Samenvatting Strategie & Innovatie
Hoofdstuk 1: Wat is innoveren?
1.1 Innoveren, uitvinden en creativiteit
Innovatie = naar iets nieuws gaan, vernieuwen is de kern.
Niet elke vernieuwing is innovatie, innovaties hebben als doel nut toe te voegen. De gebruikers van
de innovatie worden beter van de vernieuwing.
Innovatie creëert waarde. Voor de klant zodat deze bereid is innovatie te gebruiken en voor de
aanbieder zodat deze bereid is innovatie te verkopen.
Innovatiemanagement = het leidinggeven aan innovatieprocessen binnen organisaties.
Twee belangrijkste taken:
1. Het waarborgen van een goede voortgang van innovatieprocessen; zorgen dat innovaties zo
goed, snel en goedkoop mogelijk worden ontwikkeld.
2. Het waarborgen van een continue stroom van innovaties; zorgen dat er steeds weer nieuwe
innovaties worden ontwikkeld.
Innovatievermogen = de mate waarin een organisatie erin slaagt regelmatig betere producten en
betere werkwijzen te bedenken, ontwikkelen en op de markt te brengen of in te voeren.
Pas als de vernieuwing nuttig blijkt, is het een innovatie.
Uitvinden is het ontdekken van een nieuwe methode, middel of apparaat. Innoveren is het proces
van het omzetten van een uitvinding of creatief idee in iets wat commercieel gezien bruikbaar en
waardevol is. Innoveren is dus het toepassen van uitvindingen.
Recombinatie = het op een nieuwe manier combineren van dingen die in andere situaties al
succesvol zijn.
Creativiteit = het vermogen om ideeën te bedenken die origineel en bruikbaar zijn. Onontbeerlijk
voor innoveren. Niet alleen nodig bij startpunt van innovatieprocessen, ook gedurende proces veel
creativiteit nodig.
1.2 Waarom innoveren?
Belangrijk en aantrekkelijk gevolg van innovatie = ontstaan van compleet nieuwe industrieën.
Het verandertempo is de afgelopen jaren toegenomen. 3 factoren zijn hier op van invloed:
1. Er worden wereldwijd elk jaar meer middelen besteed aan R&D
, 2. Het aantal mensen en landen dat betrokken is bij R&D neemt toe
3. Voortgang in een gebied stimuleert voortgang in andere gebieden
Overlevingsvermogen van een onderneming is
afhankelijk van de mate waarin en de snelheid
waarmee zij in staat zijn zich aan te passen aan
veranderingen in markten en in technologieën.
1.3 Waarom niet innoveren?
1.3.1
Succes is de grootste barrière voor verandering. Geen enkel product/technologie heeft oneindige
levensduur. Na verloop van tijd neemt concurrentie toe, veranderen klantbehoeften of komt nieuwe
technologie.
In ideaal scenario innoveert men op het moment vlak voordat de groei begint te verminderen. In
praktijk vaak pas als er financiële problemen komen. Mate waarin innoveren noodzakelijk is, is
afhankelijk van de strategische gezondheid, aspecten hiervan zijn de financiële gezondheid en
nieuwe technologie, naast onderstaande indicatoren.
Organisaties moeten durven investeren in innovaties die een eind kunnen maken aan hun huidige,
succesvolle werkzaamheden. Alternatief voor deze kannibalisatie is dat een concurrent de innovatie
ontwikkelt, dan ben je nog slechter af.
,1.3.2
Creatieve destructie = het creatieve nieuwe vernietigt het oude bestaande. Verwijst ook naar het
moeilijke en pijnlijke proces van afstand doen van het oude.
1.3.3
Ongeveer 1 op de 10 productconcepten wordt een commercieel succes. Innoveren betekent risico
nemen en dat kan fout aflopen. Vanwege de hoge faalkans is het belangrijk innovatieprocessen te
managen, te belangrijk om aan het toeval over te laten.
1.4 Verbeteren en vernieuwen
Elke organisatie dient zich continu af te vragen hoe ze betere producten/diensten kan leveren en hoe
ze die sneller/goedkoper kan maken. Twee processen onderscheiden:
1. Exploreren; experimenteren, zoeken, variëren, risico nemen, spelen en ontdekken. Is nieuwe
kennis voor nodig. Exploreren is grenzen verleggen, mislukkingen horen erbij. Testen
belangrijk aspect.
2. Exploiteren; verfijnen, kiezen, produceren, selecteren, uitvoeren en efficiëntie. Exploiteren is
verbeteren, een natuurlijk proces als de ervaring toeneemt. Een continu proces, gebaseerd
op het idee dat de wereld nooit perfect is.
Organisaties moeten beide vormen doen = ambidexterity. Noodzaak tot exploiteren is duidelijk,
gebruik maken van opgedane ervaring. Bij exploreren wat minder duidelijk; enerzijds wil niemand
laatste worden die perfect product maakt, maar door niemand wordt gekocht. Anderzijds lijkt het op
najagen wilde ideeën en dromen waar nog niemand om heeft gevraagd.
Exploreren en exploiteren vullen elkaar aan maar zijn ook concurrenten. Middelen kunnen maar één
keer gebruikt worden.
Hoofdstuk 2: Innoveren: van geluk naar opzet
2.1 Succes is niet te koop
Volgens onderzoek PwC; bedrijven die (relatief) meer besteden aan innovatie groeien niet sneller en
maken niet meer winst. Reden is dat het gevaar bestaat dat R&D een doel op zich wordt. Het is
belangrijk om innoveren te zien als een proces met als doel succes in de markt. Effectiviteit van
proces bepaalt eindresultaat, niet hoeveel geld het bedrijf in het proces investeert.
De belangrijkste factoren die van invloed zijn op het succes van innovatieprojecten:
, 1. Het nieuwe product; het relatieve voordeel van het nieuwe product is de belangrijkste
succesfactor. Gaat om de inschatting die klanten maken van het relatieve voordeel ten
opzichte van bestaande alternatieven.
2. De organisatie; innovaties moeten aansluiten bij organisatiedoelstellingen. Krijgen
medewerkers de tijd, ruimte en ondersteuning om te innoveren, zijn ze gemotiveerd,
verloopt communicatie en samenwerking (intern en extern) soepel?
3. Het innovatieproces; belangrijk dat er een expliciet proces (stappenplan) is en dat dit wordt
beheerd. Innovatieproces is ontdekkingsreis en stappenplan dient hierin te voorzien en
flexibel te zijn.
4. De markt; markt beslist uiteindelijk over succes van het nieuwe product. Hoe groter het
marktpotentieel en hoe beter organisatie dit vroegtijdig kan inschatten, des te succesvoller
de innovatie. Mate van concurrentie heeft minder invloed op innovatiesucces. Te veel
aandacht voor concurrenten leidt tot ontwikkelen van me-too producten, producten die in
feite kopie zijn van succesvol product.
2.2 Naar een innovatieve organisatie
Het gaat bij het innovatievermogen (1.1) niet om de vraag of de eerstvolgende innovatie een succes
wordt, maar om het scheppen van zodanige randvoorwaarden dat de organisatie een gestage stroom
van innovaties gaat voortbrengen.
Het innovatievermogen versterkt zowel de marktpositie, de financiële positie als de beurswaarde van
een bedrijf. Deze relatie werkt ook andersom. Zo ontstaat een vicieuze cirkel die goedlopende,
innovatieve bedrijven onderscheidt van de achterblijvers.
5 groepen factoren bepalen innovatievermogen van een organisatie:
1. Strategie en leiderschap; belangrijk dat strategie duidelijk is en bij alle medewerkers bekend
is. Als dat zo is kunnen medewerkers gericht zoeken naar innovaties die het gestelde doel
dichterbij brengen en passen bij het bedrijf. Van belang dat bedrijfsleiding in woord en daad
uitstraalt dat innovatie belangrijk is. Innovatie is vernieuwing en dus ook verandering. Veel
veranderingen stuiten op weerstand en dan is steun van leiding nodig om innovaties
succesvol ingevoerd te krijgen.
2. Cultuur en klimaat; zien medewerkers hun bedrijf als vernieuwer of volger? Durven en
mogen medewerkers fouten maken bij het zoeken naar vernieuwingen? Als een bedrijf zich
ziet als vernieuwer, komt dat tot uiting in het beleid, gewoonten en procedures. Belangrijke
aspecten voor innovatie zijn intern ondernemerschap, belonen van mensen met
vernieuwende ideeën, zorgen voor voldoende middelen om innovatie te realiseren,
tolerantie voor het maken van fouten en bevorderen en belonen van kennisdeling.
3. Innovatiebeleid; organisatie dient innovatiedoelstellingen te formuleren, middelen vrij te
maken en plannen op te stellen om doelstellingen met beschikbare middelen te realiseren.