Samenvatting De inzet van touchpoints
1 | Begrippen
1.1 Bereik
Oplage: het aantal exemplaren dat van een tijdschrift, krant of boek wordt gedrukt. Dit is niet
gelijk aan het aantal mensen dat het blad daadwerkelijk leest.
- gedrukte oplage: de oplage die de drukpers verlaat,
- verspreide oplage: het deel van de gedrukte oplage dat daadwerkelijk wordt verspreid,
- betaalde verspreide oplage (bij abonnementen),
- losse verkoop,
- gratis verspreide oplage.
Mediumbereik: het unieke aantal lezers, kijkers of luisteraars uit de doelgroep dat een
mediumtitel heeft gelezen, gezien of gehoord.
Merkbereik: het aantal personen dat een nieuwsmerk binnen een maand minimaal één keer
heeft gezien of gelezen, ongeacht of het een print is of digitaal.
Viewability: is een meeteenheid voor de zichtbaarheid van een onlineadvertentie (views).
Een video wordt gedefinieerd als viewable als ten minste 50% van de pixels van de
advertentie zichtbaar zijn op het scherm voor ten minste 30 seconden. Dit geldt voor
standaardformaten. Media hanteren andere formaten waardoor vergelijken niet relevant is.
Kijk- en luisterdichtheid: geeft aan in procenten hoeveel personen uit de doelgroep een
bepaald televisieprogramma, reclameblok of commercial hebben gezien of gehoord.
Gross Rating Point (GRP): een maatstaf voor het bereik van televisie- en radiocampagnes.
Eén GRP staat voor 1% kijk- of luisterdichtheid onder Nederlanders van 13 jaar en ouder. Je
gebruikt de GRP als rekeneenheid om aanbieders van reclamecampagnes op televisie, radio
en internet te vergelijken en campagnes te analyseren.
Boodschap bereik: wanneer de boodschap ook daadwerkelijk is aangekomen. Dit is lager
dan het mediumbereik. Veel van het dure mediumbereik is verspilling als de doelgroep:
- de advertentie niet bekijkt,
- de beursstand niet bezoekt,
- wegzapt als de reclame begint,
- niet naar de banner kijkt,
- een advertentieblokker installeert,
- of door de radiocommercials heen praat.
Gemiddeld bereik: het aantal of percentage mensen dat gemiddeld met een mediumuiting
wordt geconfronteerd (kranten bouwen hun bereik in één dag op en tijdschriften bereiken
steeds weer nieuwe lezers bijvoorbeeld in een wachtkamer).
Actueel bereik: het bereik van een mediumtitel in het verschijningsinterval. Bij dagbladen is
dit een dag, bij weekbladen een week en bij maandbladen een maand. Het actueel bereik is
gelijk aan of lager dan het gemiddeld bereik.
Cumulatief: geeft aan hoeveel mensen na een aantal nummers of een reeks uitzendingen
ten minste één ervan hebben gezien. Niet iedereen leest of kijkt altijd alles.
Totaalbereik: alle personen uit de doelgroep die in een periode van een jaar weleens met
een mediumtitel zijn geconfronteerd. Zij hebben minstens één ervan gezien of gelezen.
,Gewogen bereik: het aantal personen dat met het medium wordt geconfronteerd, gewogen
op basis van een bepaald criterium, zoals leeftijd.
Brutobereik: de bereikcijfers van de diverse media bij elkaar opgeteld zonder rekening te
houden met dubbelingen. Als je de dubbelingen hiervan aftrekt, houd je het nettobereik over.
Bereiksonderzoek: om te voorkomen dat je verkeerde of te dure media inschakelt, moet je
goed kijken naar de bereiksgegevens. Deze zijn belangrijker dan de oplage gegevens.
> Het Nationaal Onderzoek Multimedia (NOM) nieuwsmedia, mediamerken,
magazines en huis-aan-huis kranten
> Het Nationaal Luister Onderzoek (NLO) luistergedrag van de bevolking
> De Stichting Kijk Onderzoek (SKO) online- en offline kijkgedrag van de bevolking
> Het Nederlands Online Bereik Onderzoek (NOBO) bezoekersprofielen van
websites, apps en andere online platforms
> Het Kenniscentrum Zakelijke Beslissers (DMS) mediabereik en mediagedrag
zakelijke beslissers
Bij de inzet van meer media kun je de boodschap laten variëren: de tv-commercial richt zich
op het versterken van het merk en de dagbladadvertentie doet een geweldige aanbieding.
1.2 Contactfrequentie
De contactfrequentie is het aantal keren dat de doelgroep met een boodschap wordt
geconfronteerd. Meestal zijn er meer contacten nodig om de bekendheid op te bouwen.
Dit geldt ook voor een product;
- waarvoor de consument weinig belangstelling heeft,
- met een hoge aankoopfrequentie,
- dat gevoelig is voor impulsaankopen,
- dat veel concurrentie heeft van andere merken,
- met een ingewikkelde reclameboodschap.
1.3 Mediabeleving
Mediabeleving is de emotionele, gevoelsmatige ervaring die mensen hebben als zij een
medium gebruiken. Dit kunnen positieve en negatieve ervaringen zijn. Het gaat niet om de
werkelijkheid, maar om de subjectieve beleving.
Consumenten zijn selectief in het gebruiken van media, het vermijden van reclame en het
krijgen van een actieve rol in het ontvangen van informatie. Mediabeleving is daarom een
belangrijk aspect bij de keuze van de in te zetten media en een aanvulling op kijkcijfers.
1.4 Attentiewaarde
De attentiewaarde is de mate waarin je erin slaagt om met een communicatie-uiting de
aandacht van de doelgroep te trekken. Beeld en geluid verhogen de attentiewaarde en een
slechte foto verlaagt deze. Advertenties in print hebben een grotere attentiewaarde en
trekken minder irritatie op dan online media. In een winkel krijgt een aanbieding een goed
zichtbare plek en in een dagblad of magazine bepalen het formaat, de positie op de pagina
en het bereik van het medium de attentiewaarde.
1.5 Vluchtigheid
Een medium is vluchtig als de boodschap snel verdwijnt uit het geheugen van de ontvanger.
Het effect van vluchtige, korte berichten op social media is vooral het onbewust beïnvloeden
, van de emotie en associaties met een merk. Vluchtig kan ook als kracht worden gezien,
zoals bij disappearing content. Dit is content die binnen 24 uur weer verdwijnt.
1.6 Engagement
Engagement is de betrokkenheid bij een bericht of post die zich uit in het aantal clicks,
views, shares, reacties en likes. Hoe hoger de betrokkenheid, hoe hoger het bereik.
Betrokkenheid meet je met de interactiescore IPM (Interactions Per Mille).
Aantal clicks, views, shares, reacties, likes op een bericht
X 1000
Total aantal volgers van het medium
1.7 Sentiment
Het effect van een boodschap in de social media op het sentiment van de doelgroep kun je
meten met de sentimentscore. Meestal wordt dit automatisch berekent.
Aantal positieve berichten / Totaal aantal berichten
1.8 Communicatievermogen
Het communicatievermogen van een medium hangt af van de technische eigenschappen,
de context, de confrontatiesituatie en de binding.
Technische eigenschappen: het formaat, het kleurgebruik en de reproductiekwaliteit.
Online media hebben meer technische mogelijkheden dan offline media. Een combinatie
ervan verhoogt het communicatievermogen.
Context: bestaat uit de redactionele inhoud en de overige informatie in het medium. Een
communicatieboodschap wint aan kracht als de ontvanger deze in een goede context
waarneemt. Als je adverteert in een tijdschrift en de boodschap sluit goed aan bij de rest,
versterkt dit de communicatieboodschap.
Confrontatiesituatie: de omstandigheden waarin iemand zich bevindt als hij met een
medium in aanraking komt. Deze omstandigheden hebben veel invloed op de manier waarop
hij naar de boodschap kijkt. Het moment waarop, de tijdsduur, de intensiteit en de
herhaalbaarheid van de confrontatie spelen hierbij een rol.
Binding: mensen zien het ene mediatype liever dan het andere. Bij bladen als Libelle en
Margriet is bekend dat veel vrouwen er binding mee hebben. Media met een grotere binding
worden aandachtiger bekeken.
1.9 Beheersbaarheid
De beheersbaarheid van een medium hangt samen met de mate waarin je invloed hebt op
de productie en distributie ervan. Bij media in eigen beheer is invloed hierop maximaal en bij
media van anderen is de invloed gering tot afwezig.
1.10 Kosten
Om te weten welke mediumtitel per contact het goedkoopst is, kun je de Cost per Mille
(CPM) berekenen. Dit zijn de kosten per 1000 bereikte personen of per 1000 vertoningen.
Zo kun je zien welk medium het hoogste bereik heeft tegen de laagste kosten. Dit wil alleen
niet zeggen dat de kijker de advertentie ook leest. Daarom is er ook de Cost per Thousand
Viewed Impressions (CPvM of vCPM). Dit zijn de kosten voor 1000 views van een digitale