Week 1
Lezen: Geugjes Hoofdstuk 1 (geheel) en Hoofdstuk 6.1 t/m 6.4
Maken: Opdrachten week 1
Lesmateriaal:
- Webcollege “Het sociale zekerheidsstelsel”
- Webcollege “Wanneer heb ik recht op een bijstandsuitkering?”
- Socialezekerheidsrecht begrepen, hoofdstuk 1 (geheel) en hoofdstuk 6.1 tot en met
6.4
Kennisvragen:
Kennisvragen worden niet in de les behandeld. De antwoorden vind je in het boek
Socialezekerheidsrecht begrepen. De kennis is wel nodig om de opgaven te kunnen maken
en vormen een oefening of je de kennis voldoende beheerst. Zo nodig kun je in de les
vragen stellen over de kennisvragen.
Vraag 1: Noem twee functies van de Sociale Zekerheid;
- Inkomenszekerheid
● Waarborgfunctie
● Als je inkomen lager is dan het geldende sociale minimum dan garandeert de
sociale zekerheid een inkomen op minimumniveau.
- Re-integratie
● Activeringsfunctie
● De sollicitatieplicht voor bijstandsgerechtigde.
Vraag 2: Geef een voorbeeld van privatisering van de sociale zekerheid;
De in 1996 geprivatiseerde Ziektewet: Een werknemer wordt vanaf dat jaar niet meer vanuit
een centrale ziekenkas betaald, maar de individuele werkgever moet voor een bepaalde
periode minimaal 70% van het loon doorbetalen aan zijn zieke werknemer.
Vraag 3: Noem vier wetten die tot de sociale verzekeringen behoren;
Sociale verzekeringen
- Volksverzekeringen
● Algemene ouderdomswet (AOW)
● Wet langdurige zorg (Wlz)
● Algemene nabestaandenwet (Anw)
● Zorgverzekeringswet (Zvw)
- Werknemersverzekeringen
● Werkloosheidswet (WW)
● Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) (voor 1 januari 2014)
● Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) (op of na 1 januari 2014)
● Ziektewet (ZW)
,Vraag 4: Wat zijn de belangrijkste kenmerken van sociale verzekeringen;
De sociale verzekeringen zijn de volksverzekeringen en werknemersverzekeringen.
Kenmerken volksverzekeringen
- Bij een volksverzekering zijn alle ingezetenen van rechtswege verzekerd. Voor de
AOW geldt bovendien een opbouwsysteem: voor ieder jaar dat men vanaf de
16-jarige leeftijd in Nederland woont, is de opbouw 2%. Voor de Zvw geldt in die zin
een afwijkende regeling, dat niet alle ingezeten verplicht verzekerd zijn, maar voor
iedere ingezetene de verplichting bestaat een (private) verzekeringsovereenkomst af
te sluiten.
- Volksverzekeringen worden gefinancierd door iedereen die inkomstenbelasting
betaalt. Werkt men in loondienst, dan gebeurt dit door middel van de zogeheten
loonheffing op het inkomen. Werkt men als zelfstandige, bijvoorbeeld als zzp’er, dan
krijgt men van de Belastingdienst een aanslag over het inkomen.
- De uitvoering is in handen van de Sociale Verzekeringsbank (AOW, Anw), de
zorgkantoren (Wlz) en de zorgverzekeraars (Zvw).
- In het algemeen is de hoogte van de uitkering gerelateerd aan het minimumloon
(AOW, Anw). Ook volksverzekeringen verschaffen een individuele uitkering (geen
partner inkomens- en vermogenstoets), maar op dit uitgangspunt bestaan wel
belangrijke uitzonderingen. In de desbetreffende hoofdstukken wordt daar op
ingegaan.
- De duur is, in tegenstelling tot de werknemersverzekering, niet afhankelijk van het
arbeidsverleden. Het AOW-pensioen duurt bijvoorbeeld voort tot aan de datum van
overlijden, ongeacht het aantal gewerkte jaren.
Kenmerken werknemersverzekeringen
- Bij een werknemersverzekering zijn werknemers verzekerd. In de regel zijn dat
personen die op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn. Zij zijn verplicht
verzekerd. Daarbij geldt het territorialiteitsbeginsel. Een persoon die in belgië woont
maar in Nederland werkt, is verzekerd voor de Nederlandse
werknemersverzekeringen.
- De financiering gebeurt doordat werknemers en/of werkgevers de premie, gebaseerd
op het loon van de werknemer, betalen.
- De uitvoering geschiedt door het UWV
- In het algemeen is de hoogte van de uitkering afgeleid van het dagloon
(loongerelateerd). Het dagloon is meestal het in het afgelopen jaar gemiddeld per
dag verdiende salaris tot het maximumdagloon. Er is dus een directe koppeling
tussen de hoogte van het salaris en de te ontvangen uitkering. De uitkering betreft
een individuele uitkering en houdt dan ook geen rekening met het feit dat de
uitkeringsgerechtigde een vermogen heeft, dan wel een partner met inkomen of
vermogen. Anders gezegd: de werknemersverzekeringen kennen geen partner
inkomenstoetsen geen vermogenstoets.
- De loongerelateerde uitkering is in duur beperkt en meestal afhankelijk van het
arbeidsverleden (WW, WGA-uitkering op grond van de Wet WIA.
,Vraag 5: Noem vier wetten die tot de sociale voorzieningen behoren;
- Participatiewet (PW)
- Toeslagenwet (TW)
- Algemene kinderbijslagwet (AKW)
- Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo 2015)
Vraag 6: Wat zijn de belangrijkste kenmerken van sociale voorzieningen;
Kenmerken sociale voorzieningen
- Rechthebbende is iedere Nederlander en tevens de niet-Nederlander die hier
rechtmatig verblijft.
- De uitvoering is meestal in handen van de gemeente (Pw, IOAW, Wmo), vaak door
een aparte afdeling Sociale zaken of een gemeentelijke sociale dienst (Dienst Werk
en Inkomen). Ook het UWV en de SVB voeren een of meer sociale voorziening uit:
het UWV de TW en de Wajong, en de SVB de AKW.
- Een sociale voorziening wordt betaald uit de algemene middelen
(belastingopbrengsten). Om die reden is de AKW dan ook een sociale voorziening,
hoewel deze wet kenmerken heeft van een volksverzekering, met name op grond
van verzekerden.
- De hoogte van een sociale voorziening is meestal gerelateerd aan het minimumloon
en afhankelijk van de leefsituatie (gezin of alleenstaand, alleenwonend of niet). Zo
kent de belangrijkste sociale voorziening, een uitkering op grond van de Pw, een
(partner) inkomens- en vermogenstoets. De bijstand wordt daarom ook wel een
minimumbehoefte regeling genoemd: de uitkering komt pas in beeld als binnen het
gezin niet voldoende ander inkomen of vermogen aanwezig is. De Wajong
daarentegen is ook een minimumuitkering, maar kent de partner inkomens- en
vermogenstoets niet.
- In het algemeen geldt dat geen recht mag bestaan op een uitkering op grond van
een verzekering. De uitkering op grond van een volksverzekering of
werknemersverzekering gaat voor; die uitkering is dan een zogeheten voorliggende
voorziening.
- De duur is in principe beperkt, namelijk zolang het inkomen onder het sociale
minimum ligt (Pw) of bijvoorbeeld behoefte bestaat aan een voorziening op grond
van de Wmo.
Vraag 7: Wat is het verschil tussen Sociale Verzekeringen en Sociale Voorzieningen?
Sociale verzekeringen worden gefinancierd uit premieheffing. Dit betalen we allemaal door
middel van de inkomsten premies belasting. De sociale voorzieningen daarentegen worden
gefinancierd uit de algemene middelen. Dit zijn de belastingopbrengsten.
Vraag 8:
Welke wetten met betrekking tot de sociale zekerheid voert het UWV uit;
Werknemersverzekeringen
- Werkloosheidswet (WW)
- Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) (voor 1 januari 2014)
- Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) (op of na 1 januari 2014)
- Ziektewet (ZW)
,Sociale voorzieningen
- Toeslagenwet (TW)
- Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
Welke wetten met betrekking tot de sociale zekerheid voert de gemeente uit;
Sociale voorzieningen
- Participatiewet (PW)
- Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO 2015)
- Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze
werknemers (Wet IOAW)
Welke wetten met betrekking tot de sociale zekerheid voert de SVB uit?
Volksverzekeringen
- Algemene ouderdomswet (AOW)
- Algemene nabestaandenwet (ANW)
Sociale voorzieningen
- Algemene kinderbijslagwet (AKW)
Vraag 9: Wat houdt de decentralisatie van de sociale zekerheid in?
Dat steeds meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij de gemeenten komen te
liggen in plaats van bij de overheid.
Opdrachten week 1:
Opdracht 1
Geef in de onderstaande gevallen aan welke wettelijke regeling van toepassing is:
a) Mevrouw Karelse heeft een baan en wordt ziek;
Ziektewet (ZW)
Participatiewet (PW) - bijstand
Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
b) Kees is ziek, zijn contract wordt niet verlengd door zijn werkgever;
Ziektewet (ZW)
c) Jessy wordt ontslagen en kan nog geen nieuwe baan vinden;
Werkloosheidswet (WW) - als ze aan de eisen voldoet
Anders Participatiewet (PW) - Bijstand
d) Jan bereikt de pensioengerechtigde leeftijd;
Algemene Ouderdomswet (AOW)
Als hij onder minimum zit via zijn pensioen dan kan hij aanvullende bijstand krijgen
, e) Samira is 22 en moeder van een zoon. Ze heeft het laatste jaar niet gewerkt;
Participatiewet (PW) - Bijstand
Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
Kindgebondenbudget (Wet KGB)
Toeslagenwet (TW)
f) Claire heeft na een ernstig ongeluk al ruim 2 jaar niet meer gewerkt voor haar
werkgever. Ze is nog steeds arbeidsongeschikt.
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) - Op en na 1 januari 2014
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) - Voor 1 januari 2014
Opdracht 2
Wie heeft er recht op een uitkering? Iedere wet bepaalt wie rechthebbende is en waar men
aanspraak op kan maken wanneer men aan bepaalde voorwaarden voldoet. Ga na wie recht
heeft op een uitkering op grond van de volgende wetten en waar men recht op heeft. Waar
is dit in de wet geregeld?
a) de Werkloosheidswet
Artikel 15 WW: de werknemer die werkloos is, is rechthebbende
Artikel 3 WW: dat is de persoon jonger dan pensioengerechtigde leeftijd en die in
dienstverband is
b) de Ziektewet
Artikel 19 ZW: de verzekerde is rechthebbende
Artikel 20 ZW: dat is de werknemer
Artikel 3 ZW: die in dienstverband is
c) de Algemene Ouderdomswet
Artikel 7 AOW: die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en minimaal een jaar
verzekerd is geweest voor pensioen is rechthebbende
Artikel 6 AOW: verzekerd = ingezeten van Nederland
Artikel 2 AWO: ingezetene = woonachtig in Nederland
Opdracht 3
De sociale zekerheid in Nederland kent verschillende wetten en regelingen. Vul voor de
volgende wetten en regelingen in wie deze wetten/ regelingen uitvoert:
Zvw→ Zorgverzekeraars
Wlz→ Zorgkantoren
Pw→ Gemeente
WMO2015→ Gemeente
Jeugdwet→ Gemeente