De Arbeidsrecht
www.Wetten.overheid.nl à voor de meest recente wetsartikelen
Hoorcollege 1 Hoofdstuk 2 (paragraaf 2.1 t/m 2.10)
Arbeidsovereenkomst
Artikel 7:610 BW; de arbeidsovereenkomst: “De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst
waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de
werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten”. Als aan onderstaande
cumulatieve voorwaarde is voldaan, dan is er sprake van een arbeidsovereenkomst.
- Arbeid (aard en omvang doen niet ter zake)
o Persoonlijk verrichten (art. 7:659 BW)
o Verplicht karakter
o Instructiebevoegdheid
- Loon
o Tegenprestatie
- Gedurende zekere tijd (de uren dat iemand werkzaam is)
- In dienst van
o Gezagsverhouding (werktijden, arbeidsplaats, regels voor ziekteverzuim)
o Instructiebevoegdheid
Arbeidsovereenkomst geeft de werknemer plichten maar ook rechten. Als het daadwerkelijk
een arbeidsovereenkomst betreft, zijn vele bepalingen van toepassing zoals:
- Alle bepalingen van boek 7 titel 10 BW zijn van toepassing.
- De werknemer is verplicht verzekerd (van rechtswege) voor de
werknemersverzekeringen Ziektewet, Wet WIA en WW.
- De wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is van toepassing (WMM)
- Vaak vallen werkgever en werknemer onder een al dan niet algemeen verbindend
verklaarde cao.
- Als er tenminste vijftig werknemers in dienst zijn, dient een ondernemer een
ondernemingsraad in te stellen.
- Europese of internationale regelgeving is van belang.
Heb je het over tegen beloning verrichten van arbeid, dan kent de wet naast de
arbeidsovereenkomst nog twee andere overeenkomsten, namelijk:
- Overeenkomsten van opdracht art. 7:400 BW
- Aanneming van werk art. 7:750 BW
Overeenkomsten van opdracht art. 7:400 BW
(Buiten dienstbetrekking, geen gezagsverhouding opdrachtgever – opdrachtnemer,
artikel 7:408 BW) bijv. trouwfotograaf
- Tegenprestatie
- Zekere tijd
- Verricht arbeid
o Hoeft niet persoonlijk verricht te worden
- Geen gezagsverhouding
,Aanneming van werk art. 7:750 BW
(werk van stoffelijke aard tot stand brengen zonder gezagsverhouding tussen de
opdrachtgever en de opdracht nemer) bijv. aannemer. Het werk hoeft niet persoonlijk te
worden verricht het gaat om het resultaat.
Rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst
Artikel 7:610 a BW
Vermoeden van een arbeidsovereenkomst indien er:
- Het verkrijgen van een beloning
- Gedurende 3 opeenvolgende maanden
- Wekelijks (ongeacht het aantal uren) dan wel gedurende ten minste 20 uur per
maand
- Arbeid wordt verricht
Artikel 7:610 b BW
Vermoeden van de omvang van die overeenkomst:
- Na ten minste drie maanden
- Wordt een omvang vermoed gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per
maand in die drie voorafgaande maanden
Tevens zijn naast bovenstaande artikelen de bedoeling van beide partijen toen ze de
overeenkomst aangingen en hoe deze partijen feitelijk uitvoering geven aan deze
overeenkomsten. Oftewel de jurisprudentie in betreffende kwesties.
Overeenkomsten
Artikel 7:610 BW (arbeid, loon, zekere tijd, dienst van):
- Uitzendovereenkomst, artikel 7:690 BW
- Oproepovereenkomst
- Arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht (MUP) (0 uren of min/max)
Bij een arbeidsovereenkomst mup is er een gewone arbeidsovereenkomst met alle
rechten en plichten van dien. Dat betekent dat als de werkgever werk voorhanden
heeft, hij de werknemer moet oproepen op grond van art. 7:611 BW. Verschil met
voorovereenkomst is dat werkgever dus verplicht is werknemer op te roepen (en
geen uitzendkracht) en de werknemer op zijn plaats verplicht is te komen.
- Min-max contract
Bij een min-maxcontract heeft de werknemer in ieder geval recht op het loon over
het minimumaantal overeengekomen uren (garantie-uren). Blijft de werkgever
binnen de bandbreedte van de min-max overeenkomst, dat heeft de werknemer
geen recht op een arbeidsovereenkomst met het gemiddelde van de afgelopen drie
maanden.
De werkgever kan een grote bandbreedte in een min-maxcontract opnemen en
daardoor de rekening van de pieken en dalen in het werkaanbod bij de werknemer
neerleggen. De werknemer heeft slechts zekerheid met betrekking tot het
minimumaantal uren maar moet maximaal beschikbaar blijven. Goed
werkgeverschap kan met zich meebrengen dat het minimumaantal uren wordt
opgehoogd als het minimumaantal uren over een langere periode structureel hoger
is dan is overeengekomen.
- Voorovereenkomst
De voorovereenkomst is een zuivere intentieverklaring tussen twee partijen, de
werkverschaffer en de werker, dat zij eventueel met elkaar in zee zullen gaan. De
voorovereenkomst regelt de voorwaarden die gelden als er een
, arbeidsovereenkomst ontstaat. Over en weer geldt ‘vrijheid, blijheid’, tot het
moment dat de werkverschaffer en de werker wel met elkaar in zee gaan.
Uitsluitende loondoorbetalingsplicht
De werknemer die al langere tijd gemiddeld zestien uur per week werkt, doet dit werk niet
incidenteel. In dat geval mag de werkgever niet langer dan zes maanden de regel ‘geen
arbeid, geen loon’ hanteren. Na zes maanden is artikel 7:610 BW in dergelijke gevallen
onverkort van toepassing.
Ziekte
De werkgever kan bij ziekte dus niet op grond van artikel 7:628 lid 5 BW de loonbetaling
‘wegcontracteren’. Zolang de werknemer ziek is, moet de werkgever het loon betalen over
het gemiddelde van de afgelopen drie maanden (tenzij deze periode niet representatief is).
Er wordt dus aangesloten bij het loon dat de werknemer had kunnen verdienen als hij niet
ziek zou zijn geworden.
Minimumloonaanspraak
Artikel 7:628a BW regelt de minimumloon aanspraak voor iedere periode van tewerkstelling.
Deze is gesteld op drie uur. Ook al werkt de arbeidskracht minder dan drie uur, dan krijgt hij
toch drie uur uitbetaald. Het moet echter wel gaan om een dienstverband waarbij minder
dan vijftien uur is overeengekomen en waarbij het vooraf niet duidelijk is wanneer moet
worden gewerkt (tijdstippen) of om de situatie dat van meet af aan de omvang van de
arbeid niet of niet eenduidig is vastgelegd (hoeveel uren). Wanneer aan een van beide is
voldaan heeft de werknemer recht op minimaal drie uurloon per oproep.
Uitzendovereenkomst
Uitzendkrachten zijn niet in dienst van de inlener,
maar hebben een arbeidsovereenkomst met het
uitzendbureau. Op de relatie uitzendbureau-
uitzendkracht is Boek 7 titel 10 BW dus gewoon van
toepassing. De definitie van de uitzendovereenkomst,
art. 7:690 BW, zegt dat de uitzendovereenkomst een arbeidsovereenkomst is waarbij de
werknemer onder gezag en leiding van derde (de inlener) werkzaamheden verricht op basis
van een overeenkomst tussen de werkgever (de uitzendorganisatie) en de derde (het bedrijf
waar de uitzendkracht aan het werk gaat). Het gaat dus om een driehoeksverhouding.
Het uitzendbeding betekent dat van rechtswege een einde aan het dienstverband
komt als de inlener de opdracht beëindigt. Einde opdracht betekent een einde van het
dienstverband.
Payrolling
Bij payrolling selecteert de opdrachtgever – de feitelijke werkgever – zelf de arbeidskracht,
en stuurt hem vervolgens door naar de payrollonderneming bij wie de werknemer formeel
in dienst treedt. Het payrollbedrijf stelt de werknemer daarna permanent en exclusief ter
beschikking aan de opdrachtgever. Het risico van loondoorbetaling bij ziekte ligt bijv. bij het
payrollbedrijf en niet bij de feitelijke werkgever.
Een uitzendonderneming brengt ‘vraag’ en ‘aanbod’ van tijdelijk werk bij elkaar, je noemt
dat de allocatiefunctie van de uitzendorganisatie. De uitzendkracht wordt dus door het
uitzendbureau geworven en geselecteerd. Dit ligt anders bij een payrollonderneming; deze
onderneming werft en selecteert niet zelf de werknemers.
De payrollovereenkomst wordt gekwalificeerd als de uitzendovereenkomst en het ‘verlichte
regime’ van art. 7:691 BW.