Samenvatting bestuurskunde
Week 1 hoofdstuk 1 met uitzondering van §1.7
Leerdoelen:
Kan beschrijven wat het begrip openbaar bestuur inhoudt (incl. onderscheid staat,
middenveld, markt).
Openbaar bestuur: Het geheel van organisaties en activiteiten die primair gericht zijn op
besturing van de maatschappij. Het openbaar bestuur stuurt maatschappelijke ontwikkelingen of
toestanden. Deze omschrijving laat ruimte voor een beperkte en een ruime opvatting van het
openbaar bestuur.
Beperkte opvatting (openbaar bestuur): alleen de overheid of de staat.
Ruime opvatting (openbaar bestuur): omvat ook organisaties die niet tot de overheid behoren,
maar wel een publieke taak vervullen of een andere manier mede sturing geven aan de
maatschappij. voorbeeld, Greenpeace, milieu centraal, hs. leiden, NPO.
Inrichting Nederlandse overheid: Thorbecke herziening GW
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat taken worden overgeheveld naar de
bestuurslagen maar het blijft een eenheidsstaat want de landelijke overheid heeft het hoogste
gezag.
1. De staat
De staat is er om het algemeen belang te dienen. Bestaat uit een politieke leiding en
ambtenaren. De politieke leiding van de overheid omvat gezagsdragers die voor hun functioneren
direct of indirect verantwoording verschuldigd zijn aan democratisch gekozen
vertegenwoordigende organen. Ambtenaren zijn benoemde functionarissen die ondergeschikt
zijn aan de politieke leiding. Zij dienen de politieke leiding bij te staan en uitvoering te geven aan
de politieke beslissingen. Kort samengevat zijn het de bestuurslagen de daartoe behorende
instanties. Een belangrijk kenmerk is dat ze niet gericht zijn op winst.
Enkele voorbeelden: Gemeenten, provincies, waterschap, Openbaar Ministerie, de
Belastingdienst, Politie.
2. Maatschappelijk middenveld
Dit is een veld van organisaties dat zich tussen de overheid aan de ene kant en de bedrijven en
individuele burgers aan de andere kant bevindt. Het bestaat uit organisaties die weliswaar qua
rechtsvorm private organisaties zijn, maar toch betrokken zijn bij het openbaar bestuur. Het wordt
ook wel de “rest groep” genoemd. Er wordt binnen het maatschappelijk middenveld een nadere
tweedeling gemaakt:
Type 1: middenveldorganisaties vervullen een bepaalde maatschappelijk functie zoals
ziekenhuizen en schoolbesturen. Dit zijn private organisaties met een publieke taak
Type 2: bestaat uit organisaties die een bepaald belang behartigen of een bepaald ideëel doel
nastreven, zoals vakbonden, werkgeversorganisaties, of milieuorganisaties. Dit zijn private
organisaties zonder winstoogmerk
Enkele voorbeelden: moskee, kerken, zorgboerderijen, Unicef, Hogeschool Leiden.
De restgroep. Dienen wel een bepaald publiek doel maar zijn niet winstgericht.
3. Markt
De markt is er om producten en diensten op commerciële grond te leveren. Albert Heijn, Google,
Philips, IKEA, LOI.
1
,Soms worden organisaties of activiteiten van het ene veld naar de andere overgeheveld. Als dit
bijvoorbeeld gebeurt van de staat naar de markt noemen we dat privatisering, libalisering, of
vermarketing.
Overheidsorganisaties bestaan uit een politieke leiding en ambtenaren
Dimensionele aanpak van Bozeman:
Volgens deze aanpak zijn er geen puur publieke of puur private organisaties. Alle organisaties
hebben bovendien in enige mate een publiek karakter, omdat ze zich allemaal te verstaan
hebben met wet -en regelgeving van de overheid. De dimensionele aanpak maakt een
onderscheid tussen drie verschillende dimensies: eigendom, bekostiging en controle.
Eigenaarschap: van wie is de organisatie?
De rechtsgrond kan veranderen door bijvoorbeeld privatisering.
Bekostiging: wie bekostigt de organisatie?
Van wie krijgen de werknemers salaris?
(Politieke) controle
Bij banken is er een hoge politieke controle
! Hiermee toets je hoe publiek een organisatie is. Deze dingen noem je indicatoren.
Bij het beantwoorden van deze vragen kom je erachter hoe publiek of hoe private een organisatie
is. Zo niet, dan moet je aangeven waarom je niet tot dit antwoord komt.
Heeft inzicht in de Nederlandse staatsvorm en de verschillende taken en
verantwoordelijkheden van bestuurslagen (gemeente, waterschap, provincie, rijk, EU).
De Bestuurslagen:
- Het land/rijk
Tweede Kamer, eerste kamer
Kabinet
Minister-president
- Provincies
Provinciale staten
Gedeputeerde Staten
Commissaris van de koning
Provincies hebben niet altijd vaste taken, maar sommige taken zijn wel vast. Zoals, waar
kantoorpanden mogen komen. De provincie mag naast de wettelijke taken die dus in de wet zijn
vastgelegd ook veel taken zelf bepalen. Dit noemen we ook wel open huishouding (art. 24 GW).
- Gemeenten
Gemeenteraad
College van B&W
Hebben veel diverse taken. Zoals, WMO, WW etc.
- Waterschappen
Algemeen en dagelijks bestuur
21 waterschappen
Kwaliteit en kwantiteit van het water
- Europese Unie
Samenwerking in economie (interne markt)
Landbouw en visserij
Verbetering infrastructuur
Milieubeschermende regels
Zoals op het plaatje is weergegeven heb je de
verticale dimensies en de horizontale
dimensies.
Verticale dimensie geeft aan dat het
openbaar bestuur op meerdere niveaus
omvattendheid kan krijgen zoals in een wijk,
2
, gemeente, regio, provincie, natiestaat etc. Het openbaar bestuur kent dus een verticale ordening
in meerdere territoriale bestuurslagen.
Horizontale dimensie geeft aan dat het openbaar bestuur niet alleen uit de overheid zelf
bestaat maar ook uit andere maatschappelijke organisaties.
Om beide dimensies goed te ‘pakken’ wordt wel de term multi-level governance gebruikt:
besturen vindt plaats op meerdere schaalniveaus (multi-level), en gebeurt zowel door overheden
als andere partijen (daarom niet government, maar governance).
De Nederlandse staatsvorm is die van een gedecentraliseerde eenheidsstaat.
- Gedecentraliseerd, omdat het openbaar bestuur op verschillende bestuurslagen is
georganiseerd, niet alles wordt nationaal bedacht en uitgevoerd. Taken en
verantwoordelijkheden worden bij andere bestuurslagen neergelegd.
- Eenheidsstaat, omdat de landelijke overheid het hoogste gezag heeft. Hier wordt een
keuze gemaakt welke bestuurslaag verantwoordelijk is voor welke bepaalde taak. De
centrale overheid staat in voor eenheid. In Nl is daarmee ambiguïteit ingebouwd: een
centraal systeem maar mogelijkheden tot variatie en verschil daarbinnen d.m.v. een
decentrale autonomie. Bestuurslagen hebben op bepaalde onderwerpen eigen
verantwoordelijkheden. Taakverdeling staat niet vast, zit voortdurend beweging in. Taken
en verantwoordelijkheden schuiven van de ene bestuurslaag naar de andere. Denk aan
politie, was decentraal nu centraal.
Kan de vier dimensies van goed bestuur beschrijven en spanningsvelden daartussen herkennen.
Vier dimensies van goed bestuur:
Doeltreffendheid/doelmatigheid
Op basis van deze dimensie handelt de overheid goed wanneer ze maatschappelijke problemen
oplost.
Doeltreffendheid: effectiviteit openbaar bestuur is succesvol als de vooraf geformuleerde
doelstellingen van het beleid ook daadwerkelijk worden gehaald.
Doelmatigheid: efficiency met zo min mogelijk middelen de doelen bereiken.
Rechtmatigheid
Op basis van deze dimensie handelt de overheid goed wanneer ze zich aan wet- en regelgeving
houdt. De overheid moet zich bijvoorbeeld houden aan de Algemene maatregelen van behoorlijk
bestuur. Deze zijn opgenomen in de Awb. De Awb legt zodoende strikte kaders op waarbinnen
de overheid zich moet bewegen. De invloed van rechtsregels en rechterlijke instanties op het
openbaar bestuur is groter geworden. De rechtsbescherming tegen bijvoorbeeld de overheid is
uitgebreid. Dit wordt ook wel juridisering genoemd: een toename van formele regels en van
formele vormen van conflictbeslechting in het domein van het openbaar bestuur.
Democratie
Op basis van deze dimensie handelt de overheid goed wanneer zij luistert naar de wensen van
de bevolking. De burgers participeren en hebben inspraak.
Integriteit
Op basis van deze dimensie handelt de overheid goed wanneer ze integer handelt en geen
misbruik maakt van haar macht (Denk aan omkoping).
Spanningsvelden:
Doelmatigheid vs. rechtmatigheid
De overheid is vanwege het recht eraan gehouden om burgers, organisaties en bedrijven
bezwaar te laten maken tegen besluiten en deze bezwaarschriften serieus in overweging te
nemen. Dit kan de besluitvorming over grote projecten, zoals de aanleg of verbreding van
rijkswegen vertragen. Dit zorgt dan weer voor hogere kosten. Het in acht nemen van het
rechtmatigheidsbeginsel gaat zo ten koste van de doelmatigheid.
3