1
Samenvatting literatuur
Hoorcollege 1. Inleiding
Witteman:
Hoofdstuk 1. Proces, instrumenten, beoordeling en besluitvorming
§1. Inleiding: wat is psychodiagnostiek?
In de psychodiagnostiek worden het gedrag, de gedachten en de emoties van mensen op
een systematische manier geanalyseerd, om het te begrijpen en te voorspellen. Er zijn
verschillende definities van psychodiagnostiek, waaronder de volgende:
‘Psychodiagnostiek is de oordeelsvorming aangaande psychische disfuncties of
gedragsmoeilijkheden en sterktes waarbij de benadering van het probleem op de
wetenschappelijke psychologie gebaseerd is en waarbij het essentieel is de persoon (of het
systeem) zodanig te begrijpen dat uit de structurering van diens probleem relevante
aanwijzingen voor de therapie voortvloeien. Deze oordeelsvorming is een procesmatig
gebeuren dat plaatsvindt en evolueert in de interactie tussen cliënt en clinicus.’
vijf basisvragen binnen psychodiagnostiek, naar:
- onderkenning
in kaart brengen probleem en nauwkeurig beschrijven van probleem
- verklaring
doel: erachter komen hoe de vastgestelde problematiek ontstaan is en in stand
gehouden wordt, m.b.v. verschillende, elkaar aanvullende theorieën.
- predictie
voorspelling gedrag
- indicatie
moet er iets aan de problemen gedaan worden en, zo ja, wat dan?
- evaluatie
§2. Het diagnostisch proces
Van belang om diagnostische proces zo wetenschappelijk mogelijk vorm te geven; een
gouden standaard ontbreekt in de klinische praktijk:
- we weten niet wat een psychische stoornis is
- ontbreken gefundeerde feedback op diagnostische oordeel
- werkende behandeling kan te wijten zijn aan placebo-effect
- cliënten zijn snel geneigd om zich te herkennen in een diagnostisch beeld gegeven
door een professional ook al is dat niet voor hen specifiek geschreven
De Groot (1961) → opzetten empirische cyclus - op een verantwoorde wijze
vergaren van informatie
→ empirische cyclus beschrijft het grondschema voor logisch-methodologisch
onderzoek en bestaat uit de volgende stappen:
- observatie (verzamelen gegevens)
- inductie (formuleren van hypothesen)
- deductie (afleiden van toetsbare voorspellingen)
- toetsing (toetsen hypothesen/voorspellingen)
- evaluatie (evalueren gehele proces)
, 2
richtlijnen opgesteld gebaseerd op de empirische cyclus → aantal algemene
adviezen, maar ook uitgebreide adviezen voor elk van de stappen in het
diagnostische proces1
doorlopen van volgende stappen bij zowel onderkenning als verklaring:
1. opstellen hypothesen
2. formuleren toetsbare voorspellingen o.g.v. deze hypothesen
3. kiezen van de te gebruiken instrumenten
4. vaststellen toetsingscriterium hetzij de te verwachten scores op de gebruikte
instrumenten
5. afname en verwerking van de gebruikte instrumenten
6. evaluatie en bevestiging of weerlegging van de hypothesen op basis van de
resultaten
§3.5 Normaliteit versus stoornis
bij psychodiagnostisch onderzoek doe je vaak een uitspraak over of iemand een
psychische stoornis heeft of niet → maar wat precies een psychische stoornis is
en wat normaal is, weten we helemaal niet
→ verschillende opvattingen hierover (begrip hiervan van belang, omdat
uitspraken over psychische stoornissen grote gevolgen kunnen hebben):
- ‘normaal’ = afwezigheid van psychische stoornissen
probleem hiermee is dat er ook geen duidelijke definitie van psychische stoornis is
bijna nooit objectief vaststellen disfunctie individu
- abnormaliteit = afwijking van statistische norm
voordeel: uitdrukken in een getal
nadeel: niet altijd statistische gegevens beschikbaar
- normaliteit = succesvolle aanpassing aan (veranderende) omstandigheden
voordeel: betrekken context
nadeel: betrekken context (in een extreme situatie is extreem gedrag nodig om te
kunnen overleven, terwijl dat gedrag moeilijk als normaal kan worden gezien)
Tak:
Hoofdstuk 1. De plaats van diagnostiek binnen het hulpverleningsproces
§1. Inleiding
(psychodiagnostiek = diagnostiek)
met het aanhoren van de hulpvraag beginnen drie processen: diagnostische onderzoek, de
hulp zelf en opbouw van professionele relatie die deze activiteiten mogelijk maakt
diagnostiek is essentieel → hulpverlener als onderzoeker, begrijpen subjectieve
belevingswereld hulpvrager
Hoe beter de hulpverleningsrelatie is, hoe beter de kwaliteit van de diagnostiek en de
hulpverlening.
Diagnostiek kan een begin van hulp vormen en daartoe zelfs doelbewust worden ingezet.
Daarom wordt ook wel gesproken van ‘therapeutische diagnostiek’.
regulatieve cyclus → gericht op oplossen problemen
diagnostiek onderbouwen handelen hulpverlener door zijn veronderstellingen te toetsen
1 zie voor stroomschema diagnostisch proces figuur 1.1 op pg. 14 (Witteman)
, 3
diagnostische onderzoeken worden het best gestructureerd aan de hand van
empirische cyclus → doel: betrouwbaar en valide in beeld brengen van de
werkelijkheid
focus gehele proces is handelings- en probleemoplossingsgericht: op een te verantwoorden
manier helpen hulpvrager bij aanpakken probleem en hulp om eigen mogelijkheden daarbij
optimaal te benutten om zelfredzaamheid en zelfsturing te realiseren (empowerment)
§2. Plaatsbepaling van psychodiagnostisch onderzoek
§2.1 Inleiding
diagnostiek → door-en-door leren kennen van een situatie met als doel een
beslissing te kunnen nemen
psychodiagnostiek betreft dan onderzoek op het gebied van psychosociaal functioneren, met
als doel om:
- een betrouwbare en valide beschrijving van deze psychosociale werkelijkheid te
verkrijgen
- mogelijke verklaringen te zoeken voor het ontstaan en voortbestaan van de
problemen, en
- deze verklaringen te toetsen
psychodiagnostiek voor hulpverlening ook een handelingsgericht kader, doel is niet alleen
verklaringen te vinden, maar ook:
- te bepalen welke interventies passend zijn, gezien de aard van de problemen en de
kenmerken van de hulpvrager en zijn omgeving
- te bepalen wat het effect is van de hulp, waarmee ook de voorgaande stappen
inclusief de opgestelde verklaring voor de problemen worden getoetst
- het onderzoek af te stemmen op de hulpvragers zodat hun motivatie wordt versterkt
en de gewenste veranderingen bevorderd
diagnostiek → hulp genomen besluiten via toetsing te onderbouwen
hulpverleningsproces → kader waarbinnen onderzoek wordt verricht → specifieke
volgorde van werken
psychodiagnostiek voor hulpverlening aan kinderen en adolescenten vraagt speciaal
rekening te houden met:
- de vele en relatief snelle ontwikkelingen die kinderen en adolescenten doormaken
- het verband tussen lichamelijk, psychisch en sociaal functioneren dat met name in
die leeftijdsfasen aanwezig is
- het gegeven dat kinderen en adolescenten opgroeien binnen de context van hun
gezin, school, vriendenkring en virtuele wereld
§2.2 Diagnostiek: het betrouwbaar en valide in beeld brengen van de werkelijkheid
diagnostiek → toetsen hypothesen over verbanden tussen verschillende aspecten
situatie en om de effecten van interventies te bepalen
eisen van deze beschrijvende en verklarende hypothesen en toetsingen:
- betrouwbaarheid: ze dienen zo onafhankelijk mogelijk te zijn van het moment van
onderzoek, de onderzoeker of andere toevallige factoren
- validiteit: ze dienen daadwerkelijk betrekking te hebben op datgene wat bedoeld
werd te beschrijven of te toetsen
, 4
⇒ kenmerkend voor wetenschappelijk denken
diagnostisch onderzoek volgt dan ook de empirische cyclus:
1. observatie: het verzamelen en groeperen van gegevens
2. inductie: het formuleren van hypothesen op basis van de waarnemingen
3. deductie: het afleiden van toetsbare voorspellingen uit die hypothesen
4. operationalisering: bij iedere voorspelling worden nu adequate onderzoeksmiddelen
gezocht om de voorspellingen toetsbaar te maken
5. toetsing: nagaan of de voorspellingen uitkomen door nieuwe gegevens te
verzamelen
6. evaluatie: het terugkoppelen van de uitkomsten van het onderzoek naar de
hypothesen: kunnen zij de toetsing doorstaan of worden ze verworpen?
stappen in empirisch diagnostisch onderzoek worden geleid door theoretische
kennis en een expliciete methode → logisch redeneren, cyclisch karakter
expliciet en transparant → controleerbaar en herhaalbaar
⇒ hypothese toetsend model
§2.3 Het verband tussen de diagnostische vraagstelling en het hulpverleningsproces
gedurende het hulpverleningsproces worden de psychodiagnostische vraagstellingen steeds
specifieker
start met breed, verkennend onderzoek = screeningsonderzoek
- beschrijvende diagnostiek voor in kaart brengen situatie; kenmerkend = is niet dieper
graven dan voor een eerste inschatting nodig is
- gebruik zoekschema/heuristiek → functie de blik van de onderzoeker op
het hele systeem van de hulpvrager gericht te houden
- onderkennende diagnostiek m.b.v. gesprekken, observaties en screeningsinstrument
nagaan of bepaalde problemen aanwezig zijn
- screeningsinstrument: kort, eenvoudig af te nemen, routinematig invullen
volgende fase → uitbreiden onderzoek en verdiepen om meer inzicht te
verkrijgen en om alternatieve hypothesen uit te sluiten ⇒ gericht onderzoek
- gebruik uitgebreidere instrumenten waarbij vaak meerdere disciplines betrokken zijn
- primaire doel: toetsen van hypothesen om vermoedens van problemen definitief te
bevestigen of ontkrachten (onderkennende diagnostiek), of door het onderzoeken en
vergelijken van verschillende hypothesen, uiteindelijk veronderstellingen over
causale verbanden te kunnen bevestigen of ontkrachten (verklarende diagnostiek).
- tot slot kan problematiek ook worden samengevat door haar onder te brengen in een
typerende categorie van een indelingssysteem; een classificatie
essentieel hierbij zijn ook de sterke kanten van de hulpvrager
- keuze voor de doelen van de interventie te bepalen; eerst globaal gedefinieerd
(indicerende diagnose), vervolgens wordt gekozen op welke wijze de doelen kunnen
worden bereikt
monitoring → uitvoeren gekozen interventie en toetsen op effect
(effect)evaluatie na afloop van de interventie is in zekere zin de laatste fase van
deze monitoring → evaluatieve diagnostiek