Bij tentamenvragen ook kijken of het mogelijk is een voorbeeld overtuiging te schrijven!!!
Week 1
Artikelen:
Berkum 2012
Gevoel= affectieve verschijnselen.
Stemming, attitude en preferentie hoort bij ons gevoelsleven. Samen met emotie definiëren zij een
affectief landschap, soms mild en soms continu aanwezig.
Taal refereert naar bepaalde zaken in de wereld, zoals dierenmishandeling. Hier voelen wij iets bij.
Deze referentie kan ook de affectieve gevoelens van de spreker of auteur bevatten. Referenties
kunnen affectieve connotaties krijgen.
Het lichaam voor een deel verantwoordelijk voor hoe dingen aanvoelen. Het van je brein uitlezen van
lichamelijke toestanden wordt als cruciaal voor affectieve relaties gezien. Taal en gevoel staat in
relatie tot elkaar. Ook als gevoel geen onderwerp is kan taal je toch raken. Het affectieve systeem
werkt snel en daardoor soms slordig. (systeem 1) lage elaboratie.
Bright et al. 1993
Het model uit Hoeken is gebaseerd op het TRA-model (Theory of reasoned action) wat in dit artikel
wordt besproken. In het artikel testen de onderzoekers het TRA-model. Het gaat niet specifiek over
het controled burn policy wat in het artikel wordt besproken. De eerste twee doelen gaan over het
testen van het TRA-model: heeft het veranderen van attitudes en waargenomen norm invloed op
intentie en het veranderen van overtuigingen invloed op attitudes. Het derde doel gaat over of je
met een tekst overtuigingen kan beïnvloedden.
TPB: theory of planned behavior
TRA: onderscheid tussen: overtuigingen, attitude, subjectieve normen, gedragsintentie en de
daadwerkelijke intentie. Individuen verwerken informatie op een systematische manier. Elk concept
,uit het TRA-model staat op zichzelf en beïnvloed een ander concept. Om het gedrag van een individu
te veranderen moet er informatie worden gegeven wat de intentie aanwakkert bij een persoon om
een bepaalde gedraging uit te voeren. De determinant van intentie die in dit model ontbreekt is de
self-efficacy.
Gedragsverandering komt door veranderde overtuigingen ten opzichte van evaluaties over een
bepaald gedrag. Dus bijvoorbeeld de voor- en nadelen afwegen (pragmatisch). Ten tweede wordt
gedragsverandering beïnvloed door normatieve veranderingen.
Op p.40 in het handboek wordt er een duidelijker onderscheid gemaakt tussen beliefs en (outcome)
evaluations. De attitude wordt in dat model gezien als een optelsom van alle overtuigingen en de
bijbehorende evaluaties. Dat onderscheid maken we in deze cursus ook.
Gedragsovertuigingen hebben te maken met de gevolgen van een bepaald gedrag. Outcome
evaluations hebben te maken met hoe prettig/onprettig of wenselijk/onwenselijk die gevolgen
worden gevonden
Het is belangrijk onderscheid te maken tussen de doelattitude (hoe sta je tegenover een object of
doel) en de gedragsattitude (hoe sta je tegenover het uitvoeren van het bijhorend gedrag). Volgens
het TRA-model moeten teksten om gedrag te veranderen argumenten aandragen die de
consequenties van bepaald gedrag ondersteunen en niet alleen het doel (target).
Impact effects: dergelijke onbedoelde effecten worden impact effecten genoemd. Het is het effect
wat daadwerkelijk ontstaat, dit hoeft niet per definitie het intentionele effect te zijn. Dus wanneer
hier onderzoek naar wordt gedaan is het belangrijk om ook te kijken naar het impact effect.
Strategieën die worden genoemd voor de burn policy:
1) een bepaalde bestaande overtuiging aannemelijker/waarschijnlijker maken (dus het aannemelijker
maken dat gedrag een bepaald gevolg heeft).
2) een evaluatie veranderen (dus de (on)wenselijkheid van het gevolg duidelijker/sterker maken).
3) een nieuwe overtuiging toevoegen aan het rijtje overtuigingen (dus een gevolg van het gedrag
noemen waar de lezer eerder nog niet/nauwelijks over had nagedacht).
Deze opties heb je zelf ook als je een overtuigende tekst ontwerpt. Voor de nota-opdracht zullen we
bespreken hoe je kunt bepalen waar je je op moet richten.
Methode:
,Er werden dus op basis van de eerste fase twee teksten ontworpen: een om de voorstanders van
controlled burning negatiever te maken en een om de tegenstanders van controlled burning
positiever te maken. Bij het ontwerpen van de teksten gebruikten ze de overtuigingen waarop voor-
en tegenstanders het meest van elkaar verschilden.
Voor het ontwerpen van een overtuigende tekst worden overtuigingen gebruikt waarin voor en
tegenstanders van elkaar verschillen. Dus ze krijgen elkaars overtuigingen te zien.
Voor het ontwerpen van een overtuigende tekst kan je kijken waarop de voor- en tegenstanders van
elkaar verschillen.
Vraag voor college: waarom veranderd de overtuiging van de negatieve groep niet en die van de
positieve groep wel? Een onverwachte boodschap maakt je geloofwaardiger. Het kan zijn dat dit te
maken heeft met de zender. Als een groep een boodschap niet verwacht wordt het geloofwaardiger.
In dit onderzoek is de afzender een organisatie die de burn policies steunde. Als deze nu met een
negatieve boodschap komt bij een positieve groep komt dit geloofwaardig over want het in
onverwachts.
Een andere verklaring kan zijn dat mensen met een disbelief (negatief) overtuiging standvastiger zijn.
dit blijkt uit onderzoek van rockach (1960).
Attitude wordt gezien als optelsom van overtuigingen en bijhorende evaluaties. Verandering van
attitude hangt samen met intentie. In mindere mate hangt waargenomen norm ook samen met
intentie.
Boek:
Need for cognition: individuele variabele van in hoeverre iemand cognitieve activiteiten nodig heeft
De drie determinanten (eigenschappen) van gedrag:
Vaardigheden (self-efficacy)
Intentie (attitude, waargenomen norm, self-efficacy)
situationele kenmerken (wat speelt er op dit moment, omgevingsfactoren)
De drie determinanten van de gedragsintentie:
attitude: houding ten opzichte van een bepaald gedrag. Het is de evaluatie van de voor en
nadelen.
waargenomen norm: wat vinden anderen van hoe ik dit gedrag zou moeten uitvoeren. Ben ik
in staat te conformeren.
o Normatieve waargenomen norm: wat vinden belangrijke anderen van dit gedrag?
(wat vinden anderen van gezond eten?)
o Descriptieve waargenomen norm: wat doen anderen? (eten anderen gezond)
eigen effectiviteit: denk ik dat ik in staat ben het gedrag uit te voeren.
Intentie: is de mentale staat die bepaald of jij nu of in de toekomst bepaalde acties of gedrag wel of
niet uit zou voeren. Denk aan de intentie was goed maar de uitvoering minder. Intentie hoeft dus
niet perse te leiden tot het geintentioneerde gedrag.
Evaluatie: is iets wenselijk of niet. Evaluatie van gedrag kan je versterken of verzwakken. Iedereen
evalueert bepaald gedrag. Er wordt gekeken of het gedrag wenselijk is of niet. Dit kan door
overtuiging versterken of verzwakken.
, Attitudes kunnen gevormd worden door een bepaald gevoel (denk aan artikel Berkum), niet alleen
door houding ten opzichte van het gedrag. Een gevoel hiervan is: Mere-exposure: als je iets
regelmatig ziet ga je er vanzelf positief tegenover staan. Dit is een veel voorkomende strategie bij
reclames. De producent laat het zo vaak zien zodat gebruikers er een positief gevoel bij krijgen.
Cognitieve dissonantie: houdt in dat wij het onprettig vinden als ons gedrag niet overeen komt met
de attitude die wij er tegenover hebben. Bijvoorbeeld dat je weet dat iets wat je doet slecht is maar
het toch doet. Je gedrag kan je attitude beïnvloeden. Als je het goed praat voor jezelf veranderd je
attitude een beetje. Je vindt dat mensen gewoon moeten studeren en goede cijfers moeten halen
maar je studeert zelf niet. Dit zorgt voor cognitieve dissonantie.
IMBP (intergrative model of behaverial prediction)
Onderscheid directe variabele en indirecte variabele: attitude beïnvloed intentie direct en indirecte
variabele spelen een rol op de achtergrond, dus attitude beïnvloed niet in een keer het gedrag. Dus
directe variabele hebben direct invloed op gedrag en indirecte variabele hebben indirect invloed op
gedrag.
De directe variabele zijn de determinanten van gedrag. Bijvoorbeeld:
Intentie: wil ik gezond koken?
Vaardigheden: kan ik gezond koken?
Situationele kenmerken: heb ik geld om gezond te koken?
Als alle directe variabele positief zijn wordt het gewenste gedrag vertoont.
Indirecte variabele zijn: cultuur, demografische gegevens, persoonlijkheid. De invloed van deze
indirecte variabele lopen altijd via de directe variabele. Dus: de indirecte variabele heeft invloed op
de directe variabele en de directe variabele heeft invloed op het gedrag.
Soorten attitudes (belangrijk onderscheid):
Doelattitude: heeft betrekking op het object, bijvoorbeeld: ik vind het corona vaccin goed
(indirecte variabale)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper iljakreeft. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.