Samenvatting literatuur Internationaal en Europees strafrecht
Week 1 – soevereiniteit en rechtsmacht
De Blois – ‘Soevereiniteit’
De staat die internationale verplichtingen aangaat op een bepaald terrein geeft het recht om volledig
zelfstandig de koers te bepalen uit handen. Men kan zeggen dat internationaal recht daardoor in zekere zin
de nationale soevereiniteit inperkt. Het maakt wel de mogelijkheid tot samenwerking met andere staten
mogelijk, en daarmee het nastreven van door de staat soeverein vastgestelde doeleinden kan bevorderen.
Het aangaan van internationale verplichtingen moet gezien worden als een uiting van de soevereiniteit van
staten. Staten bepalen in beginsel zelf welke regels zij aanvaarden, waardoor zij vrijwillig hun
handelingsvrijheid beperken.
De soevereiniteit van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd formeel erkend bij de Vrede
van Münster in 1648.
Grotius: ‘Het hoogste gezag wordt dát gezag genoemd, waarvan de handelingen niet onderworpen zijn aan
de rechtsmacht van een ander, in de zin dat zij ongedaan kunnen worden gemaakt door de
wilsbekwaamheid van een ander mens.’
Gemeenschappelijk (algemeen) subject van de soevereiniteit: de staat, een volkomen
gemeenschap van vrije mensen, verenigd met het oog op rechtsbescherming en
gemeenschappelijk nut
Particulier (bijzonder) subject van de soevereiniteit: de persoon of personen die binnen de staat
bekleed zijn met het hoogste overheidsgezag, al naargelang de wetten of zeden van die staat
bepalen
Het volk kan niet als subject van soevereiniteit worden aangemerkt
Intern aspect van soevereiniteit: de staat, en met name de overheid, oefent de hoogste wereldlijke macht
over zijn burgers uit. Gaat om de verhouding tussen de staat en zijn burgers.
Extern aspect van soevereiniteit: betreft de verhouding tussen staten onderling.
Bodin & Grotius: ook de soevereine staat (en dan met name de personen die belast zijn met het hoogste
overheidsgezag) is gebonden aan het recht.
Vanaf de zeventiende eeuw zien we een sterkte ontwikkeling van de praktijk en theorie van het
internationaal recht. Dit recht hield zich toen slechts met een beperkt aantal onderwerpen bezig, zoals
oorlog en vrede, handel, overdracht van territoir etc.
Hobbes stelt dat de soeverein (hoogste wereldlijke macht) zijn soevereine rechten niet mag overdragen.
Het startpunt van zijn staatsopvatting is een natuurtoestand waarin individuen leven in een voortdurende
angst voor hun zelfbehoud, vanwege dreigende aantasting daarvan door anderen: de oorlog van allen
tegen allen. Om de onderlinge vrede te waarborgen sluiten mensen zich aaneen om te komen tot het
institueren van een soeverein, die met absolute macht wordt bekleed.
Austin ziet recht als bevelen van een gewoonlijk gehoorzaamde soeverein. In zijn visie is geen ruimte voor
iets als internationaal recht, er is immers op internationaal niveau geen soeverein.
Hart zoekt de fundering van het recht in de sociale werkelijkheid: gewoonlijk door de rechtsgenoten
gevolgde praktijk, die als beantwoordend aan een bindende regel wordt ervaren. Op basis hiervan kunnen
zowel het internationale als het nationale recht worden gefundeerd. In de opvattingen van Hart is een
grondslag te vinden voor de binding van soevereine staten aan het recht. De fundering daarvan in de
internationale ‘sociale’ praktijk maakt deze binding uiteraard zeer kwetsbaar.
Handboek Internationaal strafrecht – hoofdstuk 3 t/m §11 – Rechtsmacht
Het bestaan van immuniteit betekent dat de nationale strafwet van een staat waar de immuniteit
gerechtigde personen of organisaties opereren niet op hen kan worden toegepast.
Lotus-zaak: een staat is niet bevoegd zijn gezag uit te oefenen op het grondgebied van een andere staat
,Om een inbreuk te maken op de soevereiniteit van een andere staat moet sprake zijn van enige dwang of
dreiging van dwang. In het kader van het strafrecht gaat het dan in het bijzonder om de (dreiging van)
dwang die nodig is om een concrete verdachte aan het strafproces te onderwerpen.
Negatief rechtsmachtconflict: hiervan is sprake indien het strafrecht van geen enkele staat op een concreet
feit van toepassing is terwijl het wel beantwoordt aan een nationale delictsomschrijving van een of
meerdere staten. Absoluut negatieve rechtsmachtconflicten doen zich zelden voor.
Positief rechtsmachtconflict: indien op een concreet strafbaar feit en de betrokkenen daarbij de strafwet van
meerdere staten van toepassing is.
Om een concreet positief rechtsmachtconflict te vermijden, is in EU-verband voorzien in:
(Vooraf) verplicht rechtstreeks overleg tussen de vervolgende autoriteiten van lidstaten die
voornemens zijn hetzelfde feit te gaan vervolgen
(Achteraf) voorschriften die een veroordeelde tegen hernieuwde vervolgingen beschermt ne bis
in idem
Behalve het grondgebied waarop het feit is begaan, worden andere aanknopingspunten gehanteerd bij het
vestigen van rechtsmacht, zoals nationaliteit van dader of slachtoffer of een bepaald nationaal belang dat
men tegen inbreuken, overal en door wie ook gepleegd, wenst te beschermen.
Drie benaderingen over Kompetenz-Kompetenz:
1. Een staat is volkomen vrij zijn strafrecht van toepassing te verklaren op alle soorten gedragingen,
gepleegd in binnen- en buitenland
2. Een staat heeft de vrijheid om zijn jurisdictiebeginselen naar eigen goeddunken te formuleren, met
als uiterste grens aan deze vrijheid een volkenrechtelijke verbodsnorm Lotus-zaak
3. Een staat mag zijn strafwet slechts uitstrekken over in het buitenland gepleegde feiten indien het
volkenrecht daartoe machtigt.
e
4 benadering: ‘sinnvoll Anknopfungspunkt’: er moet een verband bestaan tussen het feit en de
verdachte waarover rechtsmacht wordt gevestigd en de staat die het op grond daarvan wil berechten en er
moet reden zijn waarom dit wordt gedaan naast of in plaats van de staat met een mogelijk sterker verband
met dat feit of met de desbetreffende verdachte. Bij het vestigen van extraterritoriale rechtsmacht moet
telkens sprake zijn van een ‘juist evenwicht tussen de band met het feit en de ernst van het feit.’
Het nationaal belang en de internationale solidariteit zijn de meest geschikte vertrekpunten voor een
categorisering van grondslagen voor rechtsmacht. Een andere onderverdeling kan geschieden aan de
hand van aanknopingspunten: ruimtelijk aanknopingspunt (territorialiteits- en vlaggenbeginsel), persoonlijk
aanknopingspunt (actief en passief personaliteitsbeginsel) en zakelijk aanknopingspunt
(beschermingsbeginsel, zaakwaarnemingsbeginsel en universaliteitsbeginsel).
Het territorialiteitsbeginsel houdt positief in dan de strafwet van een staat van toepassing is op binnenlands
begane feiten. Negatief houdt het in dat deze niet van toepassing is op handelingen die buiten zijn
grondgebied zijn begaan anders dan bij wijze van uitzondering en uitsluitend in verband met bepaalde
personen of belangen. Door bepaalde gedragingen niet strafbaar te stellen, bewerkstelligt de staat dat de
betreffende gedragingen op zijn grondgebied straffeloos zijn (bijv. abortus en euthanasie). Hantering:
De staat bepaalt soeverein welke feiten strafbaar zijn en welke niet. Verdragsverplichtingen en
internationale misdrijven vormen een relatieve uitzondering.
Op de plaats waar het strafbare feit wordt begaan wordt de rechtsorde en vaak tevens een concreet
belang geschonden
Het territorialiteitsbeginsel biedt een goed uitgangspunt voor het vermijden van zowel positieve als
negatieve rechtsmachtconflicten
Het territorialiteitsbeginsel bevordert een doeltreffende strafrechtspleging. Het bewijs is bijv. het
gemakkelijkst te leveren in het land waar het feit is begaan en evt. getuigen zijn aanwezig.
Locus delicti men kan kiezen voor verschillende aanknopingspunten: de plaats waar de dader zijn
handeling verrichtte of naliet wat hij moest doen, de plaats waar het onmiddellijke gevolg van dat handelen
of nalaten is ingetreden (waar het door de dader gebruikte instrument zijn werk deed) of de plaats waar het
delict voltooid werd (waar het constitutieve gevolg is ingetreden, bijv. een ziekenhuis bij overlijden).
De leer van de lichamelijke gedraging: als plaats delict wordt aangewezen de plaats waar de dader
het zijde deed of naliet, of waar hij zich bevond. De staat binnen wiens grondgebied deze plaats ligt,
, is bevoegd ten aanzien van de gehele daad
De leer van het instrument: de plaats waar het instrument zijn werk doet, geldt als de plaats waar
het delict begaan is
De leer van het constitutieve gevolg: de daad wordt bestraft op de plaats waar zij zich doet
gevoelen, in de staat waarvan de rechtsorde geschaad is en waar eventueel particuliere belangen
zijn aangetast
Ubiquiteitstheorie: de betreffende staten van de plaats van het handelen alsmede de plaats waar
het gevolg intreedt, zijn gedeeltelijk bevoegd
Het vlagbeginsel kan tegenwoordig worden opgevat als een uitbreiding van het territorialiteitsbeginsel.
Schip is territoir, maar geen exclusief territoir zoals het aardse grondgebied. In vreemde havens en
territoriale wateren zijn de onder Nederlandse vlag varende schepen gewoon mede onderworpen aan de
rechtsmacht van die staat. Art. 3 Sr berust op het vlagbeginsel.
De locus delicti van een omissiedelict: de locus delicti is dan in ieder geval de plaats waar het nagelatene
verricht had moeten worden. De plaats waar de verdachte zich bevond toen hij had moeten handelen is
ongeschikt, omdat die teveel afhangt van het toeval en met het delict in geen enkel verband staat.
Connexe rechtsmacht omvat buiten het territoir begane feiten waarover geen rechtsmacht is gevestigd,
maar die samenhangen met strafbare feiten waarover wel rechtsmacht is gevestigd. Eendaadse
samenloop is niet nodig. In de Nederlandse rechtspraak is connexe rechtsmacht niet aanvaard.
Het beschermingsbeginsel: aanvulling op het territorialiteitsbeginsel en uitsluitend van toepassing op in het
buitenland gepleegde delicten. Het beschermingsbeginsel gaat ervan uit dat de belangen van de staat van
de locus delicti geen strafbaarstelling vereisen (bijv. het doorgeven van staatsgeheimen aan het
buitenland). Ziet uitsluitend op eigen, nationaal collectieve belangen.
Nederland: feiten die gericht zijn tegen de staatskundige en economische structuur als zodanig
Het passieve nationaliteitsbeginsel: het strafbaar stellen van de aantasting van persoonlijke belangen van
onderdanen of ingezetenen van een staat. Indien het feit ter plaatse niet strafbaar is, betekent toepassing
van het beginsel een inbreuk op de interne soevereiniteit van die staat. Het beginsel is doorgaans niet
dwingend voorgeschreven, bij veel staten bestaan nog steeds bezwaren tegen de grondslag. De
Nederlandse strafwet moet in ruimere mate kunnen worden ingezet als Nederlanders in het buitenland
slachtoffer worden van een strafbaar feit. Ook om slachtoffers binnen de strafrechtspleging in het
strafproces een stevige positie te verschaffen.
Grondslag voor de berechting van Adolf Eichmann voor een Israëlisch gerecht
Diplomatenverdrag (1973): rechtsmacht is gevestigd ten aanzien van bepaalde misdrijven die zijn
gericht tegen in Nederlandse dienst zijnde of tot zijn gezin behorende, internationaal beschermde personen
Het actieve nationaliteitsbeginsel: wanneer een staat de werking van zijn strafwet verbindt aan gedragingen
door zijn onderdanen. Primair komt het beginsel tegemoet aan het verlangen om straffeloosheid te
voorkomen (solidariteit tussen de staten).
Absoluut actief nationaliteitsbeginsel: als de staat de werking van zijn strafwet verbindt aan alle
strafbare handelingen van zijn onderdanen, ongeacht of ze buiten of binnen de landsgrenzen
worden begaan het beginsel in zijn zuiverste vorm
Onbeperkt actief nationaliteitsbeginsel: de nationale strafwet is van toepassing op feiten, in het
buitenland gepleegd door onderdanen, zonder dat rekening gehouden wordt met de vraag of het feit
strafbaar is volgens de wet van het land waar het plaatsvond. Geldt veelal voor ernstigere feiten. Is
alleen te rechtvaardigen wanneer het noodzakelijk is ter handhaving van normen waarvan de
naleving door onderdanen in het buitenland van wezenlijk belang geacht wordt en waarvoor de
wetgeving in het buitenland onvoldoende bescherming biedt.
Beperkt actief nationaliteitsbeginsel: naast de nationaliteit van de dader wordt als eis gesteld dat het
feit ook op de plaats waar het begaan is strafbaar is. Het betreft slechts feiten die in het land van
begaan strafbaar zijn gesteld en volgens Nederlands recht een misdrijf opleveren (eis van dubbele
strafbaarheid).
Het vereiste van dubbele strafbaarheid:
Abstracte dubbele strafbaarheid: wanneer bij de beoordeling van de strafbaarheid naar buitenlands
recht alleen de buitenlandse delictsomschrijving in aanmerking wordt genomen