Effectief communiceren en beïnvloeden
Loomans, N. (2014). Effectief communiceren en beïnvloeden: Persoonlijk inzicht, gesprekstechnieken
en beïnvloedingsvaardigheden. Hilversum: Concept uitgeefgroep.
Deze samenvatting bevat de hoofdstukken 2 (2.1 t/m 2.5), 3, 4, 5 (5.5 en 5.6), 7, 8 (8.2 en 8.4), 9, 11
(11.2, 11.5 en 11.6), 12, 13 (13.2, 13.6 en 13.7)
Hoofdstuk 2: De eerste indruk
2.1: Inleiding
Een goede eerste indruk is van belang om te zorgen dat
Je een constructief gesprek kunt voeren;
Je boodschap wordt gehoord;
Je overtuigingskracht vergroot.
2.2: Psychologie van de eerste in druk
Binnen enkele ogenblikken vormen we een eerste indruk van een ander. Uit een onderzoekers van
Ambady en Rosenthal (1992) bleek dat proefpersonen in staat waren om a.d.h.v. geluidloos
beeldmateriaal de belangrijkste persoonskenmerken van een docent te kunnen benoemen. Ze
benoemde dezelfde kenmerken als de studenten die deze docent als vaste docent hadden. De reden
dat mensen hiertoe in staat zijn heeft te maken met generalisatie en stereotypering.
2.2.1: Stereotyperingen
Het beoordelen van mensen op basis van stereotyperingen doen we allemaal. Dit wordt ook wel het
tusseneffect benoemd en is een soort oerinstinct om gevaarlijke situaties snel te kunnen herkennen.
Zo maken mensen met een baby-face minder kans op een leidinggevende functie. Mensen zijn ook
geneigd om zich naar een bepaald stereotype te voegen. Soms kunnen ook de omstandigheden
maken dat bepaalde stereotypen meer ruimte krijgen. Het feit dat vrouwen kinderen kunnen baren,
maakt dat ze kinderen verzorgen, waardoor ze beter worden in zorgtaken en uiteindelijk bestaat het
stereotype dat vrouwen zorgzaam zijn.
Ook accessoires worden ingezet om een bepaalde stereotype te onderstrepen. Stereotypen kloppen
echter lang niet altijd. Soms kun je een stereotype van tevoren ondervangen door je bewust te zijn van
hoe mensen naar je kijken en ook door je bewust te zijn van hoe je zelf naar anderen kijkt.
2.2.2: Halo-, horn- en leniency-effect
Andere generalisaties die van invloed zijn op de eerste indruk zijn:
Halo-effect: Wanneer we iets positiefs over iemand weten, kan de neiging ontstaan om allerlei
positieve eigenschappen aan die andere persoon te koppelen.
Horn-effect: Bij een negatieve ervaring met een persoon kan de neiging ontstaan om iemand
vooral negatief te beoordelen.
Leniency-effect: Dit is de neiging om vrienden en bekenden positiever te beoordelen dan
vreemden.
2.3: Opbouw van de eerste indruk
2.3.1: Eerste indruk op basis van persoonlijk contact
Drie soorten factoren zijn van groot belang voor de eerste indruk te weten:
Sociale factoren: Beroep, nationaliteit, woonplaats, religie e.d.;
Uiterlijke factoren: Geslacht, postuur, lichaamslengte, leeftijd, stem, geur, kleding e.d.;
Gedrag: Houding, gezichtsuitdrukking, gebaren en taalgebruik.
,Van vrouwen wordt algemeen aangenomen dat ze de gevoelens van anderen kunnen herkennen. Bij
postuur kan worden opgemerkt dat men dikke mensen vaak als gezellig en magere mensen als
secuur beschouwd. Dit klopt niet, maar denk- en lachrimpels of overblijfselen van een ziekte zeggen
wel iets over mensen. Grote mensen hebben vaak een natuurlijk overwicht. Dit verschil kunnen kleine
mensen compenseren door hoge hakken te dragen of door voor te stellen om een gesprek zittend te
voeren. Ook leeftijd is een bepalende factor. Jonge mensen kunnen als onbezonnen worden ervaren
en oudere mensen als conservatief. Mensen met een lage en rustige stem wekken de indruk dat ze in
control zijn en mensen die zweterig ruiken, kunnen de indruk wekken dat ze gestrest zijn. Ook kleding
is van belang. Het gaat erom dat de kleding die je draagt je persoonlijkheid ondersteund. Overigens
zijn bij kleding van de lijn en de vormen belangrijker dat de kleur. Ook harmonie in kleding is van
belang.
Een zelfverzekerde indruk kun je ook wekken door je houding. Houdt je rug recht en je schouders
ontspannend. Door een beetje naar de ander toe te bewegen kun je een luisterende houding
uitstralen. Met een glimlach kan een vriendelijke indruk worden gewekt die de ander gerust stelt. Voor
oogcontact geldt dat het goed is om het af te wisselen. Teveel wegkijken kan onzeker of
ongeïnteresseerd overkomen, maar oogcontact overdrijven kan juist weer een intimiderende indruk
wekken.
Een handdruk is ook van invloed op de eerste indruk. Een stevige hand wekt een zelfverzekerdere
indruk dan een slappe handdruk. Daarnaast maakt het uit of je klamme, zweterige, droge of koele
handen hebt. Een handdruk die van bovenaf gegeven wordt kan dominantie uitstralen. een verticale
hand drukt gelijkwaardigheid uit. Ook gebaren zijn van belang. Grote gebaren komen zelfverzekerder
over dan kleine gebaren, maar te grote gebaren kunnen dan weer agressief overkomen. Ook het
tempo is van invloed. Een hoog tempo kan onzeker overkomen. Ook via het taalgebruik kan een
bepaalde indruk worden achtergelaten. Uiteindelijk is het alles bij elkaar wat telt. Mensen hebben de
neiging om zichzelf te positief in te schatten. Om dit te ondervangen is het goed om hierover feedback
van anderen te vragen.
Bij een eerste indruk is het ook van belang om oprechte aandacht voor iemand te tonen. Het bekijken
van berichten kan overkomen als desinteresse. Via oefeningen is het mogelijk om bepaalde
kenmerken in het gezicht te veranderen om daarmee een betere eerste indruk op mensen te maken.
Het boek Facercise van Maggio (1996) geeft adviezen over hoe de volgende veranderingen bereikt
kunnen worden:
rozigere teint;
hogere wenkbrauwen;
groter lijkende ogen;
minder wallen onder de ogen ;
kortere/smallere neus;
vollere lippen;
stevige kaaklijn;
omhoog wijzende mondhoeken;
strakkere/gladdere kin en nek.
Zaken als nationaliteit of je rol in een groep blijven tot op zekere hoogte vaak wel onderdeel van je
persoonlijkheid en de manier waarop mensen naar je kijken. Dit zijn eigenschappen die moeilijker
beïnvloedbaar zijn. Het is altijd van belang om te focussen op de positieve eigenschappen die je sterk
maken in het contact met anderen. Zaken die als storend worden ervaren, kunnen ook maar het beste
kort benoemd worden, zodat op die manier een stoorzender in de communicatie kan worden
weggenomen.
2.3.2: Eerste indruk op basis van profielinformatie
Ook als er nog geen ontmoeting heeft plaatsgevonden, kunnen bepaalde gegeven als een eerste
indruk teweegbrengen. Hierbij valt te denken aan naam, geslacht, beroep, nationaliteit, activiteit op
internet/sociale media.
2.3.3: Eerste indruk door voicemail en telefoon
Ook het horen van iemands stem aan de telefoon is van invloed op de eerste indruk. Een aantal tips
voor het inspreken van je persoonlijke voicemail zijn:
, Warm eerst de stem op door een minuut lang hardop te spreken.
Drink water om door het slikeffect en rustigere stem te krijgen.
Praat met een lach om de boodschap vriendelijker te laten klinken.
Ook als je de voicemail van iemand anders in spreekt is het belangrijk om bondig te zijn en
vriendelijk over te komen.
2.4: Van eerste indruk naar persoonlijke indruk
Een eerste indruk is vaak hardnekkig en mensen zijn geneigd om in alle gebeurtenissen daarna een
bevestiging te zien van hetgeen ze eerder hebben waargenomen. Op die manier gaat een eerste
indruk vaak over op een persoonlijke indruk. De eerste indruk kan ook veroorzaakt worden doordat
mensen reageren op basis van bepaalde gebeurtenissen in hun leven of vanuit een bepaalde rol.
Mede om die reden kan een eerste indruk dus ook een heel vertekend beeld geven en moeten we
soms onze eerste indruk bijstellen.
2.5: Een slechte eerste indruk herstellen
2.5.1: Een slechte indruk voorkomen
Soms kunnen er omstandigheden zijn die van invloed kunnen zijn op de eerste indruk die je op
iemand maakt. Het kan dan goed zijn om dat ook te benoemen, zodat de ander er rekening mee kan
houden.
2.5.2: Schade herstellen na een slechte indruk
Een slechte eerste indruk is niet het einde van de wereld. De schade kan weer goed gemaakt worden
door:
Excuses aan te bieden over het feit dat het eerste gesprek niet soepel verliep;
Bij een volgende ontmoeting beter gedrag te vertonen zodat iemand naar verloop van tijd zijn
mening bijstelt.
Hoofdstuk 3: Persoonlijke eigenschappen
3.1: Inleiding
De definitie van persoonlijkheid die in
dit boek gebruikt wordt is die van
Hofstede (2005) te weten 'dat wat
ieder mens tot een uniek wezen
maakt'. Belangrijke onderdelen van
de persoonlijkheid die gedeeltelijk
overlappen zijn:
Persoonlijke aanleg: Dit zijn
natuurlijke eigenschappen
waarvan nog niet direct
bepaald is dat ze zich ook
daadwerkelijk manifesteren of
zich ontwikkelen.
Persoonlijke eigenschappen:
Hierbij valt te denken aan
karaktereigenschappen die
moeilijk te veranderen zijn.
Kernkwaliteiten: Dit zijn de
eigenschappen die typerend
zijn voor die persoon. Zonder die kernkwaliteiten zou deze persoon iemand anders zijn.
Persoonlijke voorkeuren: Persoonlijke voorkeuren liggen ook grotendeels vast, maar zijn wel
veranderbaar.
3.2: Ontwikkeling van de persoonlijkheid
3.2.1: Genen, hersenen en persoonlijkheid
Hersenonderzoek toont aan iemands karaktereigenschappen, talenten en beperkingen deels al vanaf
de geboorte vastliggen (Swaab , 2010). Uit tweelingonderzoek blijkt ook dat persoonlijkheid, intellect,
,aanleg voor depressie, migraine en hart- en vaatziekten in belangrijke mate erfelijk zijn bepaald
(Boomsma, 2008). Daarnaast is ook de omgeving in belangrijke mate bepalend voor hoe iemand zich
ontwikkeld. Wanneer mensen ongeveer 23 tot 25 jaar oud zijn, zijn de hersenen volledig ontwikkeld en
tot die tijd is de hersenstructuur nog flexibel. Voor mensen tot 23 jaar is het bijvoorbeeld makkelijker
om een nieuwe taal aan te leren (Swaab, 2010).
3.2.2: Socialisatie en persoonlijkheid
Doordat mensen van jongs af aan bepaalde normen en waarden aanleren, ontwikkelt ook hun
persoonlijkheid zich. Dit proces wordt ook wel socialisatie genoemd. Socialisatie gaat verder dan de
opvoeding, omdat het breder is dat de inspanningen van ouders en leerkrachten om kinderen
bepaalde normen en waarden bij te brengen. In de ontwikkeling zien we dat vaak seksestereotype
gedrag wordt gestimuleerd. Er zijn drie vormen waarop het socialisatieproces kan worden
vormgegeven te weten:
Primaire socialisatie (sociale huid): Dit is de socialisatie die met name ziet op de opvoeding
door ouders peergroups (groepen leeftijdsgenoten) waarbij het gaat over het leren van taal en
bepaalde basisattituden;
Secundaire socialisatie (sociale kleding): Deze socialisatie ziet vaak op de interactie met
indirecte relaties zoals school of de werkomgeving waaraan we ons aanpassen;
Tertiaire socialisatie: Dit is socialisatie die vooral betrekking heeft op interactie via internet,
computergames of het kijken naar films en series.
3.2.3: Nature-nurture en persoonlijkheid
De aangeboren eigenschappen in combinatie met de kenmerken die voortkomen uit het
socialisatieproces zorgen gezamenlijk voor een unieke set aan eigenschappen. Twee aspecten in de
interactie met mensen zijn van belang te weten:
Accepteer mensen zoals ze zijn.
Het veranderen van mensen is
vaak in beperkte mate mogelijk.
Het is echter niet uitgesloten dat
er verandering optreedt in het
denken en het gedrag;
Je persoonlijkheid bepaald de bril
waardoor je de wereld ziet, maar
een ander ziet de wereld weer
door een geheel andere bril.
3.3: Persoonlijkheidstypen
Zowel het persoonlijkheidsmodellen
Myers-Briggs Type Indicator (MBTI) dat
ontwikkeld is door Katharine Cook Briggs
en haal dochter Isabel Briggs Myers als
het model van Big Five zijn instrumenten om de verschillen tussen mensen te duiden. De modellen
gaan van bepaalde persoonlijkheidstypen uit. De modellen helpen om meer inzicht te krijgen in je
eigen persoonlijke voorkeuren en dat inzicht kan bijdragen aan de interactie met anderen. Dergelijke
profielen worden ook door HRM'ers gebruikt in het matchen van medewerkers.
3.3.1: MBTI
Binnen het MBTI-model wordt uitgegaan van de indeling in persoonlijkheidstypen van Jung (1921). In
de MBTI-test wordt van de volgende persoonlijke voorkeuren uitgegaan:
Gericht op de binnenwereld of juist of de buitenwereld;
Gericht op feitelijkheden of juist op het grotere plaatje en ervaringen;
Gericht op denken versus gericht zijn op het voelen;
Gericht op planmatig werken versus gericht zijn op flexibiliteit en improviseren.
,Aan de hand van een ingevulde vragenlijst wordt een MBTl-profiel vastgesteld bestaande uit vier
letters en daarmee zestien mogelijke persoonlijkheidstypen. Wanneer je persoonlijkheidsstijl veel
overeenkomst vertoond met die van de ander verloopt een gesprek vaak soepel. Als er minder
overeenkomsten zijn, is het goed om dit te benoemen en ook stil te zijn bij het feit dat je elkaar
aanvult. Het kan je effectiviteit dus vergroten door de verschillen als aanvullend te zien.
Persoonlijkheidseigenschappen die je van nature niet hebt, kun je wel aanleren.
De Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN) stelt wel dat de MBTI-methode niet op
voldoende wetenschappelijk onderzoek gebaseerd is. Ook worden bepaalde eigenschappen zoals
introvert en extravert als tegenpolen aangemerkt, terwijl uit onderzoek blijkt dat een persoon zowel
introvert als extravert (ambivert) kan zijn. Daarnaast is er kritiek op het feit dat alle karakters in 16
types worden uitgedrukt. Dit kan mogelijk geen recht doen aan het feit dat er mogelijk veel meer
verschillende types te onderscheiden zijn.
3.3.2: Big Five
De Big Five-methode (ook wel OCEAN genoemd) is in tegenstelling tot de MBTI
persoonlijkheidsmodel dat wel op wetenschappelijk onderzoek is gestoeld. De methode kan worden
gebruikt bij het maken van loopbaankeuzes of om de interactie tussen personen te kunnen duiden.
Het Big Five-model beschrijft vijf karaktertrekken die het acroniem OCEAN afdekken. Hieronder
worden ze weergegeven met de in Nederland gebruikte term erachter:
Open (intellectuele autonomie/openheid): Heeft betrekking op de focus op het onbekende en
gaat over fantasie, esthetiek, gevoel, veranderbaarheid, ideeën en waarden;
Conscientious (zorgvuldigheid/consciëntieusheid): Heeft betrekking op de focus op resultaten
en gaat over doelmatigheid, ordelijkheid, betrouwbaarheid, doelgerichtheid, discipline en
bedachtzaamheid.;
Extravert (extraversie): Heeft betrekking op de focus op de buitenweten en gaat over
hartelijkheid, sociabiliteit, dominantie, energie, avonturisme en vrolijkheid;
Agreeableness (vriendelijkheid/altruïsme): Heeft te maken met de focus op de ander en gaat
over vertrouwen, oprechtheid, zorgzaamheid, meegaandheid en bescheidenheid.;
Neuroticism (emotionele stabiliteit/neuroticisme): Heeft betrekking op de focus op emotionele
(in)stabiliteit en gaat over angst, ergernis, depressie, schaamte, impulsiviteit en
kwetsbaarheid..
In het big-five model is sprake van een normale verdeling van karaktertrekken wat bijvoorbeeld inhoud
dat iemand zowel introvert als extravert kan zijn. Er is echter ook kritiek op het Big-Five-model. Zo
,werden er maar vijf eigenschappen in behandeld, terwijl er veel meer eigenschappen te definiëren
zijn. Ashton en Lee hebben een Big Six-model bedacht met daarin de volgende eigenschappen:
Honesty-humility (integriteit);
Emotionality (emotionaliteit);
Extraversion (extraversie);
Agreeableness (verdraagzaamheid);
Conscientiousness (consciëntieusheid);
Openness to experience (openheid voor ervaringen).
Een algemene kritiek op persoonlijkheidsmodellen is dat ze kunnen lezen als een horoscoop vooral
als de beschrijvingen enigszins vaag zijn. Dit effect werd door Forer (1949) die aan een groep
studenten allemaal dezelfde beschrijving van hun persoonlijkheid liet lezen en alle studenten
herkenden zich erin.
3.4: Kernkwaliteitenbenadering
De kernkwaliteitenbenadering van Daniël
Ofman (1992) gaat niet primair uit van een
vragenlijst, maar richt zich op eigenschappen,
leerpunten en gevoeligheden. Volgens Ofman
heeft iedereen alle kernkwaliteiten in zich en
kan iedereen zich hierin ontwikkelen. Het is
afhankelijk van de levensfase en de
persoonlijke ontwikkeling welke
kernkwaliteiten het beste naar voren komen.
3.4.1: Kernkwaliteiten begrijpen
In het model zijn er vier termen die centraal staan te weten:
Kernkwaliteit: Kenmerk die typerend is voor een persoon. Zonder deze eigenschap zou deze
persoon iemand anders zijn;
Valkuil: Wanneer iemand doorschiet in zijn kernkwaliteit, is het niet meer effectief.
Daadkrachtig wordt drammerig en zorgzaam wordt betuttelend;
Allergie: Wie de kernkwaliteit flexibel heeft, zal een allergie hebben voor starheid. De allergie
is namelijk het tegenovergestelde van de kernkwaliteit;
Uitdaging.
Door beter zicht te hebben op de eigen kernkwaliteiten, valkuilen, uitdagingen en allergieën van jezelf
en de ander, kun je effectiever en prettiger samenwerken met anderen. Mensen die in je allergie zitten
hebben vaak een kernkwaliteit die je voor jou een uitdaging is.
3.4.2: Kernkwaliteiten opstellen
Via de onderstaande figuur kan een kernkwadrant worden samengesteld:
,3.4.3 Leren met kernkwaliteiten
In tegenstelling tot de Big Five-
methode en MBTI houdt het model van
de kernkwadanten meer rekening met
de situatie. Dit wordt ook zichtbaar is
een dubbelkwadrant. Hiernaast wordt
daarvan een voorbeeld getoond. In dit
voorbeeld zien we hoe Jantje en Truus
in elkaars allergie zitten. De valkuilen
zijn vaak het gevolg van doorslaan in
een kernkwaliteit. Door hiervan bewust
te zijn, kan de samenwerking
verbeteren en dat bevorderd de
samenwerking. Ook de lading van
minpunten wordt kleiner doordat
valkuilen te definiëren zijn als 'te veel van het goede'. In een sollicitatiegesprek kan het nuttig zijn om
aan de hand van het kernkwadantenmodel te laten zien dat je inzicht heb in jezelf en de omgeving.
Door aan te geven dat je je bewust bent van de ineffectieve kant van je kernkwadrant, wat dit inzicht je
oplevert, en hoe je eraan werkt in meer in balans te zijn, kun je een sterke en zelfbewust indruk
maken.
3.5: Persoonlijkheid en identiteit
Hoewel je identiteit zich vanaf de geboorte en in het socialisatieproces tot nu toe in belangrijke mate
gevormd heeft, is je identiteit nog steeds beïnvloedbaar. Er zijn twee manieren om gericht invloed uit
te oefenen op je persoonlijkheid te weten:
Persoonlijke ontwikkeling: Denk hierbij bijvoorbeeld aan het bewust toepassen van het
kernkwadantenmodel;
Personal branding: Denk hierbij aan de manier waarop je je presenteert naar de buitenwereld.
Het gaat dan over hoe je jezelf presenteert als een merk.
Bij personal branding is de verbinding tussen identiteit en interactie van groot belang. Die
wisselwerking, werkt als volgt:
Identiteit is bepalend voor hoe je in de interactie overkomt;
De kwaliteit van de interactie bepaald de kansen die je krijgt;
De kansen die je krijgt, zijn weer bepalend voor je identiteit.
,3.6: Praktijk
Hoofdstuk 4: Communicatiestijlen onderzoeken
4.1: Inleiding
Communicatiestijlen omvatten o.a. spreek- en luisterstijlen die per persoon verschillend zijn. Wanneer
je in staat bent om je communicatiestijl aan te passen op die van een ander, wordt je sneller
sympathiek gevonden.
4.2: Spreekstijlen ontdekken
4.2.1: Assertief of niet-assertief spreken
Aan de manier waarop iemand spreekt kan vrij makkelijk worden opgemaakt of de persoon al dan niet
assertief is. Er zijn hierin verschillende gradaties te onderscheiden te weten:
Subassertief: Iemand die subassertief is komt niet genoeg voor zichzelf op.
Agressief: Iemand die agressief is wordt als bot ervaren.
Assertief: Iemand die assertief is, heeft genoeg oog voor de belangen van de ander en de
eigen belangen.
Wegkijken of blozen wordt in de Nederlandse cultuur als subassertief, verlegen, conflictmijdend en
onderdanig gezien. In andere culturen kan het niet aankijken juist als respectvol worden gezien.
Uiteindelijk kan subassertief gedrag een relatie in negatieve zin beïnvloeden. Het is goed om je
bewust te zijn van de tien assertieve rechten te weten:
Je mag zelf oordelen over je gedrag, gedachten en gevoelens en alleen jijzelf bent er
verantwoordelijk voor.
Je hoeft geen verantwoording af te leggen voor je gedrag.
Je hoeft geen oplossing te zoeken voor het probleem van een ander.
Je hebt het recht om je mening bij te stellen.
Je hebt het recht om fouten te maken en daar de verantwoordelijkheid voor te dragen.
Je hebt het recht om aan te geven dat je iets niet weet.
Anderen hoeven je niet aardig te vinden om met je om te kunnen gaan.
Je hebt het recht om onlogische besluiten te nemen.
Je hebt het recht om aan te geven dat je iets niet begrijpt.
Je hebt het recht om te zeggen dat iets je niets kan schelen.
, Assertiviteit heeft alles te maken met de balans tussen lef en tact. Wanneer je 'nee' zegt tegen een
verzoek, is het belangrijk om daarbij niet door te slaan naar agressief gedrag. Enkele tips om het
assertief aan te pakken zijn:
Maak (oog)contact;
Toon begrip voor de ander;
Zeg 'nee' zonder erom heen te draaien
Hou het bondig.
Agressief gedrag kan ook voortkomen uit een situatie waarin iemand lange tijd subassertief is geweest
en daardoor te veel geïncasseerd heeft. Op een gegeven moment kan dan de bom barsten. Assertief
gedrag begint met zelfvertrouwen en het nemen van verantwoordelijkheid voor eigen keuzes. Daarbij
is het van belang om geen zinsconstructies te gebruiken als 'ik moet...'. Neem eigen regie en
verantwoordelijkheid voor de keuzes die je maakt. Zinnen met 'ik moet...' worden door Kofman (2006)
omschreven als slachtoffertaal. Het gaat over het tonen van een soort onschuld. De suggestie bestaat
dat iets buiten je cirkel van invloed ligt, waardoor je ook kan worden aangezien voor iemand die
incompetent is. Mensen die verantwoordelijkheid nemen worden door Kofman beschouwd als 'speler'.
Subassertief taalgebruik uit zich o.a. door het gebruik van verkleinwoorden en aarzeling. Agressief
taalgebruik komt vaak tot uiting met dreigende taal, verwijten, scheldwoorden, generaliserende
uitspraken of denigrerende uitspraken.
4.2.2: Seksestereotype benadering
Zowel de Amerikaanse onderzoeker Sociolinguïste Tannen (2006) als de Nederlandse Keune (2012)
hebben onderzoek gedaan naar typische mannelijke en vrouwelijke spreekstijlen.
Onderzoeker mannelijke spreekstijl vrouwelijke spreekstijl
Tannen (2006) geven feitelijke informatie praten makkelijker over gevoel
nemen een standpunt in stellen meer vragen
eigen prestaties benadrukken minder eigen prestaties benadrukken
ongevraagde meningen ventileren collega's vragen naar hun mening
minder onnodige bescheidenheid soms onnodige bescheiden
Keune (2012) informatieve spreekstijl betrokken spreekstijl
. meer zelfstandige naamwoorden meer werkwoorden
gebruik van veel unieke woorden gebruik van veel voorkomende woorden
gebruiken vaker je, d'r, uh, uhm, ja gebruiken vaker ik, hij en oh
en nee
veel gebruikte woorden die op -lijk veel gebruikte woorden die op -lijk eindigen
eindigen zijn tamelijk, onmiddelijk, zijn dadelijk, vriendelijk, lelijk, vrolijk,
ongelofelijk, feitelijk en duidelijk eindelijk en verschrikkelijk
Mannen hebben vaak een leiderschapsstijl die meer gericht is op leiderschap en vrouwen krijgen
doorgaans meer gedaan in het leggen van relaties. Om die reden kunnen vrouwen die een
leidinggevende positie ambiëren wellicht de neiging hebben om een meer mannelijke spreekstijl te
hanteren. De spreekstijl van mannen en vrouwen is echter ook heel erg context-afhankelijk. De
organisatiecultuur waarin iemand zich bevindt is daarin vaak nog belangrijker dan sekse.