Historiografie en Geschiedfilosofie Damien Jooren
College 1
Herman Paul, Als het verleden trekt
Woord vooraf
Hendrik Marsman (1899-1940) was een expressionistische dichter wiens werk was doortrokken van
geschiedfilosofische vragen:
- Wat betekent het niet terug te kunnen naar vroeger?
- Wat houdt het in een les uit het verleden te leren?
- Wat wil het zeggen geschiedenis te maken?1
Geschiedfilosofie is een down to earth vak omdat mensen nu eenmaal leven met geschiedenis, in het
groot en in het klein, en zich vroeg of laat zulke lastige vragen stellen als:
- Wat is de rode draad in mijn levensverhaal?
- Hoe kan ik mijn kleinzoon vertellen over mijn oorlogservaringen?
- In hoeverre ligt de identiteit van ons land in zijn geschiedenis besloten?2
In dit boek ligt het accent op de belangrijkste vragen waarover westerse geschiedfilosofen in de
afgelopen anderhalve eeuw hebben gediscussieerd:
- Wat verstaan we onder waarheid, objectiviteit en wetmatigheden?
- Welke eisen mogen we stellen aan wetenschappelijke verklaringen, redeneringen en
verhalen?
- Welke morele, politieke en esthetische dimensies laten zich in historisch denken
onderscheiden?3
Hoofdstuk 1. Wat is geschiedfilosofie?
1.1 Josef Knecht
Josef Knecht is de hoofdpersoon in Hermann Hesses roman Das Glasperlenspiel (1943). Zijn leven leek
volkomen vrij van tegenspoed, zowel in het onderwijs als zijn carrière. Toch stelde hij zichzelf als kind
al lastige vragen:
- Was hij voorbestemd voor een hoge intellectuele positie?
- Of lag zijn roeping juist buiten de in zichzelf gekeerde wereld van kunst en wetenschap?
- Wat is de zin van een leven gewijd aan ideeën?4
Vroeg of laat herkent iedereen, op zijn of haar manier, de beide vragen van Josef:
- Waar draait mijn leven eigenlijk om?
o Wat is de zin van een flitsende carrière of een zestig uur durende werkweek?
o Als ik, eenmaal oud en gebrekkig, in het bejaardenhuis op mijn leven terugblik, welke
betekenis heeft dit alles dan?
- Hoe spreek ik over mijn leven?
o In hoeverre ben ik in dat bejaardenhuis in staat iets betrouwbaars te zeggen over wat
mij dertig, veertig jaar tevoren overkwam?
1
Herman Paul, Als het verleden trekt: kernthema’s in de geschiedfilosofie. Wetenschapsfilosofie in context (Den
Haag: Boom Lemma uitgevers 2014) 9.
2
Ibid., 10.
3
Ibid., 11.
4
Ibid., 14.
1
,Historiografie en Geschiedfilosofie Damien Jooren
o Als ik mijn dochter mijn levensverhaal vertel, is dat verhaal dan niet een vrome illusie,
een schone schijn, die wellicht meer zegt over mijn behoefte zin en samenhang in mijn
leven te ontwaren dan over wat ik werkelijk heb meegemaakt?
o En als ik zeg dat ik mijn bestaan ‘met eigen handen heb gebouwd’ of, van de
weeromstuit, ‘dat alles mij in de schoot geworpen is’, door wat voor een bril bekijk ik
mijn verleden dan?
In Hesses roman stelt Josef deze vragen niet alleen aan zijn eigen leven, maar ook aan de geschiedenis
in het groot. Historici hebben geen onfeilbare methoden of technieken waarmee ze de wetten van het
historisch proces kunnen blootleggen.5
De beide vragen van Josef zijn de twee hoofdthema’s waarmee de geschiedfilosofie zich sinds
het midden van de negentiende eeuw heeft beziggehouden. Hesses boek illustreert dat
geschiedfilosofie zich niet beperkt tot reflectie op de studie van geschiedenis in het groot, maar ook
betrekking heeft op:
- Levensverhalen van oude mensen,
- De verwarde blik van immigranten die zich afvragen hoe ‘oud’ en ‘nieuw’ in hun identiteit zich
tot elkaar verhouden,
- Iedereen die zich door het verleden voelt aangetrokken, bedrogen, gestempeld of verstoten.
1.2 Substantiële en analytische geschiedfilosofie
Geschiedfilosofen onderscheiden twee hoofdstromingen in hun vak. Geschiedenis kan volgens hun
twee betekenissen hebben:
1. Historia res gestae (de loop der dingen; de historische werkelijkheid)
2. Historia rerum gestarum (de verhalen over de loop der dingen)
Het woord geschiedenis slaat in het eerste geval op de historische werkelijkheid en in het tweede geval
verwijst het naar de studie van het verleden of, iets algemener, naar wat mensen over dit verleden
beweren.6
1. Historia res gestae – de historische werkelijkheid
a. Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831)
i. Deze Duitse filosoof geloofde in de vooruitgang van de geschiedenis en
geloofde de sleutel hiertoe te hebben gevonden in wat hij de alsmaar
groeiende zelfkennis van de rede noemde. Deze rede heeft volgens Hegel
twee vormen:
- Objectieve geest
a. Rede die in de werkelijkheid zelf aan het werk is gewezen op
orde en regelmaat in de natuur.
- Subjectieve geest
a. Menselijke rede die de werkelijkheid kritisch onder de loep
neemt.
ii. Geschiedenis voor Hegel is een evolutionair proces waarin de scheiding tussen
subject (mens) en object (wereld) geleidelijk wordt opgeheven.
- Einddoel: volmaakte zelfkennis
b. Augustinus (354-430)
i. Deze kerkvader zag de geschiedenis niet als een proces zoals Hegel. Hij deelde
de geschiedenis in een zestal fasen (scheppingsdagen) in.7
5
Ibid., 15.
6
Ibid., 16.
7
Ibid., 17.
2
,Historiografie en Geschiedfilosofie Damien Jooren
- Tussen de 6e en 7e dag zou Jezus terugkeren uit de hemel en zijn
koninkrijk op aarde vestigen. Vervolgens zou de 7e dag in teken staan
van eeuwige rust.
ii. Augustinus legde hiermee de grondslag voor een christelijke geschiedfilosofie.
iii. Tegelijkertijd stelde hij ook andere vragen in De civitate dei.
- Hij kwam op filosofische vragen als wat een oorzaak eigenlijk is, wat
voor oorzaken er zoal bestaan en wat de relatie tussen oorzakelijkheid
en noodzakelijkheid is.
2. Historia rerum gestarum – Wijsgerige reflectie op het historisch denken
a. Geschiedfilosofen gaan in dit domein na waaruit historisch denken bestaat en wat we
onder een verhaal, verklaring en feit verstaan.
i. Met andere woorden: ze leggen zich toe op een conceptuele analyse van
historisch denken.
- Twee delen
a. Begripsverheldering (Wat is een oorzaak?)
b. Nauwkeurige ontleding van de betekenislagen die in
historisch denken onderscheiden kunnen worden.8
b. Heinrich Rickert (1863-1936)
i. Vroeg zich af wat het kenmerkende onderscheid is tussen geestes- en
natuurwetenschappen
- Geesteswetenschappen Individualiserende methode
- Natuurwetenschappen Generaliserende methode
c. Jörn Rüsen
i. “Historisch denken is een samenspel van tenminste 5 dimensies”
- Semantische operatie (definiëren)
- Cognitieve dimensie (behoefte kennis)
- Esthetisch aspect (opdragen)
- Retorische dimensie (lessen (aan)leren)
- Politieke dimensie (conservatief vs. progressief)
ii. 2 doelen van deze 5 dimensies
- Recht doen aan het inzicht dat historische kennis een cultuurproduct
is dat onherroepelijk de sporen van zijn tijd draagt.9
- Bij meer gewicht op een cognitieve dimensie verleent historische
kennis een wetenschappelijker pretentie. Het onderscheid tussen
historische kennis en mythes/legendes wordt duidelijker.
3. Beide domeinen/hoofdstromingen worden doorgaans aangeduid als:
a. Substantiële geschiedfilosofie (filosofie van de historische werkelijkheid)
b. Analytische geschiedfilosofie (filosofie van het historisch denken)10
8
Ibid., 18.
9
Ibid., 19.
10
Ibid., 20.
3
, Historiografie en Geschiedfilosofie Damien Jooren
Substantiële geschiedfilosofie Analytische geschiedfilosofie
Object Filosofie van de historische werkelijkheid Filosofie van het historisch denken
Vragen 1. Wat is het doel of de bestemming van het 1. Wat is het eigene van historisch denken?
historisch proces? 2. Wat maakt historische inzichten betrouwbaar?
2. Wat voor ritmen en patronen laten zich in dit 3. Wat is de verhouding tussen (epistemologische,
proces ontwaren? ethische, politieke, esthetische etc.) dimensies
3. Wat zijn de drijvende krachten achter het van historisch denken?11
historisch proces?
1.3 Een moeizame geschiedenis
- Analytische geschiedfilosofie ontstond in de 18e eeuw, na de tijd van Islamitisch geleerde Ibn
Khaldun (1332-1406), die gezien wordt als de voorloper van Giambattista Vico (1668-1774) en
Montesquieu (1689-1775). De stroming kwam in de 19e eeuw tot bloei.
o Twee redenen
- “Eeuw van de geschiedenis”
• Mensen van binnen en buiten de universiteit gingen op grote schaal
opzoek naar historische wortels.
- Opbloei natuurwetenschappen
• Gevolg: Hoe verhoudt geschiedenis tot natuurwetenschappen?
- Ook substantiële geschiedfilosofie kwam in hoog aanzien
o Hegel, Marx (1818-1883) en anderen zochten naar wetten van het historische proces
of naar logica van de evolutie van taal, godsdienst en cultuur.12
o Maar ook kritiek door onder andere Karl Popper (1902-1994) en Isaiah Berlin (1909-
1997).
- Het idee dat er “wetten” en “bestemmingen” zouden bestaan stond haaks op
de liberale achtergrond van Isaiah Berlin.
- Karl Popper bracht substantiële geschiedenis in verband met totalitaire
regimes
o Maar substantiële geschiedfilosofie zou nooit tot het verleden gaan behoren
- Twee redenen
• De substantiële geschiedfilosofie bleef gewoon beoefend. Nog in 1989
lanceerde Francis Fukuyama in zijn ‘The End of History?’ de these dat
het historisch proces met de wereldwijde triomf van de liberale
democratie tot zijn bestemming was gekomen.13
• Geschiedfilosofen als Hayden White toonden aan dat metafysische
aannames over de aard van de historia res gesae onvermijdelijk zijn
voor wie iets over het verleden of de studie daarvan wil zeggen.
Woorden als ‘geschiedenis’, ‘gebeurtenis’, ‘feit’, en ‘verklaring’ zijn
beladen met vooronderstellingen over de aard van het historisch
proces en de positie van de mens daarin.14
1.4 Een tweeledige traditie
Drie redenen om het onderscheid tussen substantiële en analytische geschiedfilosofie niet op het spits
te drijven.
1. Niemand kan over historia rerum gestarum nadenken zonder tegelijk op de historia res gestae
te reflecteren
11
Ibid., 21.
12
Ibid., 22.
13
Ibid., 24.
14
Ibid., 25.
4