Nieuwste Tijd periode 3
Hoofdstuk 24 Het westen en de wereld
Paragraaf 1 Industrialisatie en de wereldeconomie
De opkomst van globale ongelijkheid
De gebieden in de wereld waar industrialisatie plaats vond in de negentiende eeuw groeide
in macht en rijkdom in vergelijking met de gebieden waar het niet plaats vond. Er ontstond
een gat tussen de geïndustrialiseerde landen en de gebieden die gekoloniseerd werden
buiten de Europese-Noordelijke Amerikaanse kern. Dit patroon van globale ongelijkheid
bouwde in de structuur van de wereldeconomie. Er staan drie punten die er uit schieten:
In 1750 was het algemene standaard van leven in Europa niet hoger dan in bijna de
gehele wereld.
Het was de industrialisatie die het gat in rijkdom en gezondheid veroorzaakte.
Het inkomen per persoon in de koloniseerde wereld voor 1913 stagneerde in een
contrast met de geïndustrialiseerde gebieden. Pas na 1945, in de tijd van
dekolonisatie, konden ze pas echt economische vooruitgang boeken.
De opkomst van deze enorme verschillen was te zien in eten, kleding, gezondheid, educatie,
verwachting van leven en het goed gaan. Deze verschillen hebben verschillende meningen
over het westen opgewekt:
Het westen gebruikte wetenschap, technologie, organisatie en zijn rationele
wereldbeeld om rijkdom te verkrijgen en gebruikte vervolgens de rijkdom en macht
naar zijn voordeel.
Het westen gebruikte zijn politieke en economische macht om rijkdom van de rest van
de wereld te stelen.
De wereldmarkt
In de negentiende eeuw was er in Europa een groei in internationale handel. Groot-Brittannië
nam de leiding in industriële uitgang, waarbij ze eerst in Europa keken maar later over de
gehele wereld opzoek naar consumenten voor de massa productiegoederen. Neem de
handel in katoenen textiel. In 1820 deed Groot-Brittannië 50% van de exporteren. Europa
kocht 50% van deze goederen, terwijl India maar 6% kocht en hun eigen goede textiel
industrie hadden. De Britse textiel makers zochten naar andere markten buiten het westen.
In 1850 kocht India 25% en Europa alleen 16% van een veel grotere productie. Als een
Britse kolonie kon India hun katoenen textiel industrie niet draaiende houden en veel
Indiaanse wevers verloren hun baan. Naast de dominantie in de export wat Groot-Brittannië
ook de grootste importeur van goederen. Van de intrekking van de graanwetten in 1846 tot
de eerste Wereldoorlog in 1914, bleef Groot-Brittannië de werelds stapelplaats, de grootste
handelaar van landbouw goederen, rauwe materialen en geproduceerde goederen. De Britse
markt stimuleerde de ontwikkeling van mijnen en plantages in niet westerse gebieden.
Ook de verbetering in transport stimuleerde de handel. Waar spoorwegen werden gebouwd
verminderde de transport kosten, openende nieuwe economische mogelijkheden en riep
voor nieuwe vaardigheden en gedrag. Europese investeerders betalen het grootste gedeelte
van de spoorwege in Latijn Amerika, Azië en Afrika, wat zee poorten verbond met de
grondstofrijke steden en gebieden. De spoorwegen verbonden effectief met de economische
interesse van het westen, vergrote de verkoping van westerse geproduceerde goederen en
de export en ontwikkeling van lokale rauwe materialen. De kracht van stoom transport
domineerde de zee en het land. stoom kracht begon zeilers op zee te helpen in de laten
1860s. ontwerpen van schepen werden geavanceerde en intercontinentale verzending van
laag geprijsde rauwe materialen werd uitvoerbaar. De tijd die nodig was om de Atlantische
zee over te gaan verminderde van drie weken in 1870 naar ongeveer 10 dagen in 1900 en
,de opening van het Suezkanaal en Panama kanaal verkorte de transport naar andere
gebieden. Ook de lading en ontlading van de goederen werd minder duur en sneller.
Het verbeteren van transport zorgde er voor dat er vanuit Azië, Afrika en Latijns Amerika niet
alleen landbouw producten, kruiden, thee, suiker en koffie, werden vervoerd maar ook
nieuwe rauwe materialen zoals jute, rubber, katoen en kokosnoot olie. Deze goederen gaven
de westerse economische groei een boost maar deden weinig voor de onafhankelijke
industrie in de niet geïndustrialiseerde omtrekken.
Nieuwe communicatie systemen werden gebruikt om de stroom van goederen in globale
netwerken te regelen. Transoceanische telegraafkabels, geplaats vanaf de 1880s, zorgde
voor snelle communicatie tussen de financiële centrums in de wereld. Toen de economie
begon te groeien begonnen de Europeanen enorme buitenlandse investeringen te doen, met
als begin 1940. Toen de eerste Wereldoorlog uitbrak in 1914 had Europa in het buitenland
meer dan 40 biljoen euro uitgegeven. Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland waren hier het
groots in. Het meeste van de kapitaal geëxporteerd ging niet naar de Europese kolonies in
Azië en Afrika maar meer dan driekwart ging naar andere Europese landen op gesettelde
kolonies, genaamd Neo-Europees, waaronder de Verenigde Staten, Canada, Australië, New
Zeeland, Latijns Amerika en gebieden van Siberië. Hier waren de meest winstgevende
kansen voor het bouwen van spoorwegen, wegen en nutsbedrijven. Veel van deze
investeringen waren vredevol en voor beide partijen in het voordeel. Wel was deze
uitbreiding van de economische macht van het westen naar Neo-Europees slecht voor de
inheemse bevolking. Deze hadden last van de ziektes en wapens van de westerse
samenleving.
De opening van China
Europa’s inzet in de dunbevolkte Noord Amerika, Australië en het grootste gedeelte van
Latijn Amerika absorbeerde hoge hoeveelheden van goederen, investeringen en migranten.
Europa kwam in contact met oudere samenlevingen en het dit verbeterde de handel en winst
en Europa was bereid om met geweld zijn wil te krijgen. Dit is wat gebeurde in China. Voor
eeuwen had China meer goederen en uitvindingen naar Europa gestuurd dan terug
gekregen en in de negentiend eeuw was dit nog steeds het geval. De handel was
gecontroleerd door de Chinese overheid onder leiding van de Ching of Manchu dynastie in
de negentiende eeuw. Deze verbeidde alle buitenlandse handelaren allen te leven in het
zuidelijke van Guangzhou en allen te kopen en verkopen aan geregisterde Chinese
handelaren. Beoefeningen die de handel zouden schaden waren verboden. De buitenlandse
handelaren hadden dit voor jaren moeten accepteren maar in 1820 waren de meerderheid,
de Britse handelaren, er klaar mee. Ze smokkelde Opium, wat legaal groeide in Brits India,
naar China waar het gebruik en de verkoop illegaal was. Dit leverde hoge winsten. In 1836
eiste een onafhankelijke Britse kolonie in China en een veilige en ongecontroleerde handel in
China. Ze zetten druk achter de Britse overheid om actie te ondergaan. Op het zelfde
moment bepaalde Chinese overheid dat de handel in Opium moest stoppen, het verpeste de
mensen en zorgde voor veel verlies van zilver wat als betaalmiddel werd gebruikt voor de
drug. De overheid begonnen de Chinese dealers gewelddadig te vervolgen. In 1839 stuurde
ze speciale gezant Lin Zexu naar Guangzhou om met de crisis om te gaan. Het nam de
Opium in van de Britse handelaren, die toen vertrokken naar het kale eiland Hong Kong. Hij
stuurde ook een brief waarin zijn methode uitgelegd werd aan Koningin Victoria in Londen.
De handelaren zochten steun en die kwam vanuit Londen, ook zij wilde een vrije handel met
China en een vorming van diplomatische relaties met ambassadeurs en verdragen. Met
troepen uit India en het gebruik van hun controle op de zee begonnen de Britten met de
eerste, van de twee, Opium oorlog wat de Chinese overheid dwong om in te gaan op de
eisen. In 1842 kwam het verdrag van Nanking, waarbij het eiland Hong Kong afgestaan werd
aan de Britten, een vergoeding van 100 miljoen te betalen en vier grote steden te open voor
onbeperkte buitenlandse handel met lage belastingen. Hier bloeide de handel in Opium op.
Maar in 1856 tot 1860 begin de tweede opium oorlog met de inname van Beijing door
, zeventien duizend Britse en Franse troepen. Dit leidde tot nog een ronde van verdragen wat
de handelaren meer privéleges gaf en missionarissen bescherming en wat China dwong
handels en investeringen eisen aan te nemen die vaak niet in het voordeel van ze waren. Dit
betekende dat Europa een Opium verslaving en geweld gebruikt om China open te stellen
voor buitenlandse handel.
Japan en de Verenigde Staten
Europese handelaren en missionarissen kwamen voor het eerst in Japan in de zestiende
eeuw. In 1640 hadden de Japanse leiders negatief gereageerd op hun aankomst. De
overheid besloot alle buitenlanders te verbannen en het land afsluiten om de Japanse cultuur
en samenleving te behouden. Wanneer Amerikaanse en Britste schepen tweehonderd jaar
later in de buurt kwamen was dit beleid nog steeds in stand. Een order van 1825
gecommandeerde Japanse schepen dreven ze snel weg. Deze isolatie zag er vijandig en
barbaars uit vooral voor de Verenigde Staten. Het ging tegen de hoop van handel en winst
en was gevaarlijk voor dichtbij varende schepen. Voor de Amerikanen was het een plicht om
de Japanse poorten te openen voor de handel en ze te laten gedragen als een beschaafde
natie. Na een paar onsuccesvolle pogingen stormde commandant Matthew Perry Edo Baai
(nu Tokyo) binnen in 1853. Met een kanonneerboot politiek eiste hij diplomatie met de
keizer. Sommige Japanse militaire leiders boden weerstand maar de seniore officiers zagen
hoe weerloos de steden waren tegen een zee bombardement. Met tegen zin spraken ze een
verdrag af met de Verenigde Staten en opende twee havens voor de handel. Over de
volgende vijf jaren werd de handel steeds toegankelijker en Japan was open gesteld.
Westerse penetratie van Egypte
Europese betrokkenheid in Egypte zorgde voor een nieuw model van formele politieke
control, wat ze toepaste in Afrika en Azië na 1882. Het oude land van Farao’s was vanaf 525
v.C. geleid door buitenlanders, waaronder de Ottomaanse sultans. In 1798 namen Franse
legers onder leiding van Napoleon Egypte in en leidde het voor drie jaar. De Turks spekende
generaal Mohammed Ali (1796-1849) kwam op en werd de eerst gouverneur van Egypte in
1805 aangesteld door de Ottomaanse sultan. Hij huurde Italiaanse en Franse officiers in om
het leger te trainen. Hij reformeerde de overheid, verbouwde nieuwe grond en verbeterde het
communicatie netwerk. Zijn gemoderniseerd programma trok de aandacht van Europeanen
aan de oevers van de Nijl. De havenstad Alexandria had meer dan vijftig duizend
Europeanen in 1864. Ze diende in het leger, als dokters, engineers, overheid ambtenaren en
politie officieren. Andere legde de focus op de handel. Om voor de hervormingen te betalen
stimuleerde Mohammed de ontwikkeling van commerciële landbouw. De boeren waren er
arm en verbouwde hun eigen grond maar met de mogelijkheid op export van
landbouwproducten begonnen de hoge ranken en leden van zijn familie privé landen te
vormen. De boeren waren geforceerd om hier producten zoals graan en katoen te gaan
verbouwen. Ze moderniseerde de landbouw, maar tot de nadelig van het boeren leven. Dit
werd voortgezet onder de regering van zijn kleinzoon Ismail die in 1863 zijn zestien jarige
regering begon als prins. Hij was een westers autocratisch. Het irrigatie netwerk vergrote de
export van katoen en met hulp van de Fransen kwam in 1869 het Suezkanaal. De officiële
taal werd Turks gesproken bij Ottomaanse leiders. Jonge Egyptenaren studeerde in Europa
en in Cairo kwamen moderne boulevard en westerse hotels. Maar hij was wel te ongeduldig
en de projecten kosten heel veel geld. In 1876 had hij bij buitenlandse obligatiehouders
enorme schulden die hij niet kon betalen. Frankrijk en Groot-Brittannië stapte in en dwongen
hem Franse en Britse commissionairs in te stellen om de financiën in de gaten te houden.
Europeanen gingen Egypte effectief leiden. Deze controle van de financiën leidde tot
gewelddadige reacties van Egyptische religieuze leiders, jonge intellectuelen en militaire
leiders. In 1897 vormde ze onder leiding van kolonel Ahmed Arabi een Egyptische
Nationalistische Partij. Door de druk moest Ismail aftreden in gunst van zijn vruchteloze
zoon, Tewfiq (r. 1879-1892), wat leidde tot bloederige anti-Europese opstanden in Alexandria
in 1882. Enkelen Europeanen werden vermoord en Tewfiq en zijn hof moesten vluchten naar
Britse schepen voor veiligheid. Een Brits leger duwde de opstand weg en nam Egypte