Diagnostiek hoorcollege 1
Te bereiken via: diagnostiek@uu.nl
Aan de hand van de diagnostische cyclus op een wetenschappelijke, systematische wijze problemen
in kaart brengen.
Aan de hand van vijf vragen:
Over wie gaat het? – belangrijk om te achterhalen over welk kind het gaat en welke rol betrokkenen
spelen. Verschillende doelgroepen.
Wat is het probleem? - onderkenning; verschillende probleemgebieden
Waardoor komt het probleem? -
Wat is er aan te doen? – verschillende behandelingen
Wat is mijn advies?
Diagnostische cyclus vormt rode draad in werkgroepen.
In de hoorcolleges komt diagnostiek rondom verschillende probleemgebieden en domeinen aan bod.
Tak: middelen om domeinen te meten.
Diagnostiek: Hele proces van informatieverwerving en -verwerking -> nav klachten, risicofactoren of
eerdere problemen. Klinisch beeld om het probleem te begrijpen (onderkennen en verklaren). Advies
mbt verdere behandeling.
Orthopedagogiek: kind in relatie tot opvoeders. Er is een cliëntsysteem met pedagogische relatie.
Transactioneel uitgangspunt (wederzijdse beïnvloeding). Het ontwikkelingsperspectief is van belang
(welke fase zit het kind en wat is ‘normaal’ gedrag?).
Doel: problemen verminderen/oplossen.
Niet alleen kijken naar risicofactoren, ook beschermende factoren krijgen aandacht. Focus naar wat
allemaal wel goed gaat. Hier kan in verdere behandeling op verder gegaan worden. Empowerment.
Goed aandacht hebben voor het verschil tussen kinderen en adolescenten (ontwikkelingsniveau).
Hoe het kind communiceert. Kind is afhankelijk van anderen. Ethische kwesties (vanaf welke leeftijd
tekent kind zelf?).
Een onderdeel van diagnostiek kan classificatie zijn (DSM 5 of ICD 10 -> jonge kinderen).
Naast voordelen van diagnoses (betere communicatie, koppeling met prognoses,
behandelmogelijkheden) zijn er ook nadelen (stigmatiserend, simplificerend, onjuist gebruik).
Handelingsgerichte diagnostiek kan aanknopingspunten geven als diagnostiek niet toereikend en/of
passend is.
Diagnostische cyclus is gebaseerd op de empirische cyclus van De Groot en op de regulatieve cyclus
van Van Strien.
,Belang van het opstellen van een hypothese:
het geeft je richting
Oog voor alternatieve verklaringen (voor je hypothese, maar ook contra-indicatie)
Geeft je inzicht in diagnostisch proces (jij zelf en clientsysteem)
Hypothesen waarbij je kennis, theorie als basis gebruikt (wetenschappelijke literatuur)
Geeft een richtlijn voor behandeling.
Stap voor stap cyclus door:
1. Aanmelding:
Personalia
• Naam/initialen
• Geboortedatum
• Leeftijd
• Schooltype/groep
• Gezinssamenstelling
• Woonomstandigheden
• Culturele achtergrond
• Ouderlijk gezag
• Risicofactoren
• Bijzonderheden
Verwijzer
Vrijwillig/niet vrijwillig
Aanmeldingsreden: probleem
2. Klachtanalyse:
Aanmeldings- verwijzingsreden om eerste idee te vormen
Screening (vragenlijst afnemen, CBCL, dossieronderzoek)
Klachtanalyse op grond van de hulpvraag die bij het eerste gesprek naar voren wordt gebracht
,Hulpvraag zet je om naar diagnostische hulpvraag. Wat is het type vraag (verhelderend,
onderkennend, verklarend, indicerend?). Daarna bedenk je een diagnostisch scenario.
Ligt veel bij de ouders, die vertellen wat zij vinden dat er mis is.
3. Probleemanalyse:
Ordening van alles wat je hoort (DSM, CBCL)
Thematische ordening (welke klachten lijken bij elkaar te passen):
Cognitief functioneren, sociaal-emotioneel functioneren, neuromotorisch functioneren, groei en
gezondheid.
Chronologisch ordenen.
Ernsttaxatie:
Screeningslijsten
Criteria van Rutter: bij leeftijd passend, hardnekking, situatiegeboden.
Balansmodel: risico-beschermende factoren.
Je stelt een onderkennende hypothese: je geeft een stelling dat er sprake is van een syndroom of
stoornis, bijv: er is sprake van.. Met theoretische onderbouwing (bv DSM).
Je geeft indicaties en contra-indicaties (welke signalen passen wel en niet bij diagnose?).
Je stelt onderzoekshypothesen op en gaat daarna op zoek naar onderzoeksmiddelen (angstmeting,
meerdere metingen, veel te vinden in boek van Tak).
Je stelt toetsingscriteria op: wanneer neem ik een hypothese aan en wanneer verwerp ik deze?
Cotan beoordeelt kwaliteit van meetinstrumenten.
Het is een cyclisch proces, dus het kan zijn dat je halverwege het onderzoek je plan moet
aanscherpen en/of bijstellen.
4. Verklaringsanalyse:
Achterhalen wat de verklaring van problemen of patronen zijn. Dit geeft een richting voor een
denkschema. Bevat conditie of combinatie van condities waarmee je een probleem kan verklaren.
Dus: gedrag wat je ziet verklaren met een conditie (bv: angst verlaten worden – niet beschikbaar zijn
mdr als gevolg van depressieve klachten).
Gebaseerd op:
Biologische factoren, cognitief-affectief/psychologische factoren, sociale en culturele factoren.
Je probeert een verklaring te vinden voor die probleemgebieden uit eerdere fasen.
Causale relatie en gebaseerd op een theoretisch kader (wetenschappelijk onderzoek).
Kijken naar indicaties en contra-indicaties. Daarna: hoe kan je de hypothese toetsen (bv boek van
Tak). Je bepaalt wanneer je de hypothese aanneemt of verwerpt. Je neemt test af en vergelijkt het
onderzoeksmateriaal. Je neemt een hypothese aan of verwerpt deze.
Laatste stap:
Integratief beeld: groot beeld van alle losse puzzelstukjes. Dit kan met behulp van een
denkschema/pijlenschema. Je geeft antwoord op onderkennende en verklarende hypothesen. Je
benoemt onverwachte resultaten. Je benoemt protectieve factoren.
Schematische weergave.
5. Indicatieanalyse:
Wat is er aan te doen?
, Is een interventie nodig, mogelijk, wenselijk? Wat is hier het doel van (globaal en specifiek)?
Welke interventies komen in aanmerking, waar vinden deze plaats?
Je geeft een of twee interventies en handelingsgericht advies (wat kunnen ouders doen?). Hier
betrek je beschermende factoren bij.
6. Advisering:
Psycho-educatie aan ouders en kind. Je controleert of zij dit begrijpen. Je overlegt of zij zich kunnen
vinden in het advies, kunnen instemmen. Waar kunnen ouders verdere hulp krijgen? Dit wordt
allemaal goed beschreven in een verslag.
Rapportage:
Alle informatie verwerk je in een diagnostisch verslag (alle stappen). Objectief en overdraagbaar.
Eventuele volgende hulpverlening moet kunnen zien hoe tot het advies en diagnose is gekomen. Je
geeft ook reactie van cliënt op het advies weer in het verslag. Je beschrijft afspraken rondom
afronding van het contact of monitoring van verdere ontwikkeling.