semantiek gescheiden zijn (semantiek gaat over sentence meaning,
pragmatiek over speaker meaning)
o Reference is verwijzing naar de referent in de wereld, sense is de semantische link tussen
een woord en andere woorden. Bij reference is het verschil tussen vorm en betekenis van
toepassing (de Saussure)
o Je combineert betekeniselementen (betekenis is compositioneel), ofwel volgens
syntactische regels, ofwel los ervan.
▪ Volgens de generatieve grammatica van Chomsky werken syntactische regels en
semantische regels samen bij het maken van een zin
o Er zijn verschillende niveaus van betekenis: je hebt uitingen, zinnen en proposities
Semantiek = betekenisleer: de studie van de door taal gecommuniceerde betekenis van woorden en
zinnen. In de moderne linguïstiek is de basisaanname dat iemands linguïstische vaardigheden
gebaseerd zijn op de kennis die hij/zij heeft. De semantiek onderzoekt deze semantische kennis (de
kennis van betekenis) en hoe taalgebruikers die kennis gebruiken.
Een probleem hierbij is dat betekenis onzichtbaar en contextafhankelijk (dus niet altijd hetzelfde) is.
Volgens sommige mensen is semantiek een losse level of analysis/module, volgens anderen, die een
niet-modulaire visie hebben, is semantiek één deelaspect van taal, die voortdurend nauw
samenwerkt met andere modules.
Die laatste, niet-modulaire visie roept de vraag op of je wel vanuit één module betekenis kan
toekennen, aangezien taal een mengeling van de verschillende levels is, die je volgens sommigen niet
los kunt zien van elkaar.
Signification is het proces voor het maken en interpreteren van symbolen (signs), en een voorbeeld
voor hoe de verschillende modules samenwerken. Je hebt bijvoorbeeld modules als de taalfilosofie
(zoals Peirce’s iconen (gebaseerd op gelijkenis met de referent), indexen (aangrenzende relatie met
de referent, geven een indicatie voor wat de referent is) en symbolen (gebaseerd op conventie,
arbitraire relatie tot de referent)) en de semiotiek (studie van symbolen, zoals over het verschil
tussen signifier en signified) die de symbolen bestuderen.
Betekenis in taal is de deelverzameling van het algemene menselijke vermogen om symbolen (teken
met conventionele betekenisrelatie tot de referent) te gebruiken.
Overeenkomst semantiek en semiotiek: beiden bestuderen een conventioneel betekenisverband.
,Bij het idee van de definitions theory, waarbij de betekenis van een taaluiting/sign letterlijk de
lexicale woordenboekbetekenis is, zijn er een aantal moeilijkheden:
1. Circularity/circulariteit: kunnen we ooit de definitie van een woord beschrijven zonder
andere woorden te gebruiken, die dan ook weer beschreven moeten worden, enzv…?
Mogelijke oplossing: gebruik van een metataal (1)
2. De status van linguïstische kennis, dus het onderscheid tussen talige en niet-talige kennis:
hoe weet je zeker dat je linguistic knowledge (onbewuste kennis die naar voren komt bij het
gebruiken van taal) overeenkomt met de juiste algemene wereldkennis/encyclopedic
knowledge? →Wat is de ‘echte betekenis’ van een uiting?
Voorbeeld: als je niet weet dat een walvis officieel gezien een zoogdier is, weet je dan wel of
niet wat walvis betekent?
Mogelijke oplossing: spreek af welke kennis wel en welke niet relevant is (2)
3. Context: hoe draagt context bij aan betekenis? (je kan moeilijk bij het beschrijven van de
betekenis van een woord alle mogelijke betekenissen in de verschillende contexten
meenemen)
Mogelijke oplossing: onderscheid maken tussen pragmatiek (contextuele betekenis/speaker
meaning) en semantiek (letterlijke betekenis/sentence meaning) (3, 4)
De hoofdstukken die volgen gaan over ideeën die in veel semantische theorieën van belang zijn.
Hierbij probeert men steeds de problemen bij de definitions theory op te lossen. Strategieën hierbij:
1. Creation of a metalanguage: Een semantische metalanguage/metataal maken om de
semantische eenheden en universele taalregels te beschrijven.
Voordelen: niet ambigu (waar normale taal dat wel is), duidelijk en consistent
Tegenargumenten zijn meestal gebaseerd op het idee dat vertalen naar een metataal nooit
een voldoende semantische beschrijving kan zijn. Dit hoort bij het idee dat woorden
symbolen zijn die ergens naar moeten verwijzen.
2. Modelling of conceptual knowledge: Overeenkomst bereiken over wat wel en wat niet
relevante kennis is, en hoeveel kennis je moet hebben (necessary en sufficient conditions, zie
verder)
Zo kan je bijvoorbeeld één betekenis kiezen en de rest afdoen als idiolect, of experts
raadplegen (probleem hierbij is dat je de normale spreker te veel negeert en te veel
wetenschappelijk kijkt).
3. The theory of literal language: Bij het oplossen van probleem 3. gaan velen uit van een
splitsing in de betekenis van een uiting, tussen de lokale contextuele effecten en een
contextvrij betekeniselement (conventionele/letterlijke betekenis). De semantiek zou zich
dan bezig moeten houden met de letterlijke, lexicale betekenis, betekenis in context is iets
voor de pragmatiek. Zie 4.
4. Factoring out context into pragmatics: vanuit de pragmatiek kijken naar de manier waarop
context relevant wordt gemaakt, hierbij kijk je ook naar hoorders, niet alleen sprekers.
Ons lexicon is productief, hoewel er vaker een nieuwe zin dan een nieuw woord wordt gebruikt. De
regels voor zinsvorming zijn namelijk recursief. In de semantiek wordt zinsbetekenis daarom
compositioneel genoemd: de betekenis van een uiting is die van zijn losse onderdelen én de manier
waarop die zijn gecombineerd. Het ‘recept’ voor een zin (hoe je woordbetekenissen tot een
zinsbetekenis kunt maken) wordt een algoritme genoemd.
,Kortom: omdat syntactische regels recursief zijn, kan elke zin een andere betekenis hebben, en daar
houdt de semantiek zich mee bezig.
De combinatie van betekeniselementen kan op twee manieren: (1) volgens de syntactische regels, of
juist (2) onafhankelijk ervan.
Volgens de generatieve grammatica van Chomsky zijn syntactische regels en semantische regels in
principe verschillende dingen, maar op het level van de Logical Form (zie h4) werken ze samen. Dit
idee hoort bij de formele semantiek (zie h11).
Betekenis zit dus op twee levels: die van woord- en die van zinsbetekenis. Er zijn verschillende
theorieën over hoe beide samenhangen.
Een aantal basisideeën die in veel linguïstische theorieën terugkomen zijn:
• De Saussures idee dat de betekenis van linguïstische uitingen (symbolen) bestaat uit een
twee-eenheid van vorm en betekenis (signifier en signified).
• Je kan ook zeggen dat betekenis een drie-eenheid is van teken/symbool, concept (mentale
tegenhanger van symbool, in je hoofd) en de werkelijkheid waarop taal betrekking heeft
(‘zaak’)
• Het idee dat betekenis van een woord afhangt van reference en sense:
Taal verwijst (refers) naar specifieke entiteiten in de wereld, reference= de relatie van het
taalteken met de referent in de wereld.
De relatie van een woord met andere woorden is de betekenis of sense van een uiting. De
sense of Sinn (Frege) is ook wel de kennis die een spreker toestaat een linguïstische expressie
te verbinden met de juiste extensie, en die de spreker dus toestaat om te verwijzen met taal. In
de lexicale semantiek wordt sense gebruikt om de verschillende lexemen van een woord (in
homonymische of polysemische relaties) te identificeren.
Reference staat vast in de tijd maar is niet contextafhankelijk (de relatie met de referent
verandert immers niet), sense is afhankelijk van de context én van het tijdstip (want alleen
daarmee kan je bepalen welke betekenis uit de extensie van de expressie relevant is).
• Het idee dat er verschillende levels van taal zijn, van concreet naar abstract:
uiting (uitspraak door een bepaalde spreker in een bepaalde context)
zin (abstract grammaticaal element afgeleid van een uiting, met een grammaticaliteitswaarde)
en propositie (betekeniseenheid: de beschrijving van de stand van zaken. Hierbij maakt de
information structure (verwoording) niet uit: alleen de strekking. Een propositie heeft een
waarheidswaarde).
• Het idee dat er een verschil is tussen letterlijke en niet-letterlijke/figuurlijke betekenis
Moeilijkheid: grens bepalen (denk aan het gebruik van dode metaforen: is dat nog figuurlijk
taalgebruik te noemen?)
• Het idee dat er een verschil is tussen semantiek en pragmatiek.
semantiek= de relaties van tekens met de objecten waarop ze van toepassing zijn (referent) en
pragmatiek=de relatie tussen teken en interpreteerder.
Semantiek zou dan gaan over sentence meaning, pragmatiek over speaker meaning (dit houdt
zich immers bezig met interpretatie).
Het voordeel van deze distinctie is dat semantici niet meer met alle soorten kennis rekening
hoeven te houden. Nadeel is echter dat het moeilijk is in detail te beschrijven welke fenomenen
semantisch en welke pragmatisch zijn. Hierbij speelt een rol dat context altijd van belang lijkt te
zijn.
, Hoofdstuk 2-hoe gebruiken we taal om de wereld te beschrijven?
BELANGRIJKSTE PUNTEN
o Refer=het uitkiezen van referenten in de wereld
denote=de relatie tussen de uiting en de wereld
o Er zijn verschillende manieren om referring te doen
o Volgens de referentiële benadering is betekenis het verband tussen signifier en signified
▪ Hierbij hoort de modeltheoretische semantiek (betekenis=denotatie). Dit idee doet
echter geen recht aan de mentale werkelijkheid
o Volgens de representationele benadering is betekenis het verband tussen taal en
concepten, en zit er dus een mentaal level tussen taal en werkelijkheid
▪ Maar hoe zien die concepten er dan uit? Daar zijn verschillende ideeën over, zoals
dat van prototypen.
Hoewel het lijkt alsof je door taal echte entiteiten in de wereld kan identificeren en ernaar kunt
verwijzen, is het moeilijk om referentie als een autonome betekenistheorie te zien.
Onze semantische kennis bevat zoals besproken zowel reference als sense.
verwijzen (Referring en denoting) is de actie waarmee je woorden uitkiest of identificeert om de
buitenwereld te beschrijven/modelleren.
• Denote = het gebruiken van kennis over een relatie tussen een taaluiting en de wereld
onafhankelijk van context (want de relatie tussen woord en object is inherent aan het
woord). De relatie tussen extensie van de expressie (ofwel denotatum, = reeks mogelijke
referenten) en expressie is de denotatie (denotation).
• Refer = de actie van een spreker waarmee hij/zij verwijst naar entiteiten in de wereld. Dit is
contextafhankelijk. De referent is het ding wat wordt uitgelicht door de uiting in een
bepaalde context.
→Bij referentie kies je één betekenis uit de extensie van een expressie, met behulp van kennis over
het denotatum, waarnaar je verwijst.
Op basis van dit onderscheid tussen referring en denoting zijn er twee verschillende ideeën over het
in staat zijn over de wereld te praten:
1. de denotational/referential approach, waarbij de link tussen taal en externe realiteit
benadrukt wordt: je moet woorden in relatie met de wereld kunnen brengen. Bij een
semantische beschrijving van taal moet je dus de link van een uiting met de wereld bekijken.
Dit past bij het idee van de Saussure over signifier en signified: wat van belang is, is hoe die
twee samenhangen.
2. de representational approach, waarbij de link tussen taal en conceptuele structuur wordt
benadrukt: je moet woorden en zinnen aan een corresponderende situatie in je hoofd
kunnen linken. Betekenis is hierbij een concept in je hoofd dat de situatie in de buitenwereld
‘representeert’. Concept is dus een tussenlevel tussen signifier en signified. Betekenis komt
voort uit de relatie van woorden en zinnen met de situatie. Die relatie bepaal je via het
concept in je hoofd.