MZM samenvatting boek
Hoofdstuk 1 – introductie
Waarom is leren over motivatie belangrijk?
1. Het geeft ons inzicht over onszelf, zoals; over hoe we doelen stellen en behalen,
onze behoeftes voor seks in psychologische intimiteit en emoties als angst en woede
2. We kunnen de kennis toepassen in bepaalde situaties, zoals; werknemers
motiveren, kinderen opvoeden, ons gedrag, gevoelens en manier van denken
veranderen
13 verschillende redenen van motivatie:
1. Intrinsieke motivatie: uitvoeren van een activiteit omdat het van nature plezierig/
bevredigend is
Kinderen die buitenspelen
2. Flow: volledige onderdompeling in een activiteit waarbij je tijd en ruimte vergeet,
wanneer de activiteit moeiteloos en automatisch gaat maar toch uitdagend genoeg
om iemands aandacht vast te houden
Topsporters die trainen
3. Externe regulatie: iets doen omdat iemand anders het zegt, of om beloning te
krijgen of straf te vermijden
Atleten trainen omdat de coach zegt dat het moet
4. Doelen: een specifiek doel geeft focus en een gevoel van doelgerichtheid
Je wil 10 km in een half uur kunnen rennen binnen een maand
5. Waarde: iemand vindt een activiteit belangrijk of zinvol
Bewegen omdat het goed is voor het lichaam en dat vind je persoonlijk belangrijk
6. Possible self: iemand heeft een beeld van zijn toekomstige zelf, die gedrag in het
heden motiveert
Mensen kijken naar anderen die sporten en worden geïnspireerd om dit zelf ook te
doen
7. Achievement strivings: succesvol willen zijn, hun beste zelf zijn
Elke keer steeds harder proberen te rennen om je eigen record te verbreken
8. Competentie: het gevoel van satisfactie wanneer je iets goed doet
Je ziet progressie in je trainingen, en dat geeft een aangenaam gevoel van
competentie
9. Opponnent process: sommige vormen van motivatie komen voort uit het ervaren
van emoties, waarbij tegenovergestelde emoties elkaar opvolgen
De vreugde die je voelt na een moeilijke inspanning komt voort uit het contrast met
het eerdere ongemak
10. Positive affect: positieve emoties en settingen werken motiverend
Mooi weer buiten kan mensen in zulke goede mood brengen dat ze spontaan gaan
sporten
11. Introjection: vorm van extrensieke motivatie waarbij iemand zich gedwongen voelt
een activiteit te doen door innerlijke druk (zoals schuld of angst)
Studeren om je ouders trots te maken terwijl je het eigenlijk niet leuk vindt
12. Persoonlijke controle: wens van mensen om controle te hebben over eigen
levenskeuzes; niet volledig afhankelijk zijn van externe factoren
Na een stressvolle dag op werk gaan sporten in de sportschool wat voor hen dan
aanvoelt als een gestructureerde en gecontroleerde omgeving
13. Relatedness: mensen voelen zich gemotiveerd wanneer ze zich verbonden voelen
met anderen
, Sporten wordt soms gezien als een sociaal event, een tijd om samen te zijn met je
vrienden
Approach: de motivatie om iets te gaan doen
Avoidance: de motivatie om iets niet te gaan doen
Wat veroorzaakt gedrag? Je kan zien dat mensen gedrag vertonen, maar je kunt de
onderliggende oorzaak niet direct zien
Waarom varieert gedrag in intensiteit? mensen delen allemaal dezelfde basis motivaties
en emoties, maar er is duidelijk een verschil in wat hen meer of minder motiveert
Gedrag heeft 3 componenten:
Energie: de kracht en inspanning die aan een gedragshandeling wordt gegeven. Hoe
meer energie iemand in een taak steekt, hoe groter de kans dat deze succesvol
wordt uitgevoerd
Richting: gedrag wordt gericht geleid naar een bepaald doel of resultaat
Uithoudingsvermogen: het vermogen om door te gaan met een activiteit, zelfs
wanneer er obstakels of andere uitdagingen optreden
Een studtent steekt veel tijd (energie) in het studeren voor een tentamen (richting).
Ook wanneer haar computer crasht pakt ze het studeren weer
(uithoudingsvermogen) op om haar doel (richting) te behalen.
- Om tot deze componenten te komen is er een intern motief nodig om tijd in de activiteit te
steken.
- Motieven zijn interne ervaringen die het gedrag aansturen: behoeften, cognities en
emoties
- Externe factoren weer invloed op de interne ervaringen
Interne motieven:
Behoeften: verlangens die essentieel zijn voor het welzijn en ontwikkeling van een
individu
Behoefte: honger -> gedrag: opzoek naar voedsel om dat te eten
Cognities: gedachten, overtuigingen en kennis (mentale processen) die een individu
heeft en hebben invloed op hoe iemand de omgeving waarneemt en daarop reageert
Overtuiging: hard werken leidt tot goede prestaties -> gedrag: gemotiveerd zijn om te
studeren
Emoties: complexe maar gecoördineerde gevoel-opwinding-doelgerichte-
expressieve reacties op belangrijke gebeurtenissen
Emotie: angstig -> gedrag: erg zenuwachtig om te presenteren voor een grote groep
,Invloed: externe factoren die gedrag van individu beïnvloeden (de impact van anderen)
Motivatie: interne drijfveer die gedrag aanstuurt (de redenen achter het handelen van
individu)
Manieren waaraan je motivatie kan herkennen:
Gedrag: er zijn zeven aspecten van gedrag waar je de aanwezigheid, intensiteit en
kwaliteit van motivatie aan kan herkennen:
1. Inspanning: de hoeveelheid moeite in de activiteit wordt gestoken
2. Vasthoudendheid: mate waarin iemand volhoudt in het nastreven van een doel
3. Latentie: tijd die het duurt voordat er aan de activiteit wordt begonnen
Gelijk beginnen aan een opdracht of uitstellen tot het laatste moment
4. Keuzes die gemaakt worden
Een student die kiest voor een uitdagend project, toont een hogere mate van
motivatie en betrokkenheid
5. Waarschijnlijkheid van reactie
Iemand die gemotiveerd is om te leren, zal waarschijnlijk sneller meenemen aan
een extra cursus
6. Gezichtsuitdrukkingen
7. Lichamelijke gebaren
Betrokkenheid: mate waarin een persoon actief betrokken is bij een taak
Psychofysiologie: discipline die relatie tussen psychologische processen en
fysiologische reacties in het lichaam bestudeert biedt een meetbare manier aan
om naar motivatie te kijken
Een verhoogde hartslag kan duiden op opwinding of stress, wat kan wijzen op een
hoge motivatie of druk om te presteren
Hersenactivaties: biedt ook meetbare manier om naar motivatie te kijken
Zelfrapportage: geeft inzicht over subjectieve ervaringen en gevoelens van individu
Hoofdstuk 2 – Motivatie en emotie in historisch perspectief
Geschiedenis:
Socrates: kennis is de sleutel tot deugd. Wanneer mensen weten wat goed is, zullen ze ook
deugdzaam handelen
Plato: “motivatie komt voort uit een tripartiete ziel”
- Tripartiete ziel: een ziel bestaat uit drie lagen:
1. Appetitive (velangende aspect): lichamelijke verlangens = Honger en seks
2. Competitive (sociale aspect): sociale normen en waarden = Eer en schaamte
3. Calculating (rationele aspect): reden en besluitvorming
- Plato geloofde dat de hogere delen van de ziel (rationele) de lagere (appetitive) konden
regeluren, wat leidt tot een evenwichtige levenswijze
Aristoteles: geloofde Plato’s ideeën, maar gebruikte andere termen
- Nutritive: voedende aspect > essentieel voor overleven
- Sensitive: gevoelige aspect > reguleert genot en pijn
, - Rational: rationele aspect > intellect, wil en keuze
Dualisme:
- Na de Grieken werd psyche vaak gereduceerd tot een dualisme van lichaam (passies) en
geest (rede).
- Deze scheiding benadrukte de strijd tussen irrationele en rationele impulsen
Descartes: over motivatie
- “De geest is een actieve kracht die het passieve lichaam aanstuurt”
- De wil is hierbij de ultieme motivatiekracht
- Descrates hoopte dat als hij de wil begreep, hij het concept “motivatie” ook kon begrijpen
Darwin & McDougall:
- Het instinct: veel dierlijk gedrag leek niet aangeleerd maar geautomatiseerd en
aangeboren > instinct werd gezien als motivatie factor (Darwin)
Bijv. bouwen van nesten of jagen werd verklaard door instincten die genetisch worden
ingegeven
- McDougall: stelde dat alle menselijke motivatie ook voortkwam uit instincten (exploratie
of agressie)
Drive:
- Vervanging van instinct met drive: biologische behoeften die gedrag aansturen
- Drive ontstaat door lichamelijke tekorten (bij. Honger) en het motiverende gedrag om
deze behoeften te vervullen
Freud’s Drive Theorie:
- Een lichamelijk tekort (bron) veroorzaakt de drive > leidt tot gedrag dat gericht is op
bevredigen tekort
- Angst functioneert als drijvende kracht (dat treedt op wanneer een lichamelijke behoefte
niet vervuld wordt)
Hull’s drive theorie:
- Stelde dat motivatie (oftewel drive) meetbaar en manipuleerbaar was.
- Gedragssterkte kon voorspeld worden op basis van de hoeveelheid deprivation (tekorten)
die een individu ervaart
- Formule: gedragssterkte = gewoontekracht * Drive
Beperkingen drive theorie:
- Motivatie kon ontstaan zonder biologische noodzaak (anorexia)
- Externe stimuli konden gedrag stimuleren zonder lichamelijke behoefte (de geur van
voedsel motiveert om te eten, zelfs zonder honger)