Elchardus H1
Alles wat in de maatschappij bestaat, had ook anders kunnen zijn. Al die dingen waarvan we
soms aannemen dat zij natuurlijk zijn en verbonden met onze diepste eigenheid, hadden zich in
de loop van geschiedenis ook anders kunnen ontwikkelen: contingent.
Contingent= iets is contingent als het noodzakelijk noch onmogelijk is en het dus ook anders
had kunnen zijn. Het contingente kan niet gelijk worden gesteld aan het arbitraire.
Alles is contingent maar niet arbitrair of willekeurig.
Rousseau: volgens Rousseau zullen de mensen wetten enkel respecteren en hun plichten
naleven als een religie hen daartoe aanzet en motiveert. De religie moet ervoor zorgen dat er
goede, degelijke burger gekweekt worden. Hij bekritiseerde de religie, omdat die de taak
volgens hem onvoldoende op nam.
Besef van het contingente: men schrijft de organisatie van de samenleving(wetten, huwelijk),
niet langer op rekening van goddelijke wil of natuurlijke noodzaak. Wij, mensen, zijn er de
makers van.
Verlichting: de rede moest de grondslag van de maatschappelijk orde worden en niet de
goddelijke voorschriften. De rede en het wetenschappelijke denken zo maatschappelijke rust,
vooruitgang en geluk brengen.
Reactie op dit denken = de Tegen-verlichting vreesde dat het redelijke handelen wel eens tot
egoïsme, sociale ontreddering en vervreemding kon leiden.
Grondlegger van de sociologie: Auguste Comte. Hij pleitte voor een sterk zakelijke, op strakke
wetenschappelijke observatie en logica gesteunde sociologie.
Hij onderkende 3 stadia in de menselijke ontwikkeling:
1. Die van het religieuze
2. Die van het metafysische
3. Die van het wetenschappelijke denken (het menselijk handelen en samenleven wordt
door de rede geleid)
Centrale vraag van Comte:
● Hoe kunnen mensen hun lot in eigen handen nemen zonder dat hun samenhang steunt
op macht en/of misleiding?
● Waarom en in welke mate is de door de mens geschapen maatschappelijke orde niet
willekeurig, niet arbitrair, en ons vertrouwen en onze inzet waard?
Debat Habermas en Luhmann (over vraag van Comte
,Habermas (verlengde van de verlichting, maar verlichting is onvoldragen proces):
● Wetenschap kan ons op veel manieren vertellen hoe we iets doeltreffend en/of efficiënt
kunnen aanpakken, maar niet waarom we eerder het ene dan het andere moeten doen.
● We moeten kennis en handelingswijzen ontwikkelen die ons toestaan onze doelen en
dus onze geschiedenis redelijk te kiezen en beheersen.
● De wetenschap reikt ons een methode aan om met elkaar te communiceren.
Ongedwongen communicatie zorgt ervoor dat eerlijke en redelijke mensen het eens
worden over beleidsprioriteiten.
Luhmann (tegen-Verlichting):
● Het is zinloos je af te vragen welke doelen de juiste zijn en we zullen het niet eens
worden
● We moeten met het contingente leren leven door het arbitraire op een aantal punten te
aanvaarden.
● Hoe worden we het eens?
○ Meerderheidsregel: meerderheid respecteren anders creëren we chaos
○ Rechtspositivisme: de wet verdient respect, ongeacht haar inhoud of de doelen
die zij dient, zolang zij maar op de correcte wijze tot stand is gekomen. Over wat
rechtvaardig is zullen we het namelijk niet eens worden, maar we hebben wel
een wet nodig.
Luhmann: onze doelen en regels kunnen we niet ooit kiezen op een manier die iedereen
bevredigt en die door iedereen als rechtvaardig en redelijk beschouwd wordt. In plaats daarvan
moeten de keuzemogelijkheden van de mensen beperkt worden om chaos te voorkomen.
Habermas is van oordeel dat het recht toch rechtsvaardig moet zijn, en dat het moet worden
bekritiseerd op basis van het rechtvaardigheidsgevoel.
Sociale orde= Datgene wat het leven een mate van voorspelbaarheid en herkenbaarheid geeft
en op die manier leefbaar maakt. Verwijst naar het behoud van de mogelijkheid om tot
nageleefde regels te komen. Het is belangrijk dat we in dat verband een regel aannemen en die
naleven.(Het doet er niet toe of we links of rechts rijden, als we maar allemaal hetzelfde doen)
3 bronnen voor het niet-contingentie:
1. De natuur
2. De geschiedenis
3. De samenhang
Elchardus H2
, Taken socioloog:
1. Empirisch-analytische taak: betrouwbare kennis verwerven over de samenleving. De
samenlevingsvormen, de organisaties, de relatienetwerken, de groepen waarin we leven in
beeld zien te brengen. Inzicht verwerven in de samenhang die zich daarin voordoen en vat
krijgen op de regelmaten en oorzaak-gevolgrelaties. (bv: het onderzoek waarom meisjes
het op school beter doen)
Onderzoekscyclus: algemene stelling, verbijzondering van de stelling, hypothese,
toetsing en observatie, aanpassing van de theorie.
2. Kritische taak: De socioloog zal tegen bestaande belangen en vooroordelen ingaan. Hij
toont achter de werkelijkheid zoals het lijkt te zijn een dieperliggende werkelijkheid, die
mensen soms liever niet onder ogen zien. (Bv: er wordt gezegd dat het behaalde diploma
resultaat is van persoonlijke inzet en prestatie, de kritische taak van de socioloog is dan om
te zeggen dat dit door het milieu komt waar de leerling opgroeit (dit horen mensen veel
minder graag).
3. Praktische taak: sociologen willen niet alleen meer inzicht bieden, maar ook ons begrip
voor anderen en onze waardering voor de subtiliteiten van het samenleven vergroten.
Kennis moet voor hen niet alleen dienen om te beheersen en te veranderen, je moet het ook
begrijpen, waarderen en genieten.
De empirisch-analytische taak is de kernopdracht van de sociologie. De beste sociologie
weet de drie termen te combineren.
Kenmerken houding sociologen:
● Belangstelling voor samenhang: (elkaar geschenken geven, en uitnodigen, niemand
staat hierbij quitte, waardoor de mensen met elkaar verbonden zijn waarbij er telkens
een schuldeiser en schuldenaar is.)
● Afstandelijke betrokkenheid: de socioloog is betrokken bij de samenleving waarin hij of
zij leeft, maar kan tegelijkertijd voldoende afstand nemen om deze waar te nemen.
● Empirische gezindheid: er is geen abstract en vereenvoudigd mensbeeld, dit verplicht de
sociologen ertoe hun stellingen en opvattingen steeds weer aan de werkelijkheid te
toetsen.
● Respect
Elchardus H3
Satire= een nieuwe, onbekende wereld scheppen
Onbedoelde gevolgen (handelingen van de een heeft gevolgen voor de ander):