Hoofdstuk 1
1.1
1.1.1
Onderzoek is de doelgerichte activiteit om voor het helpen oplossen van een onderkend probleem
kennis op te doen die nieuw is.
kennis: onderzoek is altijd erop gericht om iets te weten te komen en levert dus kennis over,
inzicht in of begrip van de werkelijkheid op.
die nieuw is..: onderzoek levert in principe kennis op die voor het onderzoek plaatsvindt nog niet
bestaat.
voor het helpen oplossen van een onderkend ‘probleem’: onderzoek moet een of ander nut
hebben en heeft dus pas zin als daarmee iets kan worden opgelost. Er ligt dus altijd een ‘probleem’
ten grondslag aan onderzoek.
activiteit: onderzoek veronderstelt dat je iets onderneemt. In het verlengde daarvan ligt dat je er
een plan voor maakt dat je min of meer systematisch uitvoert.
doelgerichte: die activiteit is er dan op gericht die kennis op te doen die relevant is voor de
oplossing van het probleem.
1.1.2
Het begrip onderzoek wekt associaties op met wetenschap. Het begrip ‘wetenschappelijk onderzoek’
wordt immers vaak gebezigd, maar ook dat begrip heeft meer dan 1 betekenis. Zo is er onderzoek
dat in de eerste plaats ten dienste staat van de ontwikkeling van de wetenschap. Dit zuiver
wetenschappelijk of fundamenteel onderzoek heeft tot doel de theorie verder te helpen. Bij
praktijkgericht onderzoek staat de verbetering van de praktijk of van het oplossen van problemen
daarin voorop. Het gaat dus om onderzoek dat praktisch relevant is omdat iemand een beslissing
neemt of wil nemen op basis van de onderzoeksresultaten. Door bijvoorbeeld de effectiviteit van
twee werk- of behandelmethoden in een onderzoek te vergelijken, is een gefundeerde beslissing
mogelijk over de voortaan te hanteren methode. Door het koopgedrag van jongeren te onderzoeken,
kunnen onderbouwde keuzes gemaakt worden voor de marketingstrategie.
Wetenschappelijk verantwoord onderzoek: houdt onder meer in dat aan een aantal eisen moet
worden voldaan:
De onderzoeker stelt zich objectief op en staat dus open voor elke uitkomst
De werkwijze en resultaten moeten door anderen gecontroleerd kunnen worden
Het onderzoek en de resultaten zijn herhaalbaar
Er wordt systematisch gewerkt.
De eis van objectiviteit hangt samen met het doel van onderzoek: tot ware uitspraken te komen.
Daarom moet een onderzoek zo veel mogelijk afzien van zijn eigen mening, oordelen, vooroordelen,
wensen en overtuigingen. Objectiviteit houdt ook in dat je onderwerpen en uitkomsten open onder
ogen durft te zien. De objectiviteit kan gevaar lopen door de eigen belangen en oordelen, maar ook
doordat beslissers, bestuurders of beleidsmedewerkers belang kunnen hebben bij bepaalde
uitkomsten.
Controleerbaarheid: is heel belangrijk. Komt ook doordat onderzoek geld, status, erkenning en macht
gemoeid kunnen zijn. De eis haalbaarheid ligt ook in het verlengde van de eis van
controleerbaarheid. Een onderzoek is zo opgezet dat anderen het in principe kunnen overdoen, en
daarmee kunnen nagaan of de resultaten gelijk zijn. In dat geval zijn de resultaten reproduceerbaar.
Het laatste kenmerk is de eis van systematiek in de aanpak van het onderzoek. Onderzoekers doen
niet nu weer eens dit, en dan weer eens dat. Zij proberen consequent te zijn en steeds oog te houden
voor onderlinge samenhang binnen datgene waar ze mee bezig zijn.
1.1.3
,De methodologie levert regels en technieken om onderzoek wetenschappelijk verantwoord uit te
voeren. Bovendien verschaft de methodologie een begrippenkader dat eraan bijdraagt dat degenen
die zich met het onderzoek bezighouden min of meer dezelfde taal spreken.
Gedrag is het gevolg van complexe processen, van een ingewikkelde en toevallige samenloop van
voorwaarden en omstandigheden.
Onderzoek naar verschijnselen waarin het toeval een rol speelt leidt meestal niet tot het opstellen
van strikte wetten, maar tot probalistische uitspraken (probability= waarschijnlijkheid). Dat zijn
uitspraken waarin kans en toeval een rol spelen. Je komt in de resultaten van dit soort onderzoek
termen tegen als ‘gemiddeld’, ‘meer’, ‘minder’, ‘zoveel kans op’, ‘slechter’, ‘vaker’, ‘meestal’, en
‘zoveel procent’. Deze termen kunnen meer of minder nadrukkelijk in de resultaten opgenomen zijn.
Voorbeelden van probalistische uitspraken:
Mannen zijn langer dan vrouwen.
80% van de sportleraren klaagt over gebrek aan beweging bij de schooljeugd.
De meerderheid van de kandidaten slaagt in 1x.
Wie als kind zijn woede nooit kan uiten, kan later gemakkelijker depressief worden.
1 hectare land levert normaal gesproken minstens 6 ton tarwe op.
Blikjes soep van merk X bevatten gemiddeld 9 gehaktballetjes.
Roken verhoogt de kans op longkanker.
De gegeven voorbeelden laten zien dat het doen van probalistische uitspraken niet het alleenrecht is
van de sociale wetenschappen. Een probalistische uitspraak is wél algemeen in de zin dat ze
afzonderlijke gevallen overstijgt, maar níét algemeen in de zin dat ze voor elk geval afzonderlijk kan
zeggen hoe het zit. Ook al is bijvoorbeeld de uitspraak ‘mannen zijn langer dan vrouwen’ waar, je
weet hiermee nog niet of meneer A langer is dan mevrouw B.
1.1.4
Kwalitatief onderzoek is vooral gericht op het achterhalen van de aard en de betekenis van
verschijnselen, waarbij de onderzoeker probeert om het perspectief van de onderzochte personen en
de context waarin die zich bevindt zich zo goed mogelijk voor te stellen. De onderzoeker probeert in
de huid van de onderzochte personen te kruipen. Onderzoekers gaan veelal interpreterend te werk.
De nadruk ligt op zaken als (subjectieve) ervaring van de onderzochte personen, zingeving, betekenis
en historie.
Meestal besteedt een kwalitatief onderzoeker een belangrijk deel van zijn tijd aan het analyseren en
interpreteren van (lange) teksten. Maakt namelijk veel gebruik van diepgaande open interviews die
de onderzoeker met psychologische kennis afneemt aan een gering aantal personen.
Kwantitatief onderzoek: deze vorm van onderzoek houdt zich bezig met vragen als; hoeveel, hoe
vaak, hoe is het gemiddeld, wie het meest…? Kwantitatief onderzoek richt zich op het vergaren,
verwerken en interpreteren van allerhande in cijfers uitgedrukte metingen bij veel
onderzoeksobjecten. Dat is bijvoorbeeld nodig als je wil weten hoeveel mannen wel eens naar een
café gaan, in welke mate ouderen in de loop van de jaren longvolume verliezen en in hoeverre het
gebruik van energydrank het uithoudingsvermogen van sporters beïnvloed. In tegenstelling tot
kwalitatief onderzoek heeft de specifieke situatie van de onderzochte personen bij kwantitatief
onderzoek dus nauwelijks invloed op de manier waarop de te verkrijgen gegevens weergegeven
worden. Het resultaat van een kwantitatief onderzoek bestaat bijna altijd uit de cijfermatige
samenvatting van metingen, zoals gemiddelden, percentages, tabellen, grafieken etc.
1.2
,Praktisch relevant onderzoek levert informatie op die helpt verantwoorde beslissingen te nemen. Je
moet er iets mee kunnen. Dat veronderstelt dat een beslissing ook daadwerkelijk door de resultaten
van dat onderzoek beïnvloed moet kunnen worden. Degenen die tot een onderzoek opdracht geven
zijn veelal niet dezelfde personen als degenen die het onderzoek uitvoeren. Zowel opdrachtgevers als
onderzoekers hebben, bewust of onbewust, soms hun eigen motieven. Die motieven kunnen
passend zijn en dan is er niets aan e hand. Soms zijn er echter ook oneigenlijke motieven voor
onderzoek in het spel.
Uitstellen van een moeilijke beslissing
Beslissen komt doorgaans neer op het afwegen van voors en tegens. Daardoor zitten er aan elke
beslissing tegenstrijdige kanten.
Het eigen gelijk willen bevestigen
Soms komt een onderzoek voort uit een verschil van mening. Wie in de discussie het onderspit dreigt
te delven, begint te roepen om harde gegevens.
Ondersteunen van een toch al genomen beslissing
Het kan gebeuren dat een onderzoeker ten tonele verschijnt, terwijl de beslissing in feite al is
genomen. De hoop is dat het onderzoek argumenten of een betere onderbouwing van de beslissing
biedt. Dat maakt het gemakkelijker de beslissing naar buiten te verkopen.
Hopen op een wonder
Mensen verlaten zich soms op onderzoek in de hoop dat uit een veelheid van feiten, gegevens en
informatie vanzelf een keuze komt rollen.
Geld kunnen krijgen of het op willen maken
Er gaat veel geld om in een onderzoek, en wie zijn baan wil behouden of zijn organisatie groot wil
maken, wil nog wel eens in de verleiding komen doel en middel te verwisselen.
Status verhogen
Onderzoek staat aangeschreven als een hoogwaardige, bijna deftige aangelegenheid.
Pappen en nathouden
Het doen van onderzoek kan de functie hebben om aandacht te schenken aan bepaalde problemen
of doelgroepen, zonder dat daar nu (direct) iets aan gedaan hoeft te worden. Als een belangengroep
bijvoorbeeld demonstreert omdat de leden menen in onmogelijke financiële positie te zijn geraakt,
kan de staatssecretaris toezeggen een onderzoek in te stellen naar de leefomstandigheden van de
betrokkenen.
Verantwoordelijkheid ontlopen of maskeren
Onderzoek kan een genomen beslissing de schijn van objectiviteit of onvermijdelijkheid geven.
Daarmee kan de verantwoordelijkheid verhuld worden van degene die een beslissing neemt. Zo is
het voor de directie van een bedrijf bijvoorbeeld gemakkelijker om mee te delen dat onderzoek heeft
aangetoond dat er arbeidsplaatsen ‘moeten’ verdwijnen in plaats van dat de directie ze ‘wil’
schrappen.
Belangen, gevoelens, geldingsdrang, onkunde, luiheid, een gebrek of juist een overmaat aan lef, het
angstvallig letten op wat anderen denken zijn allemaal factoren die bij beslissingsprocessen een
belangrijke rol spelen.
, 1.3
Onderzoek leidt tot een conclusie, die een antwoordt inhoudt op de vraag. Die onderzoeksvraag
wordt meestal de probleemstelling van het onderzoek genoemd. Een belangrijk hulpmiddel om te
bepalen of een probleemstelling de toets der kritiek kan doorstaan is de volgende regel: elke andere
onderzoeker die met dezelfde probleemstelling aan de slag gaat, zou – in alle redelijkheid – tot
ongeveer dezelfde uitslag moeten komen.
Regels en aandachtspunten voor de formulering van een probleemstelling:
De gebruikte term specificeren: een probleemstelling is concreet, scherp en ondubbelzinnig
geformuleerd. Er moet precies bij aangegeven worden wat alle begrippen en termen inhouden,
om wie of wat het gaat en welke omstandigheden het betreft. Door kritische vragen te stellen
kan je steeds tot een betere probleemstelling komen. Je kan wel alles tegelijk vragen, maar niet
alles tegelijk te weten komen.
De te vergelijken aspecten specificeren: een onderzoeksvraag die een vergelijking inhoudt, moet
altijd ook de aspecten aangeven waarop vergeleken wordt.
Beslissingscriteria specificeren: als er te veel overgewicht is, moet er actie worden ondernomen.
Als er genoeg belangstelling voor een bepaalde dienst of behoefte aan een nieuw product
bestaat, kan daarin geïnvesteerd worden. Onderzoek kan hier helpen nagaan of die actie
inderdaad nodig is. Om vrijblijvendheid te voorkomen, moet in zulke gevallen vooraf worden
aangegeven welk criterium geldt: bij welke omvang van overgewicht wordt tot actie besloten?
Geen oordelen en voorschriften: onderzoek kan nooit antwoord geven op een vraag waarin een
oordeel besloten zit. Een oordeel gaat om (varianten van) ‘goed’, en ‘slecht’ en is door zijn aard
subjectief. Hoewel onderzoek geen oordelen kan opleveren, kan onderzoek wel oordelen tot
onderwerp hebben. Zo kan er objectief onderzoek worden gedaan naar de mening van mensen
over bijvoorbeeld supermarktketens of het kabinet. Onderzoek kan wel bijdragen aan een
verantwoorde beslissing of actie.
Dat zou kunnen gelden voor een onderzoek op grond van de volgende probleemstelling: ‘welke
problemen ondervinden daklozen?’.
‘waarom’- en ‘waardoor’- vragen liever vermijden: vragen worden te open waardoor de
onderzoeker vast kan lopen. Wanneer het onderzoek direct het gedrag, de behoeften, motieven
en dergelijk van mensen betreft kun je met kwalitatief onderzoek wellicht toch een heel eind
komen in het afdoende beantwoorden van een waarom- of een waardoor-vraag.
Deelvragen formuleren waar nodig: het lukt niet altijd om een probleemstelling in 1 prachtige
lange zin te zetten en hoeft ook niet. Daarom gebruik je deelvragen. De antwoorden van de
deelvragen zijn nodig om de probleemstelling te kunnen beantwoorden. Soms kunnen
deelvragen worden opgesplitst in subvragen. Onderzoek hoeft niet gebaseerd te zijn op 1 enkele
probleemstelling, maar meerdere verwante probleemstellingen kan hebben.
Probleemstelling en doelstelling onderscheiden: het betreft het verschil tussen de
probleemstelling en doelstelling. De doelstelling heeft te maken met het waarom, de
probleemstelling met het wat van het onderzoek. Bij de doelstelling gaat het er om wat je wilt
bereiken, bij de probleemstelling om wat je daarvoor moet weten. Eenzelfde doelstelling ka tot
meerdere, min of meer onafhankelijke probleemstellingen kan leiden.
1.4