Samenvatting:
Interculturele
samenwerking in
organisaties
Globalisering: de internationale vervlechting van economische en sociale
relaties, waardoor steeds grotere delen van de wereld wat betreft de productie
van goederen en diensten en de relaties tussen mensen van elkaar afhankelijk
zijn geworden.
Het proces van globalisering kan worden beschreven aan de hand van de drie
E’s:
- E-mail: internationale, makkelijke communicatie
- eBay: de eerste succesvolle aanbieder van een internetdienst. Men is niet
langer gebonden aan lokale territoria waarin ze zich bevinden.
- EasyJet: was de eerste goedkope vliegmaatschappij. Dit maakt het reizen
een stuk gemakkelijker.
Het proces van globalisering wordt van elkaar onderscheden in drie aspecten:
1. Economische vervlechting: in de vorm van efficiënte en veelzijdige
handel en productie van goederen en diensten. Door de ontwikkeling van
telecommunicatie bevindt zicht dit in een versnellingsproces. Het begrip
voedselkilometer illustreert internationale arbeidsverdeling, het aantal
kilometers tussen grond en mond. Hoe hoger deze afstand is, hoe
duidelijker de arbeidsverdeling is.
Er zijn twee manieren om werk naar andere landen te verplaatsen:
uitbesteden/verplaatsen van productie (1) of van dienstverlening (2).
Effecten van globalisering
- Investeringen in het buitenland nemen toe;
- Internationale financiële transacties nemen toe in omvang;
- Bedrijven fuseren met buitenlandse partners of worden overgenomen;
- Het zet de arbeidsvoorwaarden in Nederland en andere westerse landen
onder druk. Door de internationalisering van handel en kapitaalmarkten is
de concurrentie wereldwijd toegenomen.
De effecten van globalisering stellen hogere eisen aan de werknemers in
Nederland. Ten eerste worden arbeidsvoorwaarden en arbeidsplaatsen
bedreigd. Globalisering heeft sinds enkele jaren niet alleen consequenties
voor laagopgeleiden. Ook de autochtone, goed opgeleide werknemers
zullen moeten oppassen. Zij zullen in toenemende mate de gevolgen
ondervinden van de hevige internationale concurrentie uit andere
ambitieuze landen. Op de achtergrond speelt bovendien het probleem mee
van de moeizamer wordende aansluiting van vraag en aanbod op de
Nederlandse arbeidsmarkt. Dat maakt de positie van Nederlandse
afgestudeerden niet gemakkelijker. Er worden weliswaar voldoende
mensen aan hbo’s en uni’s opgeleid, maar niet altijd in de sector waar
vraag is en niet altijd met de benodigde kennis en vaardigheden. Vooral in
de ICT, techniek, industrie, gezondheidszorg en het onderwijs zitten
bedrijven en instellingen te springen om goed gekwalificeerd persoon.
1
,2. Sociale vervlechting: migratiebewegingen van arm naar rijk.
Vanaf de 16e eeuw wordt de sociaaleconomische ontwikkeling van
Nederland beïnvloedt door een constante stroom van immigranten.
Eeuwenlang heeft de overheid zich uitgenodigd opgesteld voor bepaalde
groepen immigranten die als aanwinst voor het land werd gezien. Dit was
met name met een economische blik gunstig.
In de 20e eeuw tot de 2e Wereldoorlog zijn er veel migratiebewegingen
geweest in het kader van oorlogssituaties. In deze periode is ook voor het
eerst letterlijk de grens bewaakt, vluchtelingen werden op grote schaal
geweerd.
Na de 2e Wereldoorlog kwamen er grote groepen migranten met
verschillende achtergronden naar Nederland. Ten eerste waren er de
immigrant als gevolg van het dekolonisatieproces, maar ten tweede
mensen met een gastarbeiders functie. De Turken, Marokkanen,
Surinamers en Antilianen vormen de grootste minderheidsgroepen in
Nederland, ook wel de klassieke herkomstgroepen genoemd. Daarnaast
zijn er 5 nieuwere minderheidsgroepen: Afghanen, Irakezen, Iraniërs,
Joegoslaven en Somaliërs. Deze groepen bestaan met name uit politieke
vluchtelingen, ook wel asielzoekers genoemd. De migranten die na 1945
naar Nederland kwamen, kunnen we naar verschillende overeenkomsten
groeperen. Veel van hen vallen onder een van deze 8 noemers:
- Gerepatrieerde Nederlanders en Indische Nederlanders: het
voormalige Nederlands-Indië veranderde van een Nederlandse
kolonie in de onafhankelijke staat Indonesië. De bevolking kenden
de Nederlandse taal en cultuur en waren gemotiveerd om in de
Nederlandse samenleving te integreren. Ze worden echter niet meer
als een etnische minderheid gezien, ze zijn geslaagd voor de
integratie.
- Molukkers: ook afkomstig uit voormalig Nederlands-indie, geboren
op Molukken. Was niet wenselijk voor beide partijen, daarom is
integratie vrijwel niet gelukt. Ondanks dat eerder de verwachting
was dat ze zich elders konden huisvesten, bleek dat niet het geval
en zijn er eigen wijken voor deze minderheidsdoelgroep gemaakt.
- Surinamers: de onafhankelijkheid van Suriname leidde uiteindelijk
tot het vertrek van een derde van de bevolking. Omdat Suriname in
de jaren 80 economisch en politiek onstabiel was kwamen er veel
mensen naar Nederland. Veel succesvolle Surinaamse Nederlanders
keren weer terug naar hun vaderland.
- Antillianen: kwamen naar Nederland bij gebrek aan perspectief op
een goed leven in eigen land. Ze score echter relatief laag op
arbeidsdeelname en voltooien van opleiden, maar hoog op
criminaliteit en tienerouderschap.
- De nieuwe gastarbeiders: sinds 2004 is er een beleid voor
arbeidsmigranten. De overeenkomst met de nieuwe en oude
gastarbeiders is dat ze werk doen waar vrijwel geen opleiding voor
nodig is. Het verschil is echter dat er nieuwe toelatingseisen gesteld
zijn. Nederland worstelt echter wel met het feit dat men beroep kan
doen op de Nederlandse, royale, voorzieningen waaronder een
uitkering.
- Asielmigranten: er moet onderscheid gemaakt worden tussen
asielzoekers en vluchtelingen. Asielzoekers hebben hun land van
herkomst om uiteenlopende redenen moeten verlaten. Er is nog niet
vastgesteld of ze voldoen aan de vereisten voor een asielstatus. De
meeste bekende is erkend vluchtelingschap. Een vluchteling is
2
, iemand die zijn land heeft verlaten omdat hij gegronde redenen
heeft om in zijn land van herkomst te vrezen voor vervolging
vanwege ras, godsdienst, nationaliteit of politieke overtuigingen.
Van alle asielzoekers wordt nog geen 10% toegelaten vanwege de
strenge eisen.
- Illegalen: de aanscherpingen van het vluchtelingenbeleid hebben
geleid tot een toename van het aantal illegale in Nederland
gevestigde immigranten. Na een afwijzing van een asielaanvraag is
het vaak niet meer mogelijk om terug te keren naar land van
herkomst. De pardonregeling uit 2007 maakt een einde aan hun
lijdensweg, maar desondanks kwamen er veel nog niet in
aanmerking. Naar schatting verblijven er nu 100.000 illegalen in
Nederland, ondergebracht bij hun netwerk, kerkelijke- en andere
organisaties. Ook sommige gemeenten bieden hulp aan, naast de
hulp van individuele burgers.
- Gastarbeiders: uit gebrek aan werkperspectief emigreerde in de
jaren 50 meer dan een half miljoen Nederlanders, maar in de jaren
60 waren deze rollen omgekeerd. De krappe arbeidsmarkt trok
ongeschoolde gastarbeiders aan die graag werk deden waar gebrek
aan was in Nederland. Begin jaren 60 moesten gastarbeiders
ongetrouwd en kindloos zijn, vanaf 1963 mochten ook kindloze
vrouwen komen. Na grote drukte van het bedrijfsleven en het
ministerie van economische zaken, die zagen dat mannen zonder
hun gezin al snel Nederland voor gezien hielden, mocht vanaf 1965
ook kinderen naar Nederland komen. Vanaf 197 werd deze werving
gestopt. De gezinshereniging en daarna de immigratie van het gezin
heeft er voor gezorgd dat veel immigranten zijn gebleven en nu nog
steeds in Nederland wonen. Wat opvalt is dat deze groep relatief
laagopgeleid of analfabeet is. De huwelijksmigratie daalt sinds 2001
vanwege aanscherpingen in de toelatingseisen. Bovendien voelen
de in Nederland opgegroeide jongen zich cultureel meer verwant
met leeftijdsgenoten die hier zijn opgegroeid.
De omvang van de bevolking hangt samen met 2 factoren: het
geboortesaldo en het migratiesaldo. Het aantal geboorten neemt als een
geruime tijd af. Het aantal sterfgevallen is iets minder dan het aantal
geboorten. Het geboortesaldo, oftewel de natuurlijke aanwas van de
bevolking – geboorte minus sterfte – is daarom gering, maar wel positief.
Het migratiesaldo is het verschil tussen het aantal immigranten en
emigranten. Dit saldo is dus positief als de immigratie de emigratie
overtreft. Enerzijds zien we een behoorlijke emigratie, anderzijds wordt die
toch in de regel overtroffen door immigratie.
Om de migratiesaldo te laten dalen zijn er maatregelen genomen
waaronder:
- Strengere Vreemdelingenwet in 2001: het aantal asielaanvragen
daalde
- Het proberen tegen te houden van huwelijksmigratie door middel
van het optrekken van de leeftijd van de huwelijksmigratie, het
verplichte inkomensminimum voor de Nederlandse
huwelijkspartners en het slagen voor de inburgeringstest die in het
land van herkomst moet worden afgelegd. Hierdoor is het aantal
huwelijksmigranten sterk afgenomen, maar vanuit andere landen
komen echter steeds meer verzoeken vanuit onder andere Thailand,
3