Samenvatting Semantics – John Saeed
Hoofdstuk 1
Semantiek = studie van betekenis gecommuniceerd door taal
‘Iemands linguïstische capaciteiten zijn gebaseerd op hun kennis’
Levels van analyse
- Fonologie = welke geluiden een taal heeft en hoe deze geluiden combineren om
woorden te vromen
- Syntaxis = hoe woorden kunnen worden gecombineerd tot zinnen
- Semantiek = betekenissen van woorden en zinnen
Tegenspreken, ambiguïteit
- Entailment = relatie tussen zinnen, wanneer we zin A weten, weten we zin B ook
- Significantie = proces van het creëren en interpreteren van symbolen
- Semiotiek = relatie tussen een teken en het gerepresenteerde object
Ferdinand de Saussure: relatie tussen signifier en signified
Pierce
o Iconisch = gelijkenis tussen teken en representatie
o Indexicaal = teken is van dichtbij geassocieerd met de betekenis
o Symbolisch = afgesproken link tussen teken en betekenis
- Betekenissen theorie = om een betekenis van een linguïstische expressie te geven
moeten we de definitie van woorden vaststellen
3 problemen voor het geven van definities aan woorden:
1. Probleem van rondheid: de woorden waarmee je de definitie van een woord
beschrijft moeten ook worden uitgelegd met een definitie etc.
2. Wanneer is de definitie van woorden exact genoeg
a. Verschil tussen linguïstische en encyclopedische kennis
i. Oplossing: limiteren tot idiolect (persoonlijk taalgebruik)
ii. Oplossing: gebruiken kennis experts
3. Wat een bepaalde uiting betekent in context
Oplossing probleem 1: gebruik metataal om semantische eenheden en regels te omschrijven
De grammatica van taal A (objecttaal) schrijven in taal B (metataal)
Oplossing probleem 3: betekenis uiting splitsen in contextafhankelijk en contextvrij
(conventioneel/letterlijk)
,Componenten grammatica: Geluid <-> Fonologie <-> Syntaxis <-> Semantiek <-> Gedachtes
Cognitieve grammatica: alle componenten dragen bij aan communicatieve
betekenis, dus betekenis is een product van alle linguïstische levels
Verschil tussen woordbetekenis en zinsbetekenis
Productiviteit: het is altijd mogelijk om nieuwe zinnen te creëren, maar nieuwe
woorden creëren is niet gebruikelijk
- Regels zinsformatie:
o Recursief (inbedding en coördinatie)
o Compositie betreffend: betekenis van een uiting is bepaald door de betekenis
van de componenten en de manier waarop ze zijn gecombineerd
Referentie en betekenis
Saussure -> betekenis van linguïstische expressies wordt afgeleid van 2 bronnen:
de taal waar ze een deel van zijn en de wereld die ze beschrijven
<- Signified/Signifier <-> Signified/Signifier <-> Signified/Signifier
- Uiting = gecreëerd door het spreken van een deel van taal
- Zinnen = abstracte grammaticale elementen verkregen van uitingen
- Proposities = zinnen die dezelfde beschrijving geven en allemaal waar/onwaar zijn
- Figuratief = niet-letterlijk gebruik van taal (metafoor, ironie, metonymia, synecdoche,
hyperbool, litotes)
- Letterlijke taal theorie: Metaforen en andere niet-letterlijke gebruiken van taal
vereisen een ander verwerkingsproces dan letterlijke taal
- Syntaxis: de formele relatie van tekens naar elkaar
- Semantiek: de relaties van tekens tot objecten waarop ze van toepassing zijn
- Pragmatiek: de relatie van tekens tot geïnterpreteerde + context
Verschil zinsbetekenis (semantiek) en sprekers betekenis (pragmatiek)
, Hoofdstuk 2
- Refer (verwijzen): actie spreker om entiteiten te kiezen in wereld, context-gebonden
- Denote (aanduiden): relatie tussen linguïstische uiting en de wereld, eigendom van
woorden, stabiele onafhankelijke relatie
- Referentieel (denotatieel): betekenis, woorden in relatie tot wereld zetten
- Representatief: praten over de wereld hangt af van mentale modellen, theorie over
realiteit, types en situaties in de wereld
o Bezit: ziekte bezit de persoon
o Locatie: persoon is locatie voor ziekte
Types referentie
- Refererende en niet-refererende uitingen
o Nominalen (namen en NP’s) vs. ‘heel, misschien, of, niet, alle’
o Gebruik naamwoorden als aanwijzend vs. beschrijvend
- Constante vs. variabele referentie (context)
o ‘De Eiffeltoren, De Grote Oceaan’ vs. ‘Ik, jij, zij’
- Referenties en uitbreiding
o Referent = uiting verwijst naar iets in bepaalde context
o Uitbreiding = mogelijke referenties uiting
Namen: bepaald gezien de spreker aanneemt dat zijn publiek de referent kan identificeren
- Description theory: een naam is een label voor een referent/beschrijvingen
- Causal theory: namen zijn sociaal geërfd, wordt doorgegeven als goed bevalt
Naamwoorden en naamwoordgroepen
- Bepaald (de/het) en onbepaald (een)
- Distributief: focussen op individuele leden van een groep
- Collectief: focussen op de massa
- Telnaamwoorden: ‘hoed’ -> een hoed, veel hoeden, 3 hoeden
- Massanaamwoorden: ‘furniture’ -> much furniture
- Quantifiers: woordklasse van ‘alle, sommige, geen’
Referentie als Theorie van Betekenis
- Eigen namen – individuelen
- Gemeenschappelijke namen – sets van individuelen
- Werkwoorden – acties
- Adjectieven – eigenschappen van individuelen
- Adverbia – eigenschappen van acties
Betekenis ≠ Referentie
- Ook al is referentie een belangrijke functie van taal, het bewijs suggereert dat er
meer aan betekenis moet zijn dan enkel denotation (aanduiding) -> sense