1.1 Wat zijn organisaties
1.1.1 hoe herken je een organisatie?
een organisatie definiëren we als een menselijk samenwerking die blijvend is. De organisatie
heeft drie belangrijke kenmerken. Zonder deze kenmerken geen organisatie. Het gaat om de
volgende kenmerken:
- er is sprake van samenwerking door mensen
- aan een gemeenschappelijk doel
- met de bedoeling de organisatie voort te laten bestaan.
De mens ziet in dat samenwerking in organisaties voordelig is. Iedereen wordt daar beter van.
Dat komt door het zogeheten synergie-effect, wat wil zeggen dat mensen meer bereiken als ze
samenwerken dan wanneer ieder voor zich werkt. Het zorgt ook voor een beter schaaleffect
wanneer je met ze alleen samen werkt kost het minder tijd dan dat iedereen het alleen doet.
Doorgaans gaan we bij de besturing van organisaties uit van de gedachte dat we er alles aan
moeten doen om de organisatie te laten voorbestaan. Anders zouden we ook heel verkeerde
kortetermijnbeslissingen nemen. Om dit te voorkomen, moeten we ons houden aan de interne
hoofddoelstelling van de organisatie: het streven naar het voorbestaan van de organisatie. De
externe hoofddoelstelling is het voorzien in een maatschappelijke behoefte. Als er in de
maatschappij niemand op de organisatie zit te wachten, bijv. om er te werken dan is de
organisatie immers overbodig en ten dode opgeschreven.
1.1.2 verschillende betekenissen van het begrip organisatie
met órganisatie ’kunnen we verschillende dingen bedoelen. We kennen namelijk het begrip
organisatie op de volgende wijze:
-functioneel: dan doelen we op het effectief op elkaar afstemmen van activiteiten. Bijvoorbeeld
in ‘de organisatie van een feest door een paar mensen.
- institutioneel: dan doelen we op een órganisatie ’als instituut, met een bepaalde naam en
locatie, bijvoorbeeld organisatie Philips met haar hoofdkantoor in Amsterdam
- instrumenteel: dan doelen we op de manier waarop men de zaak geregeld heeft in de
organisatie. Daarbij gaat het om de manier waarop men de taken verdeeld heeft, hoe men zaken
afstemt, welk afdeling men gecreëerd heeft en dergelijke.
1.1.3 organisatie, bedrijf en onderneming
de begrippen órganisatie’, ‘bedrijf’ en onderneming’ hebben wat met elkaar te maken maar zijn
toch verschillen. Een organisatie was zoals we eerder zagen een menselijk
samenwerkingsverband dat doelgericht en blijvend is. Sommige niet alle, organisaties zijn een
bedrijf. Een bedrijf betreft namelijk alleen de organisaties die goederen en/of diensten maken
om deze op een afzetmarkt te verkopen. De bedrijven op hun beurt kunnen we weer
onderverdelen in bedrijven met en zonder winstoogmerk. De bedrijven zonder winstoogmerk
hebben vaak een ideëel of maatschappelijk doel, zoals een waterleidingbedrijf. De bedrijven die
wel een winstoogmerk hebben zijn bijv. Coca-Cola, Hilfiger.
1.1.4 Juridische keuzen ten aanzien van de organisatie
organisaties kennen we in verschillende juridische gedaanten die we rechtsvormen noemen. Er
zijn rechtsvormen voor zogeheten natuurlijke persoenen. Dat zijn mensen van blees en bloed. En
er zijn rechtsvormen voor installaties, waarbij de organisatie als geheel een rechtsvorm krijgt. Dat
noemen we de rechtspersoon.
we kennen de volgende rechtsvormen voor natuurlijke personen:
, - eenmanszaak. Hierbij is de eigenaar met zijn gehele privévermogen aansprakelijk voor schulden
in de ‘zaak’
- maatschap. Deze rechtsvorm wordt veelal gebruikt door beoefenaren van een vrij beroep die
willen samenwerken (als maten). De maten zijn voor een gelijk deel van mogelijke schulden
aansprakelijk.
- vennootschap onder firma (vof). Vaak kortweg ‘firma’ genoemd. Dit is een
samenwerkingsverband tussen twee of meer personen (de firmanten) onder één naam. Soms
brengen diamanten alleen (start)kapitaal in, soms brengen ze arbeid in of vergunningen (bijv.
drankvergunning). De firmanten zijn allemaal aansprakelijk voor de schuld van de vof, met hun
privévermogen.
- commanditaire vennootschap (cv). Deze rechtsvorm is vergelijkbaar met de firma. Het verschil
is dat bij de cv sprake is van actieve en stille (commanditaire) vennoten. De stille vennoten
brengen alleen geld in als financier, maar gaan niet meewerken in de organisatie. De
commanditaire vennoot kan wettelijk gezien niet meer verliezen dan zijn totale inleg. Hij is
daarboven niet aansprakelijk meer.
Bij de rechtspersonen komen we de volgende rechtsvormen tegen:
- Naamloze vennootschap (nv). Bij deze vorm zijn de aandelen wat men noemt áan toonder’.
Iedereen die de aankoopprijs van het aandeel op een anderenbeurs kan en wil betalen, kan
ze kopen. De aandeelhouders worden eens per jaar bijeengeroepen in de ava (algemene
vergadering van aandeelhouders). Een nv kent een raad van bestuur en toeschouwers in de
vorm van een raad van commissarissen. Alle beursgenoteerde ondernemingen zijn nv.
- Besloten vennootschap (bv). De bv is vergelijkbaar met de nv, met het belangrijkste verschil
dat de aandelen van de bv juist wel op naam staan. Als de aandeelhouder de aandelen niet
kwijt wil, kan niemand eraan komen. De aandeelhouder van een bv is niet met zijn
privékapitaal aansprakelijk voor schulden van de bv.
- Coöperatieve vereniging (cv). De cv is een vereniging van elden die hetzelfde doel nastreven,
bijv gezamenlijke inkoop van producten bij winkeliers. Ook de cv heeft ene raad van bestuur
en toezicht in de vorm van een raad van toezicht. Bv Rabobank.
1.2 Hoe werken organisaties en wat heb je eraan?
1.2.1 Het transformatieproces
In de kern kunnen we alle organisaties op de navolgende wijze karakteriseren. Organisaties
worden opgericht met een bepaalde doelstelling. Om die doelstelling te realiseren, zal input
veranderd moeten worden in output. Dit omzettingsproces is vergelijkbaar met processen
die plaatsvinden in de mens, andere levende wezens, tal van machines enzovoort. De mens
neemt voedsel tot zich, doet energie op door te slapen en zet dit overdag om in beweging, in
denkprocessen, in het warm houden van het lichaam. Dit transformatieproces is ook van
toepassing op organisaties. Laten we het voorbeeld nemen van een productieorganisatie:
een boerderij voor landbouwgewassen als aardappels.
Aan de inputzijde onderscheiden we:
- Materialen (zaden, kunstmest, water):
- Middelen (menselijke arbeid door boer en personeel, geld, Eu-subsidies, investeringen,
informatie over optimale productiemethoden):
- Overige factoren (wetgeving, klimaat):
In de organisatie wordt deze input getransformeerd tot:
- Gewenste output (verkoopbare producten in de vorm van gewassen en daarmee omzet):
- Ongewenste output (afval, milieuvervuiling, onverkoopbare producten).
, 2.2 omgevingsinvloeden
De organisatie staat rechtstreek contact met de omgeving. De economie, de bevolkingsopbouw en
het politieke klimaat in die omgeving hebben een sterke invloed op de organisatie. Vb.: als het
loonpeil in de regio waar e zit erg hoog is, heeft dat effect op de verkoopprijs. De looncomponent in
de verkoopprijs zal anders liggen dan in een lagelonenlanden.
Men moet de omgeving goed in kaart hebben om te kunnen zien hoe deze invloed uitoefent op de
organisatie. Stone en Freeman (2002) geven aan dat er drie schillen te herkennen zijn in de omgeving
van de organisatie:
1. De interne belanghebbenden: de partijen die een direct belang bij de organisatie hebben, bijv.:
werknemers
2. De externe belanghebbenden: partijen die geen onderdeel van de organisatie zijn, maar er wel
een duidelijk belang bij hebben; we moeten dan denken aan concurrenten, klanten, leveranciers.
3. De indirecte omgeving: de algemene omgevingsvariabelen die van invloed zijn op de organisatie,
de zogeheten DESTEMP- variabelen. De afkorting DESTEMP verwijst naar de respectievelijke eerste
letter van zeven variabelen.
De zeven DESTEMP-variabelen
Demografische variabelen. Hierbij moeten we denken aan de omvang, groei en samenstelling van
de bevolking. Vergrijzing, groei, babyboom. Op de arbeidsmarkt en de verkoopmarkt.
economische variabelen. De economie kan variëren en daarmee invloed hebben op de organisatie.
Het besteedbare inkomen voor de producten of diensten die de organisatie biedt, de loonkosten, de
conjunctuur hebben allemaal invloed op het functioneren van een organisatie.
sociale variabelen. De organisatie wordt beïnvloed door socialen variabelen als he percentage
tweeverdieners, de mogelijkheden van en de gedachten over kinderopvang, de arbeidsmoraal (hoe
goed en hoeveel uur in de week is men bereid om te werken bijvoorbeeld).
Technologische variabele. Hoe wordt er geproduceerd en wat is de stand van de techniek.
Ecologische variabelen. Hierbij speelt de vraag hoe het land of de regio waar de organisatie zich
bevindt met het milieu omgaat. Wordt de organisatie geacht hierin een rol te spelen (door duurzaam
te produceren)? Ook kan het zo zijn dat de organisatie beïnvloed wordt door de staat waarin het
milieu verkeert in haar omgeving.
Markt-en bedrijfstakvariabelen. Hierbij moet je denken aan de omvang van de markt waarop de
organisatie actief is, de hevigheid van de concurrentie op die markt en de stand van zaken in de
bedrijfstak.
Politieke variabelen: is er sprake van een overheid die zich actief bemoeit met de economie en de
marktverhoudingen? Of kiezen de politieke bestuur kansen voor organisaties door middel van
subsidies of werpen ze juist drempels op?
Voor de organisatie betekenen deze omgevingsinvloeden het volgende:
1. De organisatie zal zich bewust moeten zijn van de omgeving en deze moeten kennen.
2. De organisatie zal keuzes moeten maken ten aanzien van de omgeving. Waar willen we zitten?
Waar produceren we? Hier of in lage Loenen landen.
3. De organisatie zal moeten proberen de omgeving naar haar hand te zetten en te beïnvloeden. Veel
ondernemingen zijn in Nederland lid van de werkgeversorganisatie VNO-NCW, die onder andere
tracht de politiek en de publieke opinie t beïnvloeden. Organisaties proberen ook individueel het
publiek te beïnvloeden door reclame te maken voor hun producten of diensten. Op deze wijze
creëert men een vraag of verhoogt men deze. Organisaties sponsoren goede doelen of doen
pogingen duurzaam (met respect voor natuur en milieu) zaken te doen. Allemaal acties waarmee
men poogt de omgeving te veranderen.