HC 1:
Internationaal strafrecht: internationaal (publiek)recht dat betrekking heeft op het strafrecht (zoals
internationale tribunalen), maar het kan ook het nationale recht zijn dat betrekking heeft op de
internationale samenwerking (zoals uitlevering).
Europees strafrecht: strafrecht van de Europese Unie of (vroeger) strafrecht van de Raad van Europa.
Bijvoorbeeld EVRM.
Droit pénal international: strafrecht met een internationale dementie (nationale strafrechtelijke regels
die betrekking hebben op internationale situaties, art. 2-8d Sr).
Droit international pénal: internationaal recht dat op het strafrecht betrekking heeft (internationale
tribunalen en het internationaal strafhof, genocide). EU heeft niet als doel strafrecht te harmoniseren,
vooral samenwerking bevorderen (= faciliterende harmonisatie).
Internationale samenwerking wat betreft strafrecht:
- Overdracht van personen (uitlevering en overlevering(EAB)), doel strafvervolging of TUL.
- Kleine (wederzijdse) rechtshulp
- Overdracht strafvervolging
- Overdracht TUL
Supranationaal strafrecht: vaak wordt daar EU strafrecht mee bedoelt.
Transnationaal strafrecht: bepaalde normen kunnen ontstaan in verschillende landen. Deze landen
streven er dan naar deze normen internationaal erkend te krijgen, zodat deze normen ook worden
geïmplementeerd in andere landen. Hierdoor worden de normen geprojecteerd op een groter gebied
dan waar ze oorspronkelijk vandaan komen. Het zijn dus niet fundamentele normen, maar worden wel
door veel landen als belangrijk gezien vanuit de landen zelf (zoals terrorisme en drugshandel, niet
internationale misdrijven zoals genocide). Je kan dan gaan harmoniseren (één definitie voor het
probleem) of een samenwerkingsverband creëren.
Vanuit de gedachten dat ieder land soevereiniteit heeft, hangt samen met het vertrouwensbeginsel en
het beginsel van wederzijdse erkenning (vooral in de EU, je vraagt het niet maar je stuurt een bevel).
Soevereiniteit:
- Intern: een soevereine staat heeft de bevoegdheid om binnen zijn territoir bindende
beslissingen nemen.
- Extern: een soevereine staat hoeft daarbij geen inmenging van andere staten te dulden.
Intergouvernementeel perspectief: soevereine staten binden zichzelf in onderlinge samenwerking. De
afspraken zijn bindend, het is dan een verplichting/toezegging.
Supranationaal perspectief: een autonome rechtsorde, geplaatst boven lidstaten, die hun bevoegdheden
beperkt en regels voor hen maakt waaraan de lidstaten zich moeten houden.
Rechtshulp:
- Primaire rechtshulp: staat A doet afstand van uitoefening recht tot vervolging/strafexecutie,
staat B neemt vervolging/strafexecutie over. De zaak verschuift in zijn geheel naar een ander
land. Je kan het herkennen aan termen als ‘overdracht’ en ‘overname’.
- Secundaire rechtshulp: staat B verricht ondersteunende handeling ten behoeve van
opsporing/vervolging/berechting/strafexecutie in staat A, denk aan uitlevering/overlevering of
kleine rechtshulp (b.v. doorzoeking en inbeslagneming).
1
,Je hebt 2 soorten rechtshulp:
- Klassieke grondslag: staat A verzoekt rechtshulp aan staat B, staat B beslist of hij daar gevolg
aan geeft.
- Beginsel van wederzijdse erkenning : rechterlijke autoriteit van lidstaat A geeft bevel,
rechtelijke autoriteit van lidstaat B erkent dat bevel en legt het ten uitvoer alsof het een
nationaal bevel was.
Twee modellen van het strafproces:
1. Diachroon model: (koekjesfabriek) opsporing vervolging berechting (appel/cassatie)
executie. Het verschil tussen secundaire en primaire rechtshulp is duidelijk.
2. Synchroon model: (strijd tussen visies wat er gebeurd is) tussen Openbaar Ministerie,
verdachte en de rechter (driehoeksverhouding). Iedere partij heeft zijn eigen belangen. Deze
driehoeken zie je ook bij rechtshulp.
De Europese Unie stelt veel richtlijnen op bij kwalificeerde meerderheid, waar we ons maar aan
moeten houden. We hebben hier dus niet zo veel invloed op, minder dan bij bilaterale verdragen (waar
we zelf de voorwaarden en partijen kiezen). Deze vrijheid geldt al weer minder bij klassieke
multilaterale verdragen (zoals bijvoorbeeld de Raad van Europa, waar 40 landen zijn aangesloten).
Het handvest is veel actueler dan het EVRM/grondrechten, dat nauwelijks wordt aangepast (je hebt de
jurisprudentie nodig om het te begrijpen).
De harmonisatie van het materieel en processueel strafrecht is heel belangrijk in de EU. Tevens is
politiële en justitiële samenwerking enorm belangrijk. Internationale samenwerking en
strafbaarstellingen gaan vaak samen (tegelijk). Dit kan (deels) door het te harmoniseren of door samen
te werken. Vaak gebeurt dit na aanleiding van een crisis (b.v. 9/11).
De Europese handhavingsinstanties sporen vaak niet letterlijk zelf op, maar verzamelen bruikbare
informatie. Het Europese Openbaar Ministerie spoort wel echt zelf op en vervolgt (vooral fraude en
corruptie met EU subsidies).
Doorwerking: hebben regels rechtstreekse werking op nationaal niveau (als een richtlijn b.v. niet goed
is geïmplementeerd)? Of kan een nationale norm worden geïnterpreteerd naar het internationale
instrument?
Rechtsmacht: wanneer mag een land een zaak vervolgen en wanneer heeft een ander land hier recht
op? In het wetboek van strafrecht staat over welke feiten het Nederlandse strafrecht zich strekt. Waar
onze ambtenaren mogen opsporen, heet formele rechtsmacht.
Overdracht en overname van strafexecutie: voor resocialisatie, maar ook het vermijden van
straffeloosheid. In sommige situaties lukt het niet om iemand uitgeleverd te krijgen, dan kan je een
andere vorm van samenwerking proberen.
Er is een verschil tussen omzetting (exequatur: als de straf wordt overgedragen, gaat dat land
opnieuw kijken welke straf moet worden opgelegd, rekening houdend met maatstaven van dat land) en
voortgezette tenuitvoerlegging (gewoon de straf ongewijzigd overnemen).
Overdracht en overname van strafvervolging: b.v. als de andere verdachte in een ander land worden
berecht en ze dan tegelijk berecht worden. We hebben dit alleen nog in een klassiek verdrag met
bepaalde landen geregeld, niet op EU niveau.
We hebben heel veel verdragen voor opsporingshulp en kleine rechtshulp (Europees
Onderzoeksbevel). Dit op de klassieke basis en op grond van wederzijdse herkenning. De kleine
rechtshulp en hulp op grond van wederzijdse erkenning is informeler en directer, er zijn minder
instanties mee gemoeid (het OM en een enkele rechter misschien, meer niet).
2
,Ne bis in idem (art. 50 Hv en art. 54 SUO): verbod van dubbele vervolging.
Rechtsbronnen: het is toch veel Nederlands recht (Nederlands internationaal recht). Maar ook
bilaterale en multilaterale verdragen (Raad van Europa, VN). Ook EU-recht (Verdrag betreffende
werking van de EU, Handvest van de grondrechten van de EU). Jurisprudentie (HR, EHRM, Hof van
Justitie EU), zaken over overlevering worden gedaan door de Rechtbank en kunnen vaak niet worden
doorgeprocedeerd, tenzij cassatie in belang der wet.
3
, HC 2:
Assimilatiebeginsel: overtredingen van het Unierecht moet je gelijk behandelen/bestraffen als
overtredingen van het nationale recht. Soms moet je dan toch het strafrecht inzetten, omdat je
nationale zaken ook met het strafrecht afhandelt (je hebt dan geen keuzebevoegdheid meer).
Harmonisatie van het (Europees) strafrecht is handig voor de samenwerking, je begrijpt elkaar en
vertrouwt elkaar. Ons strafrecht stampt af van het Franse (procesrecht) en Duitse (materieel recht).
De oude pijlerstructuur: na tweede wereldoorlog werden er verschillende organisaties opgericht, zoals
de Europese Economische Gemeenschap (voorkomen nieuwe oorlog, door goede economische basis).
Uiteindelijk kwamen er verschillende Europese Gemeenschappen (EG, EGKS, Euratom) op
verschillende beleidsterreinen, zij hadden allemaal volledige integratie (eigen rechters en wetgeving
ect.). Dit is uitgebreid door het oprichten van de Europese Unie (verdrag van Maastricht). Het
institutionele kader werd hierdoor uitgebreid.
De Europese Unie werd het overkoepelende van de drie pijlers, waar de Europese gemeenschappen de
eerste pijler was. De tweede pijler was het gemeenschappelijk buitenlandse veiligheidsbeleid en de
derde pijler was het politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (kent ook harmonisatie, en niet
enkel wederzijdse herkenning en samenwerking). De eerste pijler had vooral een beperkend effect
(negatieve integratie). In de derde pijler werd er juist wel geharmoniseerd, toch wilde de lidstaten op
dat gebied hun soevereiniteit graag behouden, in de besluitvorming moest dus unanimiteit bestaan (en
geen gekwalificeerde meerderheid, zoals in de eerste pijler). De lidstaten konden hier dus meer
bepalen dan in de andere pijlers.
Veranderingen in de eerste pijler kunnen strafrechtelijke dementie krijgen, b.v. beperking van vrij
verkeer van goederen (eerste pijler), dit kan strafbare feiten opleveren. De vraag was dan ook hoe ver
de bevoegdheden in de eerste en in de derde pijler strekten. Hier geldt het uithollingsverbod: als iets
in de eerste pijler geregeld wordt, dan mag dat niet worden geregeld in de derde pijler (eerste pijler
heeft voorrang). Het Europese Hof van Justitie heeft in een tweetal (milieu)arresten bepaald dat de
lidstaten verplicht zijn strafbaarstellingen in te voeren als dit nodig is voor de effectiviteit van de
handhaving van het beleid dat is opgesteld in de eerste pijler. Maar die bepalingen van de eerste pijler
mogen niet de aard en de zwaarte van de sanctie betreffen (dat moet in de derde pijler worden
bepaald).
HvJ heeft in uitspraak Van Gend & Loos en Costa/ENEL erkend dat unierecht (eerst alleen EG recht)
rechtstreekse werking heeft en dat individuen zich daarop kunnen beroepen (als wetgeving niet (juist)
is omgezet).
Nu bestaan die pijlers niet meer, die zijn nu allemaal verdeeld in verschillende beleidsterreinen van de
EU. De Europese constitutie: De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke
waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten,
waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten
gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie,
verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen (art. 2 VEU).
De EU is tegenwoordig niet alleen maar gericht op het drijven van handel (geen puur economisch
doel).
Supranationaal Unierecht nu: VEU en VWEU (primair recht), verordeningen en richtlijnen (secundair
recht)
Art. 6 VEU lid, de fundamentele rechten:
1. EU heeft Handvest van de Grondrechten (Hv), dat heeft dezelfde waarde als verdragen (=
primair EU-recht), dat is de constitutie (dat is wat de EU is).
4