Leerkracht 1 periode 2
College 7: interactie met de kinderen
Interactievormen
Bij interactievormen worden situaties gecreëerd waarin tussen leerlingen onderling of tussen leraar
en leerlingen ervaringen, belevenissen, kennis en vragen enz. worden uitgewisseld.
Door interactievormen te gebruiken leren leerlingen:
Zich open te stellen voor de ander
Te overleggen
Actief te luisteren
Een mening te vormen
De leerstof te verwerken, deze te verwoorden en toe te passen.
Gesprekshouding van de leraar is van doorslaggevend belang voor het verloop van het gesprek en de
te behalen doelen. Je kunt hierbij denken aan een dialoog, empathisch vermogen en een veilig
pedagogisch klimaat.
Belangrijke interactievormen zijn klassengesprek, kringgesprek, onderwijsleergesprek en
discussievormen.
- Klassengesprek: ‘een oriënterend gesprek als onderdeel van een les’. Er hoeft niet perse een
kring opstelling.
- Kringgesprek: ‘Een zelfstandige activiteit waarbij de kinderen in een kring zitten’. Voordeel:
ze kunnen elkaar zien en worden via zo’n opstelling directer bij het gebeuren betrokken.
Het doel van een gesprek kan verschillen:
a) Een gesprek waarin ervaringen en belevenissen uitgewisseld worden
De bedoeling van dit gesprek is dat kinderen eigen ervaringen, belevenissen en interesses
uitwisselen. Bij veel scholen wordt dit zo vaak gedaan in de routine dat de waarde ervan
verloren is gegaan.
Het gesprek heeft de volgende kenmerken:
De kinderen worden in de gelegenheid gesteld te uiten wat hen bezig houdt
Er vindt een uitwisseling van informatie, gevoelens en meningen plaats
De kinderen leren naar elkaar te luisteren
De kinderen leren verschillende soorten vragen te stellen
De leraar wordt geïnformeerd over de kinderen bezig houdt
Echt luisteren wordt gestimuleerd door kinderen de gelegenheid te geven vragn te
stellen, de leraar moet zich luisterend opstellen en de kinderen stimuleren tot vertellen.
De opstelling moet zo zijn dat de kinderen elkaar kunnen zien.
Tijdsduur is afhankelijk van leeftijd, interesse en motivatie van de kinderen.
b) Een gesprek over een bepaald onderwerp door de kinderen geleid
Essentieel in dit gesprek is dat de kinderen spreken over hetzelfde onderwerp. De inbreng
van de leraar is daarbij minimaal, de kinderen leiden zélf het gesprek. De leraar stimuleert zo
nodig het spreken en luisteren. Daarbij is het belang dat hij de moed heeft om stiltes niet te
onderbreken
1
, Belangrijk is dat in de hele school dezelfde opvatting over dit soort gesprekken bestaan en
dat de routines en regels door de jaren heel gehandhaafd worden (leerlijn)
Voor de tijdsduur geld hetzelfde.
Ook hier is het nodig dat er afspraken gemaakt worden: Hoe maak je kenbaar dat je iets wil
zeggen? Hoe geef je de beurt door aan en ander? Hoe kun je wisselen van sub-onderwerp?
c) Het onderwijsleergesprek
In tegenstelling tot de vorige vorm leid de leraar dit gesprek. Hij heeft het onderwerp zo
voorbereid dat via een bepaalde vraagmethodiek het doel bereikt wordt.
Aanschouwelijk materiaal kan een belangrijk middel zijn. Bijv. mindmapping op het digibord.
Om te vormkomen dat het gesprek ontaard in een vraag- en antwoordspelletje kan de leraar
gebruik maken van een aantal technieken:
Beperkende vragen stellen: slechts een beperkt aantal woorden is goed
Denkhulp bieden: kun je het anders zeggen, wat bedoel je daar precies mee,
bemoedigend knikken
Eerst de vraag stellen aan de hele groep, denktijd geven en daarna pas een naam
noemen
Gegeven antwoorden doorspelen naar andere kinderen en reacties vragen
Het positieve in foutieve antwoorden honoreren, niet remmen door kinderen af te
kraken, sarcastisch te benaderen ofs.
Voor meegebrachte aanschouwingsmiddelen (platen, voorwerpen, dieren) moeten kinderen
de gelegenheid krijgen om het van dichtbij te zien.
d) Forumdiscussie
De bedoeling van deze interactievorm is dat er een discussie over een bepaald onderwerk
ontstaat, nadat daarover informatie is gegeven door de ‘deskundige forumleden’.
Enkele kinderen werken ter voorbereiden een aantal teksten door of hebben de zelfde hobby
ofz. De voorzitter, die onpartijdig is, geeft een korte inleiding op het onderwerp, waarna hij
elk forumlid de gelegenheid geeft zijn verhaal binnen een bepaalde tijd te vertellen. Daarna
kunnen ze met elkaar in discussie.
Afspraken nodig: De taak van de voorzitter, de regels voor de forumleden, de regels voor de
toehoorders.
Verschillende soorten vragen:
Waarnemingsvragen: het antwoord kan gevonden worden door goed te kijken, luisteren,
voelen, ruiken.
Geheugenvragen: we doen een beroep op dingen die een kind reeds ervaren heeft of weet.
Creativiteitsvragen: de antwoorden op deze vragen worden gekenmerkt door het nieuwe,
het andere; dit soort vragen kan gebuikt worden als het productie van ideeën gaat
Toepassingsvragen: eenmaal geleerde principes worden toegepast in een nieuwe situatie
Denk vragen: het ordenen, bij elkaar zoeken, vergelijken en dergelijke van informatie. Men
verdeel denkvragen wel in:
- Analysevragen: het aangeven van motieven en oorzaken
2
, - Synthesevragen: het samenvoegen van elementen waardoor je voorspellingen kunt
doen, problemen kunt oplossen of waardoor je nieuwe mogelijkheden ziet
- Evalutatievragen: het uitspreken van een oordeel
- Open en gesloten vragen: op open vragen zijn meer antwoorden mogelijk, ze leiden tot
een divergent denkproces; op gesloten vragen is slechts één antwoord mogelijk, ze
hebben meestal een convergent denkproces tot gevolg.
- Producerende en reproducerende vragen: bij de eerste soort denkt men aan vragen
waarbij actief iets nieuws geproduceerd wordt, terwijl bij de tweede soort weergeven
wordt wat eerder geleerd is.
Bij het stellen van vragen zijn de volgende punten van belang:
Betrek alle kinderen bij het nadenken over de vraag, dus stel de vraag, geef een
denkpauze, noem dan een naam
Geef zoveel mogelijk kinderen een beurt
Waardeer de antwoorden positief; geef niet direct zelf het goede antwoord of een
oordeel over een antwoord
Vraag door, dat wil zeggen probeer erachter t komen hoever het kind gedacht heeft; het
antwoord toespitsen, nader verklaren of relateren aan iets anders.
Communicatievaardigheden
Communicatie is tweerichtingsverkeer. Als je als leerkracht niet luistert, is er geen communicatie,
maar een monoloog. Goed luisteren en de techniek van goed luisteren worden vaak onderschat.
Het luisteren dat beschreven wordt is nodig voor goed onderwijs en maakt deel uit van de
pedagogische bekwaamheid van elke leerkracht, in het bijzonder voor de competenties
interpersoonlijk competent en pedagogisch competent.
Uitzenden en opvangen van signalen
Veel leerkrachten weten niet precies wat ze moeten doen wanneer leerlingen hun gevoelens of
problemen laten blijken of ter sprake brengen. Sommigen voelen er niet veel voor om op te treden
als helper of raadgever. Problemen verstoren het leerproces.
Taal van de non-acceptatie
Taal van non-acceptatie: de signalen die leraren geven als ze ‘gewoon door willen met de les’, de
leraar wil dat het kind geen problemen heeft, zich aanpast, doet alsof er geen problemen zijn.
Er wordt niet geprobeerd in te gaan op de gevoelens van de leerling. De leerkracht accepteert het
gedrag niet en maakt daardoor geen gebruik van de kans erachter te komen wat echt het probleem
van de leerling is.
Drie non-acceptatie categorieën:
1. Advies geven, oplossingen aandragen
2. Oordelen, negatieve waardering uitdrukken
3. Het probleem uit de weg gaan, vermijden
Monika van 5 huilt “Ik mag van Diana niet met die pop spelen!”
1. Het geven van adviezen en oplossingen aandragen kan verschillende vormen aannemen
3