Reflectie op gezondheidswetenschappen
Wetenschapsfilosofie en wetenschapsgeschiedenis
Tentamen: 21 mei 2021
WETENSCHAPSFILOSOFIE
HC 1: standaardbeeld en empirisme
Bijbehorende literatuur:
o Hoofdstuk 1. Wat is Wetenschap? – Koster
o Hoofdstuk 6. Het standaardbeeld van wetenschap – Koster
Twee verschillende manieren om naar wetenschap te kijken: descriptief en normatief
Descriptief: Wat is er gebeurd? Hoe is iets tot stand gekomen? Hoe is theorie Q uit theorie P
voortgekomen? Strookt een element met hoe het in het echt gaat?
Normatief: Wat is een goede theorie? Hoe is wetenschappelijke kennis te rechtvaardigen?
Onderscheid echte kennis vs pseudo kennis? Wat is een adequate wetenschappelijke verklaring? Is het
element een goed en bruikbaar ideaal?
Common sense visie
Het ontwikkelen van ware kennis over de ons omringende wereld
Logische afleidingen
Empirisch vastgestelde feiten
Theorie gebaseerd op feiten
Repliceerbaarheid
Falsifieerbaarheid
Normen en waarden doen er niet toe
Geen externe invloeden (de wetenschappers is autonoom)
Neutraal bij vraagstelling
Onafhankelijk bij de acceptatie
Maatschappelijk waardevrij
Niet normatief
Darwin en de evolutietheorie
Darwin bezocht in 1835 de Galapagoseilanden en volgens de mythe ontstond het idee over de evolutietheorie
op de Galapagoseilanden dat de snavel van de vinken zich over de tijd aanpast aan de hand van het
beschikbare voedsel. Pas een halfjaar na terugkomst, begon hij na te denken over de evolutietheorie en zag in
dat de vinken wel als bewijsmateriaal konden dienen voor deze evolutietheorie. De evolutietheorie is hierbij
met ‘terugwerkende’ kracht ontwikkeld.
De grenzen van wetenschap
Sciëntistische visie: er is maar één vorm van kennis, namelijk wetenschappelijke kennis
Edward Wilson
Alle andere vormen van kennis kunnen herleid worden naar de wetenschap ofwel het label kennis niet
waard zijn
Alles is wetenschappelijk te onderzoeken en wat wetenschappelijk niet vast te stellen is, kan niet
bestaan
Traditionele visie: er bestaan vele vormen van kennis
Freeman Dyson
Er is kennis van de menselijke natuur die niet is afgeleid van wetenschappelijke resultaten maar van
geschiedenis en literatuur en van intieme omgang met vrienden en familie
Naast wetenschappelijke kennis bestaat er kennis van goed en kwaad, van genade en schoonheid, van
ethische en artistieke waarden. Er is ook kennis door meditatie of religie
Ander onderscheid: gedrag van wetenschappers en theorieën/studies
, Theorieën/studies: normen kunnen betrekking hebben op wetenschappelijk werk (bv. theorie of
bepaalde situatie)
Gedrag van de wetenschappers: feiten netjes opgeschreven, resultaten netjes gedeeld, onafhankelijk
opgesteld en niet dogmatisch geweest? Ethiek in de wetenschap
Ethiek in de wetenschap
Robert Merton (socioloog) schreef The normative structure of science (1942): beschrijft het ethos van
wetenschap met de CUDOS-normen
CUDOS-normen:
Communism: wetenschap is een gemeenschappelijk bezit
o Wetenschap is een product van een collectief van onderzoekers en wordt mogelijk gemaakt
door gemeenschapsgeld
o Resultaten moeten openbaar worden gemaakt
Universalism: onpersoonlijke criteria is belangrijk
o De beoordeling van resultaten moet onafhankelijk zijn van ras, geslacht, sociale positie,
nationaliteit, religieuze identiteit en andere ‘irrelevante criteria’
o Het gaat uitsluitend om ‘universele geldigheid en objectiviteit’
Disinterestedness: persoonlijkheid van onderzoeker mag geen invloed hebben op de resultaten
o Bijvoorbeeld eergevoel en belangen
o Voorkomen van fraude en bedrog in de wetenschap
o Interne kwaliteitsbewaking door georganiseerde wederzijdse kritiek
Organized scepticism: basishouding van wantrouwen tegenover wetenschappelijke resultaten
o Peer review
Kritiek op CUDOS-normen
John Ziman (theoretisch natuurkundige)
Descriptieve kritiek op de normen van Merton
CUDOS slaat niet op industriële en overheids- research labs
CUDOS-normen kunnen ook normatief worden opgevat: zo is het misschien niet, maar zo zou het moeten zijn
gedragscodes VSNU
VSNU-gedragscode: hoe wetenschappers zich moeten gedragen
1. Eerlijkheid en zorgvuldigheid
2. Betrouwbaarheid
3. Controleerbaarheid
4. Onpartijdigheid
5. Verantwoordelijkheid
EMPIRISME
Normatieve theorie
Kennis is gebaseerd op waarnemingen (empirie) en experiment
Inductieve methode
Inductie: als X zeer vaak en onder veel verschillende omstandigheden waargenomen is en als X steeds samen
met Y optrad, dan is de conclusie: altijd als X, dan Y (bv. aantal zwarte raven waargenomen, dus alle raven zijn
zwart) geen logisch geldige redenering
Deductie: wet hypothese conclusie
Deductie is waarheidsbehoudend, de conclusie wordt afgedwongen
Logische geldigheid is niet hetzelfde als waarheid
Bv. alle zoogdieren hebben longen, dolfijnen zijn zoogdieren dus alle dolfijnen hebben longen
Inductie en deductie komen bij elkaar in de empirische cyclus
,Empirische basis bestaat uit waargenomen feiten en die worden uitgedrukt in singuliere
waarnemingsuitspraken: hierin wordt iets gezegd over een eindig aantal dingen
Universele uitspraken zeggen iets over een oneindige verzameling dingen (bv. alle dingen vallen als zij boven
de grond worden losgelaten)
Empirische wetten
Empirische wetten ontstaan uit de verzamelde feiten door inductie
Aan empirische wetten kan nooit met zekerheid een waarheid worden toegekend
De eis van verifieerbaarheid wordt vervangen door de eis van confirmeerbaarheid: de feiten verlenen
aan de empirische wet geen absolute zekerheid maar wel een mate van waarschijnlijkheid
praktische zekerheid, maar geen absolute zekerheid
Logisch positivisme
Bakermat moderne wetenschapsfilosofie
Gezelschap geleerden die de wereld wilden verbeteren
Wars van hoogdravende speculatieve ideeën en theorieën ze vonden dat ze hiermee het verkeerde
pad opgingen, ze wilden terug naar echte kennis gebaseerd op empirie (logica)
Variant van empirisme
Belangrijke invloed in psychiatrie en psychologie: patronen in gedrag waarnemen, mentale processen
konden niet waargenomen worden
Verificatie-criterium van betekenis: een uitspraak heeft alleen betekenis als er omstandigheden kunnen
worden gespecificeerd waaronder die uitspraak waar is, daar ontleent ze haar betekenis aan.
Wetenschappelijke rationaliteit
Een theorie moet logisch consistent zijn: er geen mag contradictie in voorkomen, zo wel dan is de
theorie onacceptabel
Gebaseerd op feiten
Onderzoeker doet waarnemingen zonder gekleurde bril
HC 2: Popper en Kuhn
Bijbehorende literatuur:
o Hoofdstuk 7. De kritiek van Popper op het standaardbeeld – Koster
o Hoofdstuk 8. De paradigmatheorie van Kuhn – Koster
Positivisme: de visie dat kennis alleen gebaseerd kan zijn op de direct zintuigelijke waarneming en dat
andersoortige claims luchtfietserij zijn. Er is een verwantschap met naturalisme maar de twee visies zijn niet
identiek
Logisch positivisme: positivisme gecombineerd met inzichten uit de logica
Inductie gebruiken om waarnemingen theorie
Predikaatlogica als strenge grammatica (onzin wordt dan weggehaald)
Kritiek op logisch positivisme
Inductieprobleem
Geen theorievrije waarneming (voorbeeld ontdekking Uranus, Herschel): de theorie die je al kent of
waaruit je denkt, heeft invloed op nieuwe waarnemingen en ontdekkingen
Inductie vooronderstelt een gelijkenissen-metriek, een idee van uniformiteit
Aanleiding voor Popper
De kritiekpunten vormen aanleiding voor ideeën van Karl Popper
Plus: het idee dat deductie wel logisch geldig is
Popper vertrekt vanuit deductie
Demarcatiecriterium Popper: een theorie (of uitspraak) is wetenschappelijk als zij weerlegbaar, falsifieerbaar
of testbaar is. Al kan een theorie door nog zoveel feiten bevestigd worden en al gebeurt dat de facto ook, als zij
nooit door enig feit weerlegd kan worden, dan kan zij geen aanspraak maken op de titel wetenschappelijk. Een
, theorie moet bekritiseerbaar zijn op grond van feiten. Het logisch-positivistische criterium werkt dus een
wetenschappelijke theorievorming in de hand die zich immuniseert tegen kritiek, die dus dogmatisch wordt
(wetenschap is juist anti-dogmatisch).
Popper zet zich af tegen het fundamentalisme en relativisme. Tussen het fundamentalisme, dat waarheid als
absolute zekerheid definieert, en relativisme dat stelt dat die waarheid niet bestaat en dat alles relatief is, wil
Popper nu vasthouden aan het standaardbeeld: namelijk dat wetenschap een rationele onderneming is, geleid
door de ideeën van waarheid, objectiviteit en onafhankelijkheid. De theorie moet in botsing komen met de
feiten en daarmee weerlegbaar zijn.
Volgens Popper wordt elk mens met bepaalde verwachtingspatronen geboren en die patronen vormen een
soort startpunt, een eerste aangeboren zoeklicht.
Consensus vormt de hoeksteen van Poppers begrip van wetenschappelijke rationaliteit. Een rationele
consensus wordt bereikt wanneer een groep mensen het op grond van de kracht van hun wederzijdse
argumenten eens is over een bepaalde kwestie.
Modus Ponens
Modus Tollens
Belangrijk bij Popper, logische vorm
Toepassing Modus Tollens:
Cruciaal experiment: 1919 Eddington expeditie
Echter de 2.7 graden verschuiving werd wel aangenomen. De theorie is niet bevestigd, maar gecorroboreerd
(theorie heeft falsificatie poging ondergaan). De theorie werd niet gefalsifieerd, maar was wel falsifieerbaar
de theorie blijft (voorlopig) overeind
Falsifieerbaar
‘Alle metalen geleiden stroom’: falsifieerbaar, omdat er maar één metaal gevonden hoeft te worden
die geen stroom geleid om aan te tonen dat niet alle metalen stroom geleiden