Inleiding in de pedagogische wetenschappen Blok 1
Samenvatting, werkgroepen, literatuur
Laura de Joode
522876
Pedagogische wetenschappen B1
Erasmus Universiteit Rotterdam
,Inhoud
Probleem 1: Nature? Nurture?
- Welke visies bestaan er op het nature-nurture-debat?
- Welke stromingen zijn er, welke denkers horen daarbij, en wat zijn hun standpunten?
- Wat is aangeleerd en aangeboren, hoe wordt het gemeten?
Probleem 2: Familie doorsnee…
- Hoe verschilt het gezin van vroeger ten opzichte van nu?
- Wat is de oorzaak van deze verandering?
Probleem 3: Op het kinderdagverblijf
- Welke factoren bepalen de kwaliteit van kinderopvang?
- Wat is de invloed van de kinderopvang op de ontwikkeling van het kind?
- Hoe is de kwaliteit van de kinderopvang veranderd door de jaren heen?
Probleem 4: Kindertehuis
- Hoe werkt adoptie?
- Wat is het effect van een kindertehuis op de ontwikkeling van een kind?
- Wat is het effect van adoptie op een kind?
Probleem 5: Blauwe plekken
- Wanneer is er sprake van opvoeding en wanneer is er sprake van mishandeling?
- Welke opvoedingsstijlen zijn er?
- Wat zijn de oorzaken van kindermishandeling?
- Hoe kan kindermishandeling worden voorkomen?
- Hoe vaak komt kindermishandeling voor in Nederland?
- Welke vormen van kindermishandeling zijn er?
- Wat zijn de gevolgen van kindermishandeling?
Probleem 6: We moeten je wat vertellen…
- Wat zijn de effecten van een echtscheiding op kinderen?
a) Wat zijn de effecten op korte termijn en lange termijn?
b) Welke ernstige problemen kunnen zich voordoen na een echtscheiding?
- Wat kan er worden gedaan om de negatieve effecten van een echtscheiding te
verkleinen?
a) Beschermende factoren + risicofactoren
b) Programma’s voor kinderen
Probleem 7: Rechten en plichten
- Wanneer is iemand verstandelijk beperkt?
- Over welke vaardigheden moet een ouder beschikken om een kind op te kunnen
voeden?
- Wat voor invloed hebben ouders met een beperking op de ontwikkeling van het kind?
- Welke rechten en plichten zijn er (wettelijk – ethisch gezien)?
- Wat is het verband tussen IQ en ouderschapsvaardigheden?
Probleem 8: EHBO
- Hoe ontstaan problemen in een gezin?
- Wat is pedagogisch adviseren?
- Bij welke problemen kan pedagogische hulpverlening werken (en waar niet)?
- Weke vormen van pedagogische hulp zijn er?
,Vormen van pedagogisch adviseren
Probleem 1: Nature? Nurture?
Literatuur:
- Leenders, F. (2001). Aangeboren of aangeleerd. In Pedagogiek van de
levensloop (pp. 41-53).
- Levering, B. (2009). Nature nurture: basisdilemma met beperkte praktische
betekenis. Canon sociaal werk Vlaanderen, 0, 1-6.
- De Geus, E.J.C., Boomsma, D.I., & Orlebeke, J.F. (2001). Tweelingen, genen,
omgeving en gedrag. Gezondheid gen & omgeving (Cahiers
biowetenschappen en maatschappij), 0, 14-23.
- Bakermans-Kranenburg, M.J. (2009). Genen in ontwikkeling. Kind en
adolescent, 30, 231-242.
- Pedagogiek in beeld (pp. 73-86)
- Opvoeding als spiegel van de beschaving (pp. 58-63)
- Opgroeien in het hedendaagse gezin (pp. 14-16)(pp. 34-40)
Leerdoel 1: Welke visies bestaan er op het nature-nurture-debat?
Het geheel aan geërfd genetisch materiaal vormt het genotype. Genetische
informatie drukt zich op een bepaalde manier uit in observeerbare eigenschappen en
kenmerken; het fenotype (oogkleur, haarkleur, score IQ-test, etc.).
Bij het onderzoeken van invloeden uit de omgeving spelen de volgende
mogelijkheden een rol:
- Culturele transmissie
- Gedeelde omgeving
- Unieke omgeving
Voor ouders heeft hechting ook evolutionair belang: parental investment: de
investering die de ouder doet om de helft van zijn eigen genenpakket over te dragen.
Assortative mating: Soort zoekt soort (partner zoeken met dezelfde eigenschappen,
waardoor de kans op een kind met diezelfde eigenschappen groter is).
, belangrijkste visies worden onderverdeeld in 2 groepen (nature-nurture-debat):
Theorieën met een biologisch klimaat (nature):
Veranderingen tijdens ontwikkelingen van individuen zijn endogeen (vooraf
gepland of genetisch bepaald)
Readiness theorie van Geseli; Een kind begint, als het er klaar voor is, zelf
aan dingen. Deze theorie is ‘puur’ biologisch. Het heeft ertoe geleid dat er
normen zijn ontstaan voor wanneer een kind bepaald gedrag zou moeten
vertonen.
Descartes (rijpingstheorie): ingeboren ideeën (kan je eigen maken)
Rousseau: (1) er zijn leeftijdgebonden fases, waaraan de omgang met het
kind moet worden aangepast, (2) invloeden van buitenaf hebben geen
invloed op het kind; kind vormt zich door zijn/haar genen, (3) men is van
nature goed, maar de maatschappij heeft een slechte invloed, (4) kind doet
kennis op door ervaringen, (5) kind moet terug naar de natuur en zelf leren
denken.
Een mengvorm wordt vertegenwoordigd door Piaget (stadia theorie). Er is sprake
van een mengvorm omdat hij zijn universele ontwikkelingswet ontwikkelde, maar
daarbij de invloed van omgeving en cultuur niet onderkende. Ontwikkeling is een
natuurlijk, opzichzelfstaand proces, waarbij cultuur van belang is. Ontwikkeling is
afhankelijk van input van buitenaf, maar er niet door wordt veranderd of bepaald.
Door middel van empirisch onderzoek bevestigde hij de ideeën van Rousseau. De
ideeën van Piaget en Watson stonden tegenover elkaar.
Leertheorieën (Behaviorisme)(nurture):
Locke: (1) Tabula rasa, (2) kennis komt voort uit ervaring, (3) genen maken
niet uit, kind wordt volledig gevormd door invloeden van buitenaf, (4)
karakter ligt vast en kennis wordt opgedaan, (5) doel van de opvoeding is
het verwerven van vrijheid en zelfbestuur
Watson: (1) Moraliteit is rationeel handelen, (2) kind leert al zijn gedrag
aan, je kan een kind vormen tot hoe je het wilt, (3) omgevingsinvloeden
spelen een grote rol
Het behaviorisme gaat uit van de maakbaarheid van een kind en richt zich tot
waarneembaar gedrag, waardoor de ideeën vaak oppervlakkig bleven. De Crux van
ontwikkelingsveranderingen ligt niet in de natuurlijke processen van het kind, maar in
de omgevingsinvloeden. Met de juiste methode krijg je het juiste kind.
Uitkomst van het debat: Gen-omgevinginteracties (GxE): nature en nurture hebben
invloed op elkaar omgeving bepaalt soms hoe de genetische aanleg beïnvloed
wordt.