Naamvallen duits - Samenvattingen en Aantekeningen

Dit is een overzicht met daarin informatie over de 4 Duitse naamvallen. De inhoud bevat een overzicht van de lidwoorden, wanneer je welke naamval moet gebruiken, de keuzevoorzetsels en een kort schema van de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

Samenvatting Duits grammatica leerjaar 3 + 4. In het document staat alles grammatica van leerjaar 3 en 4 bij elkaar. Zo staat in het document: Naamvallen/persoonlijk voornaamwoord, het lidwoord (der-Gruppe), het bezittelijk voornaamwoord (ein-Gruppe), Präpositionen (voorzetsels), keuzevoorzetsels, het geslacht van zelfstandig naamwoorden, de werkwoorden sein, haben, werden, zwakke werkwoorden, het wederkerend voornaamwoord en de werkwoorden können, dürfen, mögen, möchten, müssen, solle...

Powerpoint uitleg De Duitse naamvallen 5H duits

Duitse naamvallen overzicht

Dit document is een handig overzicht van de basis voor de Duitse naamvallen. Er wordt vooral ingegaan op de 3e en de 4e naamval, maar ook op persoonlijke voornaamwoorden en bijzondere werkwoorden. Daarnaast wordt er uitgelegd wanneer de 3e en wanneer de 4e naamval gebruikt moet worden.

Alle grammatica van Duits 5vwo, naamvallen, der- ein gruppe, voorzetsels, werkwoorden vervoegen

Duitse Naamvallen hulpstencil uitleg

Samenvatting van Duits grammatica. Wat er in staat: Naamvallen gebruiken Bijvoeglijk naamwoord Zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord Persoonlijk voornaamwoord Blijven met heel werkwoord Gaan met heel werkwoord Komen met heel werkwoord Zitten te, lopen te, staan te met heel werkwoord Toekomst met werden Konjuntionen und Adverben Komasetzung Anweundung verschiedene Präpositionen Modale werkwoorden Vraagwoorden Woordvolgorde

Hierin zit alle grammatica van duits VWO1/2: schrijfregels, vraagwoorden, getallen tot en met 100 +1000 (je krijgt na 20 per tiental de getallen en dan krijg je de regels van hoe ze gevormd worden), lidwoorden, persoonlijke voornaamwoorden, ww zijn, ww hebben en worden, bezittelijke voornaamwoorden, dagen van de week, schoolvakken, klok kijken, rangtelwoorden, regelmatig werkwoorden (alle werkwoorden uitgelegd in het tegenwoordig en voltooide deelwoord), meervoudregels, naamvallen (nominativ en ...