INLEIDING BESTUUR EN ORGANISATIE: SAMENVATTING
IBO Algemeen
Bestuurlijke kaart: Feitelijke beschrijving van bestuurlijke instanties, functies en bevoegdheden.
Openbaar bestuur: Hoe gaat de overheid om met zaken als het bezweren van een crisis, met het
afleggen van verantwoordelijkheid, met ontevreden burgers, met politieke spelletjes etc.
Organisatiewetenschap: Hoe organiseert het openbaar bestuur een bepaald beleid? Welke
organisatie- en managementstijlen worden er gehanteerd? Hoe kunnen we organisatie beoordelen?
Bestuur in het algemeen
Bestuurskunde = zowel empirische als normatieve wetenschap die zich bezighoudt met het
functioneren van instituties en het samenwerken tussen instituties.
Bestuur = richting geven, openbaar = betreffende de maatschappij als geheel of een deel ervan.
Overheid = instantie die de naleving van bestuurlijke beslissingen kan afdwingen, evt. met geweld.
Een bestuur van een vereniging kan dit niet en is daarom geen overheid.
Wat openbaar bestuur precies inhoudt zijn verschillende antwoorden op. Het boek zegt: het geheel
van organisaties en activiteiten die primair zijn gericht op de besturing van de maatschappij. Deze
omschrijving laat ruimte voor:
1. Beperkte opvatting: Overheid/staat = government
2. Brede opvatting: Overheid/staat + organisaties die sturing geven aan de maatschappij =
governance
Het openbaar bestuur is complex, want:
1. Samenspel van een groot aantal partijen, die ieder volgens eigen logica en belangen handelen
2. Je kunt het ene onderwerp niet los zien van andere onderwerpen. Heb je te maken met een
vluchtelingencrisis, dan heb je ook te maken met de opbouw en solidariteit van de EU, met
financiën, met terrorismebestrijding etc.
3. Beslissingen hebben grote invloed op veel mensen, dus hangt er veel van af.
Organisatie
Er zijn twee belangrijke theorieën over de omgeving van organisaties:
1. Contingentietheorie: Een organisatie is afhankelijk van de omgeving en moet daarop aansluiten.
Er is niet één juiste organisatievorm, want het hangt af van de omgeving. Een ministerie moet
misschien een heel andere structuur aanhouden dan een financiële afdeling ergens van. Deze
theorie gaat in tegen Webers idee van one best way.
2. Theorie van het institutionalisme: De beste organisatievorm is de vorm met de meeste steun uit
de omgeving. Isomorfisme = het fenomeen dat een organisatie steeds meer gaat lijken op
organisaties die in dezelfde omgeving werken. Dit kan komen doordat ze te maken hebben met
dezelfde normen en regels omdat ze binnen dezelfde groep vallen en zich elk daarop aanpassen.
Er kan ook dwingend isomorfisme zijn: een organisatie moet zich aan een format houden, bijv.
het centraal examen. Ook is er normatief isomorfisme: eisen die vanuit professionaliseringsdruk
komen; strijd om de voorwaarden en methoden van jouw beroepsgroep te bepalen.
Bureaucratie = Organisatievorm waarbij de structuur zich kenmerkt door (a) een hiërarchische
opbouw, (b) een vergaande uitsplitsing van taken en (c) werving op basis van deskundigheid. Er zijn
wel verschillende opvattingen van wat bureaucratie inhoudt, vaak met een negatieve connotatie.
Denk aan de reclame met de paarse krokodil; ‘ja maar hij staat daar!’.
1
, Staat, middenveld, markt
Staat/overheid dient het algemeen belang. Meer verticaal gezag.
Middenveld heeft doelstellingen die niet winstgericht zijn, maar ook niet bij de overheid horen
Markt levert producten en diensten op commerciële grond. Dient eigen of deelbelang. Meer
horizontaal gezag, dus vaak onderhandelingen.
De grenzen zijn niet scherp.
Ook worden organisaties
soms van het ene veld naar
het andere overgeheveld.
Van markt naar staat:
nationalisering/
verstatelijking. Van staat
naar markt: privatisering/
liberalisering/vermarkting.
Waarom marktdenken niet altijd werkt:
1. Niet alle prestaties zijn meetbaar
2. Fixatie op specifieke indicatoren kan afleiden van de kerntaak
3. Burgers zijn geen klanten, dus marktprikkels zijn niet altijd passend
4. Privatisering geeft minder controle over het eindproduct; daar gedraagt de politiek zich niet naar
Politieke leiding = gezagsdragers die direct of indirect verantwoording verschuldigd zijn aan
democratisch gekozen vertegenwoordigende organen. Opereren op afstand. Meer in de media.
Ambtenaren = benoemde functionarissen die de politieke leiding bijstaan en uitvoering geven aan
politieke beslissingen. Meer contact met burgers. Buiten de schijnwerpers.
Binnen het middenveld heb je private organisaties
1. met (deels) publieke taken, bijv. schoolbesturen en woningcorporaties.
2. zonder winstoogmerk met een ideëel doel, bijv. vakbonden en milieuorganisaties.
Deze indeling noemt men de kernaanpak. Een gebrek hierbij is dat veel organisaties niet netjes
binnen publiek of privaat onder te brengen zijn, bijv. ziekenhuizen. Daarom heb je publiekheid, een
spectrum van hoe publiek een organisatie is. Dit is de dimensionele aanpak met de drie dimensies:
eigenaarschap, bekostiging, politieke controle.
Verticale dimensie: openbaar bestuur op verschillende niveaus van omvattendheid: wijk, gemeente,
regio, internationaal etc. Vaak is de vraag welke bestuursactiviteiten op welk niveau moeten
plaatsvinden en wat er gebeurt als verschillende niveaus het niet met elkaar eens zijn. Het Huis van
Thorbecke is de Nederlandse verticale indeling.
Horizontale dimensie: openbaar bestuur bestaat niet alleen uit de overheid, maar ook uit tal van
maatschappelijke organisaties.
Multi-level governance = besturen op meerdere schaalniveaus om gebruik te maken van beide
dimensies.
Nederland als staat
2