Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1. Familierecht...............................................................................2
De uitspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) in de
zaak A.V./Slovenia, EHRM 9 april 2019...........................................................17
Hoofdstuk 4. Jeugdstrafrecht........................................................................20
Hoofdstuk 5. Onderwijs................................................................................27
S. Rap, ‘The role of social work services in juvenile justice in the Netherlands’,
in: R.G. Schwartz & Y. Chen (eds.), The role of social work in juvenile justice:
international experiences, Lund: Raoul Wallenberg institute 2020..................33
Hoofdstuk 2: Jeugdhulp................................................................................44
Hoofdstuk 3: Kinderbescherming..................................................................47
Hoofdstuk 6: Medische behandeling..............................................................52
Bruning et al.: Kind in proces: van communicatie naar effectieve participatie –
Het hoorrecht en de procespositie van minderjarigen in familie- en jeugdzaken
................................................................................................................... 60
Aalders: De rechtspraktijk inzake gezagsbeëindiging vanuit kinderrechtelijk
perspectief.................................................................................................. 64
1
, Jeugdrecht in de praktijk
Week 1:
- Inleiding en hoofdstuk 1 van Jeugdrecht in de praktijk (27p.)
- W.M. Schrama, ‘Aanpassing afstammings- en gezagsrecht gewenst
voor ongehuwd samenwonende ouders’, Justitiële verkenningen nr.
4, 2016, p. 30-44 (15p.) (zie Blackboard)
- De uitspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens
(EHRM) in de zaak A.V./Slovenia, EHRM 9 april 2019, nr. 878/13,
vanaf par. 68 op p. 20 t/m par. 88 op p. 26 (7p.) (zie Blackboard)
Hoofdstuk 1. Familierecht
Meestal verwijst de term jeugdrecht naar vier gebieden:
1. Het familierecht zoals afstamming, minderjarigheid en ouderlijk gezag
2. De vrijwillige jeugdhulp
3. De kinderbescherming
4. Jeugdstrafrecht
Om een goed beeld te krijgen moet er ook gekeken worden naar
onderwijs, medische behandelingen en migratie. Sommige van de voor
kinderen belangrijkste regels zijn bijvoorbeeld vastgelegd als rechten en
plichten voor ouders. Kwesties als ouderschap, minderjarigheid, adoptie
en voogdij zijn onderdeel van het burgerlijk wetboek. De regels betreft de
jeugdhulp zijn vastgelegd in de jeugdwet, die deel uitmaakt van het
bijzonder bestuursrecht. Belangrijke regels mbt het onderwijst staan in de
grondwet.
1900: het ontstaan van een systeem van kinderbescherming en een apart
jeugdrechtsysteem.
1950: De kinderrechten.
EVRM: Europees verdrag tot bescherming van de mens en de
fundamentele vrijheid.
1989: Aanname Internationaal Verdrag rechten van het kind (IVRK) door de
VN.
Daarbij is het gebruikelijk om vier ‘algehele principes’ te onderscheiden:
1. Dat alle kinderen recht hebben op alle rechten en vrijheden die in
het verdrag worden genoemd zonder discriminatie van welke aard
ook.
2. Dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het
kind een eerste overweging vormen
3. Dat alle kinderen recht hebben op leven, overleven en ontwikkeling
4. Dat alle kinderen het recht hebben om hun mening te geven en te
participeren in beslissingen die hen betreffen in overeenstemming
met hun leeftijd en rijpheid.
Comité voor de rechten van het kind (CRC) – houdt toezicht op de
implementatie van het IVRK.
2
,1.1 Inleiding
Familierecht
Heeft betrekking op de rechtsverhoudingen tussen personen op het terrein
van families en relaties. Het regelt zowel de verticale relaties (zoals
afstamming en ouderlijke gezag) als horizontale relaties (zoals huwelijk en
geregistreerd partnerschap).
1.2 Juridisch ouderschap
Afstammingsrecht
Het afstammingsrecht regelt de afstamming tussen ouders en kinderen.
Het geeft antwoord op de vraag wie volgens de wet familie van elkaar zijn.
Afstemmingsrecht is een dwingend recht
Dat wil zeggen dat er geen ruimte is om dingen op dit gebied zelf
alternatief, naar eigen inzicht te regelen.
Het beginsel van biologische afstamming
- Tot verkort gold dit beginsel. De afstamming van een kind van
een man en een vrouw, omdat alleen een man en een vrouw
biologisch gezien een kind kunnen krijgen. Sinds begin 2014 is dit
beginsel in Nederland gedeeltelijk losgelaten. Sindsdien is het
namelijk mogelijk dat twee moeder s als juridische ouders van het
kind kunnen worden beschouwd.
- Toch is het beginsel van biologische afstamming niet helemaal
losgelaten. Bij moederschap door geboorte geldt biologische
ouderschap nog steeds als pijler van juridische ouderschap.
- Bij het verbreken van de afstamming is het nog altijd een
belangrijk criterium of de ouder de biologische ouder is van het
kind.
Internationale recht
Bij de ontwikkeling van het Nederlandse afstammingsrecht speelt
het internationale recht een zeer belangrijke rol. Hierbij moet
allereerst worden gedacht aan het Europees Verdrag voor De
Rechten van de Mens (EVRM). Dit verdrag heeft in Nederland een
rechtstreekse werking. Dit wil zeggen dat de rechtelijke macht alle
wetgeving en bestuur direct aan het EVRM moet toetsen en dat
personen in Nederland bij de rechter tegen beslissingen van de
overheid bepalingen uit het EVRM kunnen inroepen.
Verder moet gedacht worden aan de Europees Hof voor de rechten
van de mens (EHRM) en Internationaal Verdrag inzake de rechten
van het kind (IVRK).
3
, Afstammingsrecht
Moeder door geboorte
De vrouw uit wie het kind is geboren is voor de Nederlandse wet de
juridische moeder met alle rechten en plichten die daarbij horen.
- De wet maakt geen onderscheid wat betreft de procedure die aan
de geboorte is voorafgegaan (bijvoorbeeld een eicel van een
andere vrouw); de vrouw die het kind ter wereld brengt, wordt als
juridische moeder van het kind gezien.
- Relationele situatie van de geboortemoeder: de wet maakt ook
geen onderscheid wat betreft de relationele situatie van de
geboortemoeder; de vraag of zij op het moment van de geboorte
getrouwd is of anderszins een formele relatie (geregistreerd
partnerschap) heeft met de andere ouder.
- Onderlinge afspraken (zoals ten aanzien van draagmoederschap,
waarbij een ‘draagmoeder’ voor een andere vrouw de
wensmoeder een kind ter wereld brengt) hebben in principe geen
rechtsgeldigheid als ze over afstamming gaan.
Ouders van rechtswege
De man die een formele relatie heeft met de moeder op het moment van
de geboorte is van rechtswege altijd de vader. Wanneer het kind wordt
geboren voordat beide partners getrouwd zijn of een geregistreerd
partnerschap hebben gesloten, ontstaat geen vaderschap van rechtswege
maar zal de man het kind moeten erkennen.
Sinds april 2014 is eveneens ‘moederschap van rechtswege’ voor de
tweede moeder mogelijk gemaakt, onder de 2 voorwaarde:
1. Net als bij vaderschap van rechtswege moet er sprake zijn van een
formele relatie -huwelijk of geregistreerd partnerschap – van de
‘meemoeder’ of ‘duomoeder’ met de geboortemoeder op het
moment van de geboorte van het kind.
2. Het kind moet, afwijkend van het uitgangspunt voor het juridisch
vaderschap, zijn verwekt door kunstmatige inseminatie met behulp
van een onbekende donor.
Ouder door erkenning
Erkenning staat los van biologisch vaderschap. Erkenning schept een
juridische relatie tussen de man die het kind erkent en het kind. Erkenning
komt tot stand wanneer de man bij de burgerlijke stand van de gemeente
verklaart dat hij het kind erkent. Dit kan voor de geboorte, meteen na de
geboorte en (veel) later.
Verschil met ouderschap van rechtswege: voor erkenning is toestemming
van de moeder vereist, als geboortemoeder niet toestemt (voor kind
4