Samenvatting Bestuursprocesrecht – Blok 4, jaar 2 bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid
Week 1 – De rechtsgang
Hoofdstuk 1 - Plaatsbepaling rechtsbescherming
Beroep bij de bestuursrechter
De bestuursrechter is bevoegd om te oordelen over beroep tegen besluiten van bestuursorganen;
art. 8:1 Awb. Dit is in beginsel pas mogelijk nadat een bezwaarprocedure is doorlopen bij het
bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen.
De bezwaarprocedure is een heroverweging, het betrokken bestuursorgaan dient zijn eigen besluit
aan een herbeoordeling te onderwerpen. Een andere procedure van heroverweging is administratief
beroep: ziet op een procedure bij een ander bestuursorgaan.
Voor geschillen die gaan over overheidshandelen dat niet in een besluit is neergelegd, moet je je tot
de civiele rechter wenden; bestuursorgaan oordeelt alleen over besluiten in beginsel. Dit
besluitbegrip wordt soms opgerekt (bestuursdwang) en gelijkgesteld (uitblijven van een besluit).
Tegen beschikkingen en c-bas kan bij de bestuursrechter worden opgekomen, tegen a.v.v. en
beleidsregels niet (art. 8:3 lid a Awb). Een andere uitzondering op het uitgangspunt dat de
bevoegdheid van de bestuursrechter gekoppeld is aan een besluit is de verzoekschriftprocedure: een
belanghebbende kan daar gebruik van maken om de bestuursrechter te verzoeken een bo te
veroordelen tot schadevergoeding als gevolg van een onrechtmatig besluit. Dus er is niet alleen een
vernietigingsberoep mogelijk maar ook een verzoekschriftenprocedure: een bep. handeling moet
verricht worden.
Voor bestuursrechtelijke procedures geldt als hoofdregel dat tegen een besluit beroep openstaat bij
een van de rechtbanken. Hoger beroep dient te worden ingesteld bij:
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: restcategorie
Centrale Raad van Beroep: ambtenarenzaken en sociale zekerheidszaken
College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB): economisch bestuursrecht
Gerechtshof: belastingzaken
Er zijn uitzonderingen, soms is de rechtbank niet het startpunt maar moet één van de drie bijzondere
bestuursrechtelijke instanties worden benaderd. Dan is hoger beroep niet mogelijk.
Procedure bij de civiele rechter: de civiele rechter wijkt alleen voor de bijzondere bestuursrechter,
voor zover die laatste bevoegd is over geschillen over bep. categorieën overheidshandelen te
oordelen.
Een ieder heeft het recht om over de wijze waarop een bo zich in een bep. aangelegenheid jegens
hem of een ander heeft gedragen, een klacht in te dienen bij dat bo; art. 9:1 Awb.
Alternatieve vormen van geschilbeslechting
In het algemeen wenden partijen met een conflict zich pas tot de rechter als het hen niet is gelukt
om op een andere wijze tot overeenstemming te komen. Ze kunnen hulp zoeken van een derde:
bemiddelaar of mediator. Slagen de onderhandelingen, dan wordt het conflict beëindigd door het
sluiten van een vaststellingsovereenkomst. Daarmee is de rechtspositie van de burger meestal nog
niet vastgesteld. Het systeem van het bestuursrecht eist dat het bo eenzijdig de publiekrechtelijke
bevoegdheid uitoefent waarover de onderhandelingen gingen.
Functies van rechtsbescherming
Bij de invoering van de Awb is een keuze gemaakt voor individuele rechtsbescherming als primair
doel van het bestuursprocesrecht. Duidelijk is dat rechtspraak niet beschouwd wordt als geschikt
instrument om de rechtmatigheid van het bestuurshandelen volledig en systematisch te controleren.
,Maar het is niet zo dat het handhaven van het objectieve publiekrecht in het geheel geen rol speelt.
Het bestuursprocesrecht heeft een hybride karakter, waarin zeker ook nog karakteristieken van
handhaving van het objectieve recht te herkennen zijn. Dit heeft ook te maken met de
europeanisering van het bestuursrecht. De laatste jaren is er een beweging waarneembaar van
rechtsbescherming naar geschilbeslechting. Geschilbeslechting is meer gericht op de definitieve
beëindiging (finaliteit) van een conflict. In de jurisprudentie is voor de rechter de plicht tot
ontwikkeling gekomen om de mogelijkheden tot finale geschilbeslechting te onderzoeken; dit is ook
gecodificeerd in art. 8:41a Awb.
Hoofdstuk 2 – Bevoegdheid
Art. 1:4 lid 1 Awb: ‘onder bestuursrechter wordt verstaan: een onafhankelijk, bij de wet ingesteld
orgaan dat met bestuursrechtspraak is belast’. Bestuursrechtspraak kan worden omschreven als ‘de
berechting van geschillen die niet uit burgerlijke rechtsbetrekkingen zijn ontstaan’ (art. 112 lid 2 Gw).
Om de gewone rechter die belast is met bestuursrechtspraak te kwalificeren als bestuursrechter, is
bovendien noodzakelijk dat hij hetzij hoofdstuk 8 van de Awb, hetzij de Wet administratiefrechtelijke
handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) toepast (art. 1:4 lid 3 Awb).
Sommige bestuursrechters; Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad
van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven, maken geen deel uit van de rechterlijke
macht en mogen dus niet beslissen over geschillen die uit burgerlijke rechtsbetrekkingen zijn
ontstaan.
Een rechter zou een eiser niet-ontvankelijk verklaren als er ook een bestuursrechtelijke weg is die
rechtsbescherming biedt. De rechter is wel bevoegd maar de eiser is niet-ontvankelijk.
Alle bestuursrechters hebben de bevoegdheid om over besluiten te oordelen. De privaatrechtelijke
rechtshandeling is buiten de competentie van de bestuursrechter geplaatst. Er moet dus sprake zijn
van publiekrechtelijke handelingen.
Art. 8:1 bepaalt dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuurs-
rechter. Art. 8:6 lid 1 bepaalt dat het beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, tenzij een
andere bestuursrechter bevoegd is. Die andere bestuursrechter kan een rechter zijn die tot de
rechterlijke macht hoort maar het kan ook een ander gerecht zijn. Twee soorten systemen:
- Algemene bestuursrechtspraak: alle besluiten waartegen bij de rechtbank beroep kan
worden ingesteld.
- Bijzondere bestuursrechtspraak: besluiten waartegen bij een ander gerecht dan de rb
beroep moet worden ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de RvS is een voorbeeld van een gerecht dat deel uit kan maken
van beide systemen: zo behandelt de Afdeling in haar hoedanigheid van hoger beroepsinstantie het
hoger beroep tegen een uitspraak van een rb over een omgevingsvergunning: algemene bestuurs-
rechtspraak. De Afdeling behandelt als rechter in eerste en enige aanleg het beroep tegen het besluit
ter vaststelling van een bestemmingsplan: bijzondere bestuursrechtspraak.
Absolute bevoegdheid: betreft de vraag welke rechterlijke instantie in welk systeem van bestuurs-
rechtspraak bevoegd is het beroep tegen een besluit te beoordelen.
Relatieve bevoegdheid: betreft de vraag, als sprake is van meerdere gelijksoortige gerechten, bij
welk van die gerechten waar in NL beroep moet worden ingesteld (plaats).
Dit is geregeld in hoofdstuk 8 Awb en in de bij de Awb behorende Bevoegdheidsregeling
bestuursrechtspraak (bijlage 2).
,Art. 8:105: ‘het hoger beroep wordt ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State, tenzij een andere hogerberoepsrechter bevoegd is ingevolge H4 van de Bevoegdheidsregeling
dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift’.
Beroep bij de rechtbank
De bevoegdheid van de rechtbank berust op art. 8:1 en 8:6 lid 1 Awb in samenhang met art. 43 Wet
RO. Art. 8:6 lid 1 bepaalt dat tegen een besluit beroep bij de rechtbank mogelijk is, ‘tenzij een andere
bestuursrechter bevoegd is o.g.v. H2 Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak of een ander
wettelijk voorschrift’. Dus altijd hier aan toetsen.
Art. 8:7 Awb geeft uitsluitsel over de vraag tot welke van de elf rechtbanken de indiener van het
beroep zich moet richten:
Betreft het beroep een besluit van een bestuursorgaan van een provincie, gemeente of
waterschap dan wel een ingesteld openbaar lichaam, dan is de rb binnen het rechtsgebied
waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft, bevoegd.
Betreft het beroep een besluit van een ander bestuursorgaan, dan is de rb binnen het rechts-
gebied waarvan de indiener van het beroepsschrift woont, bevoegd.
Als er meerdere personen zijn die beroep instellen tegen eenzelfde besluit, is de rechtbank waarbij
als eerste beroep is ingesteld bevoegd om ook alle andere beroepen te behandelen (art. 8:8).
Soms is er concentratie van de rechtspraak en kan er niet bij elke rechtbank beroep worden
ingesteld, zie art. 8:7 lid 3 jo. H3 Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak:
- Vreemdelingenrecht: Rechtbank Den Haag
- Economisch bestuursrecht: Rechtbank Rotterdam
- Belastingrecht: slechts 5 rechtbanken zijn bevoegd
Hoger beroep tegen een uitspraak van een rechtbank
Dit wordt ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van
Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven of een gerechtshof. Er zijn uitzonderingen (art.
8:104). Als een rb van oordeel is dat zonder meer duidelijk is welke beslissing op beroep moet
worden genomen, kan zij art. 8:54 toepassen vereenvoudigde behandeling. Er wordt dan
aangegeven dat redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over de juistheid van het oordeel. Tegen zo’n
oordeel is hoger beroep niet mogelijk. Hoger beroep is ook niet mogelijk als een uitspraak de reactie
is op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (art. 8:81).
Hoger beroep heeft geen schorsende werking: het bestuur is gehouden om bijv. een nieuw besluit te
nemen, ook al vecht het bo het oordeel van de rb in hoger beroep aan. Uitzonderingen in art. 8:106.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
De Afdeling fungeert als hoger beroepsinstantie maar ook als rechter in eerste en enige aanleg. Art.
8:105 bepaalt dat de Afdeling de bevoegde hoger beroepsinstantie is, tenzij een van de andere
instanties bevoegd is. Of dat het geval is blijkt uit h4 Bevoegdheidsregeling.
De Centrale Raad van Beroep
De CRvB fungeert als hoger beroepsrechter en als rechter in eerste en enige aanleg. Voornamelijk
sociale zekerheids- en ambtenarenzaken.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven
De CBB fungeert als hoger beroepsrechter en als rechter in eerste en enige aanleg. Betreft het
economisch bestuursrecht.
De gerechtshoven
Maken deel uit van de rechterlijke macht. Ze zijn bestuursrechter voor zover ze het hoger beroep
, tegen uitspraken van rechtbanken inzake belastinggeschillen behandelen. Het gerechtshof van het
ressort waarin de rechtbank is gelegen die het beroep heeft behandeld, is bevoegd (relatief).
Tegen de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak, de Centrale Raad van Beroep en het CBB is
geen cassatieberoep mogelijk (wel uitzonderingen). Tegen uitspraken van het gerechtshof is cassatie
mogelijk bij de Hoge Raad. De belanghebbende die bevoegd was om hoger beroep bij het gerechts-
hof in te stellen en de minister van Financiën kunnen cassatieberoep instellen. Soms is
cassatieberoep bij de HR ook mogelijk in andere situaties, slechts als dit in een bijzondere wet is
opengesteld (art. 78 lid 4 Wet RO).
Bijzondere rechtspraak: besluiten waartegen bij een ander gerecht dan de rechtbank beroep in
eerste aanleg kan worden ingesteld. Dit staat in H2 Bevoegdheidsregeling:
Beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak is mogelijk tegen besluiten o.g.v. de Wro, zoals
ter vaststelling van een bestemmingsplan. Ook tegen besluiten ingevolge de
Ontgrondingenwet en de Kieswet moet beroep worden ingesteld rechtstreeks bij de Afdeling
bestuursrechtspraak.
De bekendste wet waarvoor geldt dat tegen besluiten die op grond daarvan worden
genomen direct beroep bij de Centrale Raad van Beroep kan worden ingesteld, is de Wet
uitkeringen vervolgingsslachtoffers.
Het CBB: Elektriciteitswet, de In- en uitvoerwet, de Meststoffenwet, de Prijzenwet, de Wet
geneesmiddelenprijzen en de Winkeltijdenwet.
Gerechtshof: Wet financiering sociale verzekeringen.
In de wet Mulder (Wahv) is bepaald dat voor een aantal gedragingen die in strijd zijn met
verkeersvoorschriften, een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd. Wie het niet eens is met de
oplegging van een sanctie, kan administratief beroep instellen bij de officier van justitie in het
arrondissement waar de gedraging is verricht. Tegen de beslissing van de OvJ is beroep mogelijk bij
de rechtbank, dit wordt behandeld door de kantonrechter. Daarna is hoger beroep mogelijk bij het
Hof Arnhem-Leeuwarden.
In de Awb zijn enkele bepalingen opgenomen die ervoor moeten zorgen dat (1) degene die beroep
wil instellen, weet waar hij terecht kan; (2) als bij de verkeerde bestuursrechter beroep is ingesteld,
het beroep bij de juiste bestuursrechter terechtkomt; (3) als ten onrechte de civiele rechter i.p.v. de
bestuursrechter is benaderd (of andersom), die fout wordt hersteld.
1. Rechtsmiddelvoorlichting (art. 3:45 en 6:23)
verplicht een bo om, als tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan
worden ingesteld, dat in het besluit te vermelden.
2. Doorzending (art. 6:15 en 2:3)
een bezwaar- of beroepschrift dat bij een onbevoegd orgaan is terechtgekomen, wordt zo
spoedig mogelijk doorgezonden naar het bevoegde orgaan. De omweg kan ertoe leiden dat
de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken, dat is geen probleem. Het moet binnen 6
weken zijn ingediend; het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan is bepalend.
3. Verwijsplicht burgerlijke rechter
Als degene bij de verkeerde rechter is, zal de burgerlijke rechter de vordering niet-
ontvankelijk verklaren. Of de betrokkene nog bij de bestuursrechter terecht kan, is van twee
factoren afhankelijk: (1) het moment waarop de burgerlijke rechter vonnis wijst: is dat
gelegen binnen de bezwaar- of beroepstermijn dan kan de betrokkene die termijn benutten
om alsnog bezwaar/beroep te maken, (2) als hem niet kan worden verweten dat hij de
burgerlijke rechter heeft benaderd i.p.v. het bestuursorgaan of de bestuursrechter.