Contents
LE1 – Handhaving I.................................................................................................................................2
Arresten L1........................................................................................................................................8
LE2 – Handhaving II................................................................................................................................9
LE3 – Het stelsel van bestuursrechtelijke rechtsbescherming.............................................................12
LE4 – Bezwaar en beroep.....................................................................................................................16
LE5 – Toegangsdrempels in het bestuursprocesrecht.........................................................................23
Arresten L5......................................................................................................................................29
LE6 – Het algemeen bestuursprocesrecht I.........................................................................................30
LE7 – Het algemeen bestuursprocesrecht II........................................................................................31
Arresten L7......................................................................................................................................37
LE8 – Rechtsbescherming bij de burgerlijke rechter en klachtrecht....................................................38
Arresten L8......................................................................................................................................44
LE9 – Schadevergoeding bij onrechtmatige en rechtmatige overheidsdaad.......................................46
Arresten L9......................................................................................................................................51
,D. Uhlenkamp
LE1 – Handhaving I
Handhaving als juridisch begrip kan worden omschreven als het toezien op de naleving van
wettelijke voorschriften en het sanctioneren van handelingen die in strijd zijn met die wettelijke
voorschriften. Wij richten ons hier op de bestuursrechtelijke handhaving. Dat wil zeggen: de
handhaving van het bestuursrecht door bestuursorganen.
Overzicht van de bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen voor zover zij in de Awb zijn geregeld.
Algemene regels over in H5 Awb geregelde Titel 5.1 Awb
bestuursrechtelijke sancties
Toezichtbevoegdheden Titel 5.2 Awb
Herstelsancties Titel 5.3 Awb
Bestuursdwang afdeling 5.3.1 Awb
Dwangsom afdeling 5.3.2 Awb
Bestuurlijke boete Titel 5.4 Awb
Intrekking als sanctie Subsidies: art. 4:48 lid 1 sub b Awb; art. 4:49 lid
1 sub c Awb
De normering van de handhavingsbevoegdheden.
Bestuurlijke sancties – getroffen bij H3 Awb en titel 4.1 Awb
beschikking – gelden naast de toepasselijke
bepalingen uit H5 Awb
Bestraffende sancties die niet onder titel 5.4 Art. 3:4 lid 2 Awb; art. 6 en 7 EVRM; art. 14 en
Awb vallen 15 IVBPR; de beginselen van sanctierecht
Toezichtbevoegdheden
Toezichtbevoegdheden kunnen alleen worden uitgeoefend door zogenaamde toezichthouders.
Toezichthouders zijn de personen die bij of krachtens een wettelijk voorschrift belast zijn met het
houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift (art.
5:11 Awb). Voorbeelden: (hoofd)inspecteurs van het staatstoezicht op de volksgezondheid (art. 36
Gezondheidswet) en (gemeente)ambtenaren belast met bouw- en toezicht (art. 5.10, derde lid,
Wabo).
De bepalingen van titel 5.2 Awb zijn alleen van toepassing als iemand bij of krachtens een wettelijk
voorschrift is aangewezen als toezichthouder. Indien iemand als toezichthouder is aangewezen, dan
attribueert titel 5.2 Awb aan de toezichthouder de in deze titel geregelde toezichtbevoegdheden. De
bijzondere wetten geven in het algemeen alleen nog aan wie de toezichthouders zijn op grond van
die wet of wie de toezichthouders aan kan wijzen.
Het kan voorkomen dat de wetgever of een bestuursorgaan dat toezichthouders kan aanwijzen, van
mening is dat in een bijzonder geval een toezichthouder niet alle bevoegdheden uit titel 5.2 Awb
nodig heeft. Uit artikel 5:14 Awb blijkt dat de bevoegdheden van een toezichthouder dan beperkt
kunnen worden (bij het aanwijzingsbesluit of in het wettelijk voorschrift waarin die aanwijzing is
geregeld). De situatie kan zich ook voordoen dat de wetgever van mening is dat de in titel 5.2 Awb
aan een toezichthouder geattribueerde bevoegdheden onvoldoende zijn voor een goede
taakuitoefening door die toezichthouder. Titel 5.2 Awb staat er niet aan in de weg dat in een
bijzondere wet nog andere toezichtbevoegdheden aan een toezichthouder worden geattribueerd.
Bijvoorbeeld: zo wordt in sommige bijzondere wetten aan een toezichthouder de bevoegdheid
2
,D. Uhlenkamp
toegekend zonder toestemming van de bewoner de woning te betreden (zie bijv. art. 5.13 Wabo).
Hierbij moet het bepaalde in de Algemene wet op het binnentreden in acht worden genomen. De(ze)
bevoegdheid is niet in de Awb toegekend, omdat artikel 12 Grondwet een meer specifieke grondslag
voor deze bevoegdheid (van ingrijpende aard) verlangd.
Verplichting tot medewerking
Burgers zijn verplicht tot medewerking aan een toezichthouder indien deze de medewerking
redelijkerwijs kan vorderen (art. 5:20, eerste lid, Awb). Uitzondering op deze regel geldt voor de
zogenaamde geheimhouders (advocaten, notarissen, artsen, priesters) (art. 5:20, tweede lid, Awb).
Artikel 184 Sr stelt het weigeren om medewerking te verlenen aan een toezichthouder strafbaar.
Degene die niet meewerkt, loopt dus het risico van strafvervolging. Verder kan de medewerking
worden afgedwongen via bestuursrechtelijke sancties als in een bijzondere wet aan de
toezichthouder tenminste een sanctiebevoegdheid is geattribueerd (zie art. 5.14 Wabo). Er wordt
immers een dwingend geformuleerd bestuursrechtelijk voorschrift, namelijk artikel 5:20 Awb,
overtreden. Daarnaast kan de toezichthouder over dwangmiddelen beschikken. Het enige voorbeeld
in de Algemene wet bestuursrecht is dat een toezichthouder zich bijvoorbeeld op grond van artikel
5:15 Awb indien nodig toegang tot bepaalde plaatsen kan verschaffen met behulp van de sterke arm
(de sterke arm is een juridische uitdrukking waarmee de toepassing van geweld door de staat wordt
bedoeld).
Opsporingsbevoegdheden
We spreken van opsporing indien een met opsporing belaste ambtenaar (bijv. een politieagent) een
onderzoek instelt naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat er een strafbaar feit is gepleegd
(arrest Zwolsman). Toezichtbevoegdheden kunnen (te allen tijde) worden uitgeoefend met het oog
op controle op de naleving van voorschriften. Er hoeft daarbij geen sprake te zijn van de verdenking
van de overtreding van een bestuursrechtelijk voorschrift.
Op grond van artikel 1:6 Awb wordt het gebruik van opsporingsbevoegdheden niet genormeerd
door de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat immers om handelingen die gericht zijn op de
strafrechtelijke afdoening van de zaak. Opsporing is een strafrechtelijke bezigheid en wordt dan ook
in het strafrecht (met name in het Wetboek van Strafvordering) genormeerd. Het onderscheid
tussen opsporing en toezicht is dus van belang om te bepalen welke normen er op het handelen van
toepassing zijn.
Een burger is verplicht medewerking te verlenen aan een toezichthouder bij de uitoefening van zijn
taak (art. 5:20 Awb). Als het echter gaat om de uitoefening van opsporingsbevoegdheden, geldt een
ander regime. Een van een strafbaar feit verdacht persoon kan niet verplicht worden om vragen te
beantwoorden. De verdachte heeft het zwijgrecht (art. 29 Sv) en daar moet hij op gewezen worden
(zogenoemde ´cautie´).
De verschillen tussen toezicht en opsporing
De grens tussen toezicht en opsporing is in de praktijk niet altijd eenvoudig te trekken. Sommige
ambtenaren zijn zowel belast met toezichtbevoegdheden in het kader van de controle op de
naleving van bestuursrechtelijke regels en voorschriften als met opsporingsbevoegdheden in het
kader van de opsporing van strafbare feiten (in de regel gaat het dan om zgn. ‘buitengewone
opsporingsambtenaren’ (BOA’s)). In hun dagelijkse bezigheden is de grens tussen toezicht en
opsporing een dunne. Een niet denkbeeldig probleem is bijvoorbeeld dat gedurende het gebruik van
toezichtbevoegdheden een redelijk vermoeden van een strafbaar feit ontstaat, terwijl wordt
nagelaten de (dan inmiddels) verdachte op het zwijgrecht te wijzen. Dit kan als gevolg hebben dat de
in het onderzoek verzamelde feiten niet mogen worden gebruikt in de strafzaak (omdat er sprake is
3
, D. Uhlenkamp
van onrechtmatig verkregen bewijs). Ook kan juist te vroeg op het zwijgrecht worden gewezen: dat
zou ertoe kunnen leiden dat belangrijke gegevens niet boven tafel komen.
Handhaving
Slechts onder bijzondere omstandigheden kan worden afgezien van handhaving. Er is sprake van een
bijzondere omstandigheid als:
- Er zich situaties voordoen waarin een concreet zicht op legalisatie bestaat.
- Er kans is op een geslaagd beroep op een (materieel) algemeen beginsel van behoorlijk
bestuur (het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel – deze beginselen nopen
overigens zelden tot gedogen).
- Handhaving onevenredig veel nadeel oplevert voor de overtreder in verhouding tot de
belangen die met handhaving zijn gediend (situaties van overmacht, aan overtredingen van
voorbijgaande aard en aan overtredingen van geringe betekenis – niet snel aan de orde).
Met de introductie van de beginselplicht tot handhaving is de beleidsvrijheid niet (volledig)
verdwenen maar wel (aanzienlijk) beperkt.
De beginselplicht tot handhaving houdt in dat het bevoegd gezag verplicht is om tot handhaving over
te gaan zodra zij van een overtreding op de hoogte raakt. Reden hiervoor is het algemeen belang dat
met handhaving gediend wordt.
Een bestuursorgaan hoeft dus niet zonder meer op te treden tegen overtredingen, maar moet bij
een beslissing over handhaving het algemene belang dat met de handhaving is gediend zwaar laten
wegen. Er wordt echter niet geëist dat bepaalde andere belangen a priori buiten beschouwing
worden gelaten. Op het bestuursorgaan rust wel de last om in geval van gedogen, uitdrukkelijk te
motiveren waarom aan andere belangen (in het bijzonder de belangen van de overtreder) zoveel
gewicht is toegekend, dat besloten is om niet handhavend op te treden. Aangenomen kan wel
worden dat de beleidsvrijheid na de introductie van de beginselplicht tot handhaving nog slechts
beperkt is.
Arrest rolhanddoekautomaat – er moet rekening worden gehouden met een ‘redelijk te achten
handhavingsbeleid’. Het handhavingsbeleid kan eruit bestaan dat in eerste instantie wordt volstaan
met een waarschuwing en pas bij het voortduren van de overtreding of bij een tweede overtreding
daadwerkelijk wordt overgegaan tot handhaving. Een dergelijk beleid is niet in strijd met de
beginselplichtjurisprudentie. Indien een bestuursorgaan een dergelijk ‘redelijk te achten beleid’
hanteert zal het daarvan slechts in uitzonderlijke gevallen (zie art. 4:84 Awb) kunnen afwijken.
Gedoogbeslissingen
De juridische basis voor gedoogbeslissingen is gelegen in de beleidsvrijheid die het bestuursorgaan
toekomt bij de besluitvorming over de vraag of zal worden gehandhaafd.
De schriftelijke gedoogverklaring werd in de jurisprudentie lange tijd aangemerkt als besluit in de zin
van de Awb. In de jurisprudentie werd daarvoor als reden gegeven dat zodoende rechtsbescherming
voor derden werd mogelijk gemaakt. De schriftelijke weigering om te gedogen werd door de ABRvS
niet aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. De redenering die daaraan ten grondslag lag
was dat op de weigering om te gedogen een handhavingsbesluit (zou) moet(en) volgen. Tegen dit
handhavingsbesluit kon dan bezwaar en beroep worden ingediend. Op deze wijze kon alsnog
duidelijkheid worden verkregen over de vraag of niet gedoogd had moeten worden. Intussen
ontstond zeer complexe rechtspraak over de vraag wanneer al dan niet sprake was van een (met een
besluit gelijkgesteld) appellabele gedoogbeslissing. Wat als gedeeltelijk werd teruggekomen van de
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Deborahsq. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.