Jeugdrecht - Deeltoets B
Samenvatti ng
Inhoudsopgave
HC5: Jeugdbescherming in de praktijk....................................................................................................3
Weijers (2012): Parens patriae en prudentie; Grondslagen van jeugdbescherming...........................4
Weijers (2016). Jeugdbescherming in de 21 e eeuw: Prudentie, professionaliteit en proportionaliteit
............................................................................................................................................................5
HC6: Gesloten jeugdzorg en familierecht in de praktijk.........................................................................7
De Boer (2018): Eerste evaluatie Jeugdwet vanuit juridisch perspectief............................................8
KC4: Systeem van jeugdhulp.................................................................................................................10
Bruning (2020): Jeugdrecht en jeugdhulp. De uithuisplaatsing in accommodatie voor gesloten
jeugdhulp..........................................................................................................................................11
HC7: Adolescentenstrafrecht................................................................................................................14
Deel 1...............................................................................................................................................14
Deel 2...............................................................................................................................................14
H11: Jongvolwassenen en jeugdstrafrecht.......................................................................................18
HC8: Vrijheidsbeneming.......................................................................................................................20
H21: De justitiële jeugdinrichting.....................................................................................................23
H22: De rechtspositie van jeugdigen in justitiële jeugdinrichtingen.................................................26
Beijerse (2019). Vrijheidsbeneming op civielrechtelijke of strafrechtelijke titel: samen, gescheiden
en nu weer samen?..........................................................................................................................30
Van den Brink (2019). Voorlopige hechtenis van jeugdigen in Nederland........................................31
KC5: Jeugdstrafrecht verdieping...........................................................................................................33
H24: Slachtoffer-daderbemiddeling..................................................................................................35
HC9: Rechtspositie ouders en kind in jeugdbescherming, -jeugdstraf, en combizitting.......................37
Deel 1: Rechtspositie kind................................................................................................................37
Deel 2: Rechtspositie ouders............................................................................................................39
H17: De verdediging van jongeren...................................................................................................43
H20: Ouders in de jeugdstrafrechtspleging......................................................................................46
Bruning (2020). Kind in proces: van communicatie naar effectieve participatie. Samenvatting.......48
Hepping (2017). Rechtsbijstand voor ouders in de jeugdbeschermingsprocedure in het licht van
EHRM-jurisprudentie........................................................................................................................50
EHRM 21 september 2006, nr. 12643/02 (Moser/Oostenrijk), paragraaf 52, 67, 72 en paragraaf 80
t/m 88...............................................................................................................................................51
1
,HC10: Internationaal perspectief jeugdstrafrecht................................................................................54
Deel 1...............................................................................................................................................54
Deel 2...............................................................................................................................................57
H16: De pedagogische opgaven van de jeugdstrafzitting.................................................................59
19.3 Risico’s bij het verhoren van minderjarigen..............................................................................61
H23: Nederland in Europa (23.1 + 23.5)...........................................................................................61
2
,HC5: Jeugdbescherming in de praktijk
Grondslagen jeugdbescherming:
- Schadebeginsel als uitgangspunt overheid als parens patriae
- Perfectionisme en preventionisme zijn gevaren voor het schadebeginsel
Criteria voor overheidsingrijpen in het gezinsleven:
- Belang van het kind Onderzoek, concretisering bedreiging, helder doel ingrijpen,
inschatting effect maatregel op kind
- Dreiging ernstige schade in principe casuïstisch. Tenzij … hard bewijs, dan categorisch
- Ultimum remedium alles geprobeerd in vrijwillig kader, minst ingrijpende ingreep
- Geen perfectionisme terughoudend t.a.v. waardeoordelen, doortastend t.a.v. misstanden.
OTS:
3 cumulatieve voorwaarden:
- Ernstige ontwikkelingsbedreiging
- Hulp wordt niet of onvoldoende geaccepteerd
- Aanvaardbare termijn
OTS met uithuisplaatsing:
Aanvullen op voorwaarden OTS:
- Noodzakelijk in het belang van opvoeding en verzorging
- Het stellen van een aanvaardbare termijn
Toetsing aan de vereisten van art 8 EVRM.
Maatregel van gezagsbeëindiging:
- Ernstige ontwikkelingsbedreiging
- Kind niet binnen aanvaardbare termijn naar huis
Casus ‘de rauwkostjongen’:
De vraag is wanneer het de keuze van ouders is en wanneer je op het punt komt dat de overheid mag
ingrijpen. Waar ligt de grens van wat schadelijk is?
Casus LVB – ouders:
Kind weghalen vanaf de geboorte mag maar bij uitzonderlijke gevallen.
LVB is geen reden om deze groep mensen categorisch uit te sluiten. Per casus moet gekeken worden
naar de mogelijkheden.
Prenatale kinderbescherming:
OTS ongeboren kinderen meestal als moeder niet goed voor zichzelf zorgt en daardoor het kind in
gevaar brengt, bijv. bij een alcohol- of drugsverslaving.
Mogelijk om als het in het belang van het kind is, om het kind als geboren aan te merken en zo de
nodige bescherming te kunnen bieden. Dit houdt alleen stand als het kind ook uiteindelijk geboren
wordt, dus het moeten levend geboren worden. Ongeboren kind heeft geen zelfstandige
rechtspositie, maar wordt als geboren aangemerkt en is daardoor wel beschermwaardig.
Je zou zeggen dat dit pas gedaan kan worden als het kind levensvatbaar is, dus vanaf 24 weken. Maar
vanuit de beschermingsgedachte zou dit juist al eerder kunnen omdat ook in de eerste weken van de
zwangerschap het gedrag van moeder schadelijk kan zijn voor het kind.
3
, Mogelijkheden zijn beperkt. Een OTS moet zich richten op het kind, in dit geval het ongeboren kind.
Dus met de ouder kun je niet veel. Wat wel kan: Monitoren en gedragsverandering bij moeder
proberen bevorderen. Vaak wordt dan wel druk gezet op moeder door aan te geven dat wat ze doet
schadelijk is voor het kind en dat als ze dit niet veranderd er kort na de geboorte zal worden
ingegrepen.
Andere mogelijkheden:
- Via wet verplichte ggz: zorgmachtiging of crisismachtiging om ernstig nadeel te voorkomen
voor de vrouw iemand wordt gedwongen opgenomen. Dit is gericht op de zwangere
vrouw. Er moet dan wel ernstig nadeel voor de vrouw zijn. De lat ligt daardoor hoog, gebeurt
niet vaak. En de vraag is of overmatig gebruik van alcohol of drugs voldoende is voor een
zorgmachtiging.
- Gezagsbeëindiging ongeboren kind?
Het horen van kinderen in kinderbeschermingszaken:
Vanaf 12 jaar moet een kind gehoord worden, jonger mag. Hier moet de kinderrechter passend
belang aan toekennen.
Balans tussen participatie aan de ene kant, en bescherming van de minderjarige aan de andere kant.
Het horen van zowel ouders als de minderjarige kan soms voor escalaties zorgen tijdens de zitting.
In het horen van het kind worden dingen gezegd die belastend zijn voor de ouders. Je kunt het niet
weglaten, maar door het mee te nemen creëer je een situatie waarin het kind tegenover de ouder
wordt geplaatst wat kan zorgen voor een verslechtering van de band tussen kind en ouders. Daarom
wordt het kind vaak apart gehoord. Daarnaast geven rechters een zakelijke samenvatting van wat het
kind heeft verteld in het kindgesprek aan de ouder als het onderdeel maakt van de besluitvorming.
Er zijn plannen om het kind meer mogelijkheden te geven in de kinderbeschermingsprocedure. Het
idee is dat kinderen procesbekwaam worden vanaf 12 jaar en dat zij vanaf 8 jaar worden gehoord
i.p.v. 12 jaar. Daarmee wordt de positie van het kind versterkt, wat in lijn is met het IVRK. Daarbij
moet goed nagedacht worden over welke positie het kind dan gaat innemen tegenover ouders.
Weijers (2012): Parens patriae en prudentie; Grondslagen van
jeugdbescherming
Over het algemeen gaat het goed met de jeugd in Nederland. In de lijst van de Unicef-studie naar het
welzijn van het kind staan we op de eerste plek. Maar er heerst een ontevreden en somber gevoel
over de algehele situatie en de toekomst van ons land. Hierdoor willen we doorpakken, snel
ingrijpen, en dit vormt een bedreiging voor kinderbescherming. Dit artikel gaat over het belang en de
betekenis van een prudente overheid op het terrein van opvoeding.
Het uitgangspunt van kinderbescherming is het schadebeginsel Er kan pas door de overheid
worden ingegrepen in een opvoedingssituatie als de gezondheid of de ontwikkeling van het kind
ernstig wordt bedreigd, als er sprake is van concrete en aantoonbare schade en er serieus risico op
herhaling bestaat.
De overheid als parens patriae: geen gids voor goed ouderschap, maar een vangnet in noodgeval.
Volgens het schadebeginsel: als de ouders voldoen aan hun wettelijke verplichtingen tot verzorging
en opvoeding heeft de overheid hier geen enkele rol, onverschillig in hoeverre de kinderen tevreden
zijn over die opvoeding en verzorging.
2 gevaren voor het schadebeginsel:
- Perfectionisme: Het gevaar dat ouders de maat worden genomen aan de hand van een
specifieke opvatting van goede opvoeding.
4