Vraag 1
Wat is in casu precies het probleem met de aanvraag? Dat ze een betalingsregeling hebben
getroffen. Deze wordt ook stipt nagekomen. Het treffen van een betalingsregeling brengt mee dat de
vordering van Van der Molen BV op Globo BV niet opeisbaar is. Heeft de verzoeker dan nog wel een
belang bij de faillissementsaanvraag? Immers: geen recht zonder belang (art. 3:303 BW). Als gegeven
is dat er een betalingsregeling is getroffen en dat deze vervolgens ook wordt nagekomen is er geen
sprake van een voldoende belang bij de aanvrager van het faillissement. De rechter zal daarom het
faillissement op deze aanvraag niet uitspreken.
Variant casus: wat als een van de overige schuldeisers naast Van der Molen BV het faillissement heeft
aangevraagd?
In de casus is vermeld dat er ‘andere schulden’ zijn. Deze normale schulden zijn opeisbaar. We gaan
ervan uit dat voldaan is aan het vereiste van meerdere schuldeisers (pluraliteitsvereiste). Er zijn meer
vereisten dan het hebben van een vordering van de aanvrager (de schuldeiser die de schuldenaar
onbetaald laat) en het hebben van een voldoende belang, het pluraliteitsvereiste en het bestaan van
een opeisbare vordering. Is hier sprake van een toestand van hebben opgehouden te betalen (art. 1
lid 1 Fw en art. 6 lid 3 Fw)? Dat is onduidelijk. De rechter heeft bij het beoordelen van het
toestandscriterium ook een grote beoordelingsvrijheid. Je zou uit de verklaring van de schuldenaar
dat er sprake is van ‘enige seizoensslapte’ en het bestaan van enige schuldeisers kunnen afleiden dat
de financiële problemen lang zullen aanhouden en dat er dus sprake is van een toestand van hebben
opgehouden te betalen. ‘Enige seizoensslapte’ zou echter ook als tijdelijk kunnen worden opgevat en
dan kan het dus geen rechtvaardiging zijn om te zeggen dat aan het toestandscriterium is voldaan. In
de casus staat dat slechts sprake is van ‘normale schulden’. Of een schuld normaal is doet niet ter
zake, net als de oorzaak van het niet betalen (of er nou sprake is van onwil of onmacht).
Casus 2
Vraag 2
Het kastje is geleverd op de dag van faillietverklaring (2 november). Gegeven is dat de levering
plaatsvindt vóór de publicatie van het faillissement in de Nederlandse Staatscourant (art. 14 lid 3 Fw)
op 3 november. De publicatie vindt plaats door toedoen van de griffier, die het faillissement meldt en
zorg draagt voor de publicatie ervan in zowel de Staatscourant als het Centraal Insolventieregister.
Het probleem is hier dat buurman B op basis van art. 23 Fw met ingang van de datum van
faillietverklaring (de dag eronder begrepen, dus met ingang van 2 november) beschikkingsonbevoegd
is. Nu rest de vraag: wordt A als derde te goeder trouw beschermd? Nee. De hoofdregel is dat het
faillissement met ingang van de dag waarop het wordt uitgesproken tegenover de derde werkt, ook
al is de derde te goeder trouw. De conclusie is dat de bescherming van de derde te goeder trouw op
basis van art. 35 lid 1 Fw niet geldt voor verplichtingen die de gefailleerde na de faillietverklaringen is
aangegaan – zoals in dit geval de leveringsverplichting. Dus de curator kan het kastje met succes
terugvorderen. Het is irrelevant of de derde onbekend is met het faillissement omdat het nog niet is
gepubliceerd.
, Art. 35 lid 3 Fw doet dus niet ter zake. De derde kan namelijk wel beschermd worden tegen de
beschikkingsonbevoegdheid, maar daarmee wordt hij niet beschermd tegen de levering. Er is nog
steeds een verplichting, ontstaan op de datum van faillietverklaring, die de failleerde is aangegaan na
de datum van faillietverklaring. Dan geldt de bescherming van de derde te goeder trouw niet ter zake
van die bescherming op basis van art. 35 lid 1 Fw. Art. 35 lid 3 Fw helpt alleen de goede trouw tegen
de beschikkingsonbevoegdheid. Het gaat in casu echter om de levering. Die kan niet meer
geschieden omdat er een verplichting is ontstaan op de datum van faillietverklaring. Lid 3 is dus niet
van toepassing omdat lid 1 van toepassing is.
Casus 3
Vraag 3
In casu gaat het om twee vorderingen, een van €4000 en een van €6000.
- De vordering van €4000 ter zake van vóór de faillietverklaring vervallen huurtermijnen.
Wat voor type vordering is dit? Wat is de positie van de verhuurder in het
faillissement terzake van de vordering van €4000? In de casus is gegeven dat de
vordering is ontstaan vanwege de voor de faillietverklaring vervallen huurtermijnen.
De vordering is voor het faillissement ontstaan en is dus een concurrente
prefaillissementsschuld. Het is geen preferente prefaillissementsschuld, want of een
schuldeiser een bevoorrechte positie heeft blijkt uit de wet. In de buurt van art.
3:285 Fw staat een aantal voorrechten genoemd en de verhuurder valt daar niet
onder. De concurrente prefaillissementsschuld moet ter verificatie worden ingediend
bij de curator op basis van art. 26 jo. 110 Fw om aanspraak te kunnen maken op
uitkering uit de boedel.
De vraag hoe groot de kans is dat V daadwerkelijk een uitkering ontvangt kan niet
beantwoord worden aan de hand van de gegevens in de casus. We verzinnen er
daarom iets bij.
o Stel dat de curator aan de r-c heeft verzocht om het faillissement op te
heffen bij gebrek aan baten ex art. 16 Fw. Wat is dan de rechtspositie van de
verhuurder met zijn prefaillissementsvordering van €4000? Als de
boedelbaten zo gering zijn dat de curator niet alle boedelschulden kan
voldoen, of in theorie precies de boedelschulden kan voldoen, dan wordt het
faillissement opgeheven bij gebrek aan baten. Dat betekent dat hij in de
regel niet eens de eerste groep schuldeisers die moet worden voldaan, de
boedelschuldeisers, kan voldoen. Je kunt dan met zekerheid stellen dat de
concurrente prefaillissementsschuld niet zal worden voldaan.
o Stel dat de verhuurder leest dat de r-c heeft besloten dat het faillissement
vereenvoudigd wordt afgewikkeld. Wat is dan de rechtspositie van V? Anders
gezegd: wanneer doet een vereenvoudigde afwikkeling zich voor? Stel dat de
boedelbaten zo groot zijn dat de curator alle boedelschuldeisers kan
voldoen, maar hij houdt nog een beetje over, dan komt hij alleen maar toe
aan de groep van preferente prefaillissementsschuldeisers. Die groep kan hij
gedeeltelijk (of in theorie misschien nog wel geheel) voldoen, maar hij komt
niet meer toe aan de concurrente prefaillissementsschuldeisers zoals V. Dus
als de verhuurder leest dat het faillissement vereenvoudigd wordt
afgewikkeld weet hij met zekerheid dat hij niets zal ontvangen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper cjjmm. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.